Wet brutering overhevelingstoeslag lonen

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-10-2016.
Geldend van 01-01-2015 t/m 25-09-2017

Wet van 22 december 1993, houdende vaststelling van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot verhoging van het loon ter compensatie van het vervallen van de overhevelingstoeslag;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b. overhevelingstoeslag: De overhevelingstoeslag, bedoeld in artikel 1 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies en in artikel 3 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies;

  • c. vervaljaar: het krachtens artikel 9 vastgestelde jaar met ingang waarvan de verplichting tot betaling van een overhevelingstoeslag komt te vervallen.

Artikel 2

  • 1 De voor de berekening van de overhevelingstoeslag voor het jaar 1995 geldende premiepercentages worden in afwijking van artikel 2 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies afgeleid van en tegelijkertijd vastgesteld met de voor het jaar 1994 geldende premiepercentages.

  • 2 Het voor de berekening van de overhevelingstoeslag geldende percentage wordt, in afwijking van artikel 1, tweede lid, van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies en van artikel 2 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies, voor de jaren 1996 en volgend vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, overeenkomstig de navolgende leden. Daarbij kan dit percentage voor verschillende categorieën inhoudingsplichtigen of personen verschillend worden vastgesteld.

  • 3 Uitgaande van de voorafgaande vaststelling van het percentage van de overhevelingstoeslag, worden in dat percentage wijzigingen aangebracht overeenkomstig de lastenontwikkeling uit hoofde van de verzekering langdurige zorg en de algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering in het jaar 1995 en de daaropvolgende jaren.

  • 4 Voorts kunnen in dat percentage wijzigingen worden aangebracht:

    • a. teneinde te voorkomen dat andere wettelijke maatregelen leiden tot een verschuiving van financiële lasten tussen werkgevers en werknemers;

    • b. teneinde te bewerkstelligen dat een uit andere wettelijke maatregelen voortvloeiende wijziging van financiële lasten evenwichtig wordt gespreid over werkgevers en werknemers;

    • c. ter beperking van de financiële lasten voor werkgevers, te financieren uit de ruimte beschikbaar in het kader van het beleid gericht op lastenverlichting.

  • 5 Alvorens een voordracht tot een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het tweede lid, te doen deelt Onze Minister de zakelijke inhoud van het voorgenomen besluit mede aan de beide Kamers der Staten-Generaal. De voordracht tot de maatregel kan eerst worden gedaan nadat tien dagen zijn verstreken na die mededeling.

  • 6 Een maatregel als bedoeld in het tweede lid treedt in werking met ingang van 1 januari. Een besluit tot vaststelling van de overhevelingstoeslag per 1 januari van het vervaljaar wordt bij voorkeur vastgesteld gelijktijdig met de vaststelling van de overhevelingstoeslag voor het jaar dat aan het vervaljaar voorafgaat, rekening houdende met de lastenverschuivingen en -wijzigingen zoals die naar redelijke verwachting voortvloeien uit wettelijke maatregelen die uiterlijk op 1 januari van het vervaljaar in werking zullen treden. Latere vaststelling kan evenwel plaatsvinden indien daarvoor bijzondere redenen zijn.

Artikel 3

  • 1 Degene op wiens loon in het jaar, voorafgaande aan het vervaljaar door een inhoudingsplichtige ingevolge Hoofdstuk II van de Wet financiering volksverzekeringen premie voor de volksverzekeringen dan wel premievervangende loonbelasting is ingehouden, heeft met ingang van 1 januari van het vervaljaar jegens deze inhoudingsplichtige recht op een verhoging van zijn per betalingstermijn uit te betalen loon. Dit recht vervalt zodra te zijnen aanzien overeenkomstig artikel 8 van dit artikel is afgeweken.

  • 2 Het bedrag van de verhoging is gelijk aan een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage over het loon betreffende de betalingstermijn waarbinnen 1 januari van het vervaljaar valt, doch bedraagt op jaarbasis ten hoogste een bij die regeling bepaald bedrag. Bedoeld maximumbedrag wordt naar evenredigheid verminderd bij een arbeidsduur welke korter is dan de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen. Bedoeld percentage en maximumbedrag worden afgeleid van, en tegelijkertijd vastgesteld met, de vaststelling van de overhevelingstoeslag voor het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar, dan wel de vaststelling van de overhevelingstoeslag per 1 januari van het vervaljaar, zo deze heeft plaatsgevonden.

  • 3 Bij de berekening van het bedrag van de verhoging worden bestanddelen van het loon, waarvan de hoogte afhankelijk is gesteld van het per betalingstermijn uit te betalen loon, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4

  • 1 Ter zake van loon, waarop vóór het vervaljaar aanspraak dan wel recht is ontstaan, doch waarvan eerst in of na het vervaljaar premie voor de volksverzekeringen dan wel premievervangende loonbelasting wordt ingehouden, bestaat op het tijdstip waarop de betreffende inhouding plaatsvindt jegens de inhoudingsplichtige recht op een verhoging. Artikel 3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 3, vierde lid, bedoelde uitkeringen en verstrekkingen.

Artikel 5

De laatstelijk voor het jaar dat voorafgaat aan het vervaljaar vastgestelde bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, worden verhoogd met een van de overhevelingstoeslag afgeleid bij ministeriële regeling vast te stellen percentage. De herziene bedragen treden in de plaats van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, van die wet en gelden ingaande 1 januari van het vervaljaar als basis voor de toepassing van artikel 14 van die wet. Bij deze toepassing blijft de ontwikkeling van de contractlonen als gevolg van de artikelen 3 en 8 buiten beschouwing.

Artikel 6

  • 1 Deze wet leidt niet tot andere, voorafgaande aan 1 januari van het vervaljaar verworven of aangegane, in geld uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever dan wanneer deze wet niet tot stand zou zijn gekomen.

  • 2 Ingaande 1 januari van het vervaljaar wordt gedurende een periode van vier jaren voor de berekening van aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever het loon verminderd met het krachtens artikel 3, tweede lid, vastgestelde percentage en maximumbedrag overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften.

  • 3 Het ingaande 1 januari van het vervaljaar niet meer van kracht zijn van de artikelen 81 en 82 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies zal gedurende een periode van vier jaren met betrekking tot uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet niet leiden tot andere in guldens uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever dan wanneer deze artikelen van kracht zouden zijn gebleven.

  • 4 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan voor een goede toepassing van het derde lid bij ministeriële regeling regels vaststellen, alsmede bedragen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet die met inachtneming van die regels worden vastgesteld.

Artikel 7

Met betrekking tot de verhoging van het loon, bedoeld in de artikelen 3 en 4, zijn van overeenkomstige toepassing de bij of krachtens de wet vastgestelde voorschriften omtrent de opgave en uitbetaling van loon en omtrent de rechtsvorderingen tot uitbetaling van loon.

Artikel 8

Van de artikelen 3, 4 en 6 kan bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij regeling door het bevoegd gezag van een publiekrechtelijk lichaam worden afgeweken.

Artikel 9

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.

  • 2 De Wet overhevelingstoeslag opslagpremies, de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies en deze wet vervallen met ingang van 1 januari van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar.

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Wet brutering overhevelingstoeslag lonen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1993

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

B. de Vries

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Wallage

Uitgegeven de dertigste december 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin