Wet op de rechtsbijstand

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-01-2003

Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede ter uitvoering van artikel 18, tweede lid, van de Grondwet, wenselijk is nieuwe wettelijke regels vast te stellen omtrent de verstrekking door de overheid van gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

    • b. raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;

    • c. bureau: het aan de raad verbonden bureau rechtsbijstandvoorziening;

    • d. stichting: de door de raad gesubsidieerde stichting rechtsbijstand;

    • e. rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;

    • f. rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;

    • g. jaarplan: het door de raad op te stellen jaarplan, bedoeld in artikel 7, tweede lid;

    • h. rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de stichting, bedoeld in artikel 22, eerste lid, en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid onder c;

    • i. toevoeging: de toevoeging van een rechtsbijstandverlener, bedoeld in artikel 24, eerste lid;

    • j. inkomen: het overeenkomstig deze wet vastgestelde netto-inkomen;

    • k. bijstandsnorm: de bijstandsnorm voor gehuwden, genoemd in artikel 30, onder c, van de Algemene bijstandswet, verminderd met het overeenkomstig artikel 26, derde lid, van die wet vastgestelde bedrag van de vakantietoeslag.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder advocaten mede verstaan procureurs.

Hoofdstuk II. De raad voor rechtsbijstand

Afdeling 1. Samenstelling van de raad

Artikel 2

  • 1 Er is in elke hoofdplaats van het ressort van een gerechtshof een raad gevestigd.

  • 2 De raad heeft rechtspersoonlijkheid.

  • 3 Aan de raad is verbonden een bureau rechtsbijstandvoorziening.

  • 4 De raad subsidieert in elk arrondissement binnen zijn ressort een stichting rechtsbijstand.

Artikel 3

  • 1 De raad bestaat uit negen leden.

  • 2 De voorzitter en de leden worden door Onze Minister benoemd. Zij worden, de raad gehoord, benoemd uit personen die over juridische, financiële, bestuurlijke of maatschappelijke deskundigheid of ervaring beschikken.

  • 3 Ten hoogste vier leden van de raad kunnen zijn rechtsbijstandverleners in de zin van deze wet.

  • 4 De raad wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan.

Artikel 4

  • 1 De benoeming van de voorzitter en de overige leden van de raad geschiedt voor de tijd van vier jaar.

  • 2 Aftredende leden kunnen eenmaal terstond worden herbenoemd. Leden die in een tussentijdse vacature zijn benoemd kunnen tweemaal terstond worden herbenoemd.

Artikel 5

Aan een lid wordt tussentijds ontslag verleend:

  • a. op eigen verzoek;

  • b. indien hij naar het oordeel van de raad wegens geestelijke of lichamelijke gesteldheid moet worden geacht de geschiktheid tot het bekleden van het lidmaatschap te missen.

Artikel 6

  • 1 De voorzitter en de secretaris, dan wel de directeur, bedoeld in artikel 11, eerste lid, tezamen met de voorzitter of de secretaris, vertegenwoordigen de raad in en buiten rechte.

  • 2 De leden van de raad genieten voor hun werkzaamheden ten behoeve van de raad een door Onze Minister vast te stellen toelage, alsmede vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren gelden.

Afdeling 2. Taak en werkwijze van de raad

Artikel 7

  • 1 De raad is belast met de organisatie van de verlening van rechtsbijstand in het ressort en met het toezicht op de uitvoering daarvan. De raad draagt zorg voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de hem ter beschikking staande middelen.

  • 2 De raad stelt voor elk kalenderjaar een jaarplan op. Van het jaarplan maken een activiteitenplan en een begroting deel uit. Het jaarplan wordt van kracht zodra Onze Minister ermee heeft ingestemd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting van het jaarplan, het beheer en de administratie, en omtrent voorzieningen die getroffen zullen worden als niet tijdig met een jaarplan ingestemd kan worden.

Artikel 8

De raad kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde werkzaamheden commissies instellen, waarvan ook anderen dan leden van de raad deel kunnen uitmaken. In het jaarplan wordt aangegeven hoe de samenstelling en werkwijze van deze commissies geregeld wordt.

Artikel 9

  • 1 De raad brengt jaarlijks verslag uit aan Onze Minister. Van het verslag maken een financieel verslag en een activiteitenverslag deel uit. Het activiteitenverslag besteedt aandacht aan de ontwikkeling van de rechtsbijstandverlening in het ressort.

  • 2 Het verslag is openbaar en wordt door de raad algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting van het verslag.

  • 4 De raad verstrekt Onze Minister alle gewenste inlichtingen zonder dat deze tot individuele rechtzoekenden herleidbaar zijn.

Afdeling 3. Het bureau rechtsbijstandvoorziening

Artikel 10

Het bureau heeft tot taak:

  • a. de voorbereiding en uitvoering van door de raad te behandelen en te beslissen zaken;

  • b. de toetsing van verzoeken om rechtsbijstand en de afgifte van toevoegingen;

  • c. de vaststelling en uitbetaling van vergoedingen aan rechtsbijstandverleners;

  • d. de controle op de werkzaamheden van de rechtsbijstandverleners, voor zover deze niet elders in deze wet aan anderen is opgedragen;

  • e. de uitvoering van organisatorische werkzaamheden.

Artikel 11

  • 1 De raad benoemt een directeur en een plaatsvervangend directeur van het bureau.

  • 2 De overige personeelsleden worden door de raad, op voordracht van de directeur, in dienst genomen en ontslagen.

  • 3 De directeur, de plaatsvervangend directeur en de overige personeelsleden worden in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De bepalingen van de Zevende Titel A van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek alsmede artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 zijn op deze overeenkomst van toepassing.

  • 4 In het jaarplan worden de inrichting, de werkwijze en de personeelsformatie van het bureau geregeld.

  • 5 Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de inrichting, werkwijze en personeelsformatie van het bureau.

Hoofdstuk III. De verlening van rechtsbijstand

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 12

  • 1 Rechtsbijstand wordt uitsluitend verleend ter zake van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen aan natuurlijke en rechtspersonen wier financiële draagkracht de in artikel 34 genoemde bedragen niet overschrijdt.

  • 2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:

    • a. het daartoe strekkende verzoek kennelijk van elke grond is ontbloot;

    • b. de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak;

    • c. het daartoe strekkende verzoek betrekking heeft op een strafzaak en het op grond van de overtreden norm aannemelijk is dat een in verhouding tot het inkomen lage boete zal worden opgelegd;

    • d. het daartoe strekkende verzoek wordt gedaan door een rechtspersoon die is opgericht met het doel om een gerechtelijke procedure te voeren;

    • e. het rechtsbelang, waarop het verzoek betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij voortzetting van het beroep of bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de verzochte rechtsbijstand;

    • f. het een rechtsbelang betreft dat wordt voorgelegd aan een bij verdrag met rechtspraak belast internationaal college of een daarmee vergelijkbaar internationaal college en het college zelf in een aanspraak op vergoeding van rechtsbijstand voorziet;

    • g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan verzoeker zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.

Artikel 13

  • 1 Rechtsbijstand wordt verleend door:

    • a. door de raad ingeschreven advocaten;

    • b. medewerkers van de stichtingen;

    • c. notarissen, onverminderd het bepaalde in artikel 56 van de Wet op het notarisambt, gerechtsdeurwaarders en anderen met wie de raad een overeenkomst is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand op bepaalde rechtsgebieden.

  • 2 In het jaarplan worden nadere regels gesteld voor het aangaan van de in het eerste lid onder c bedoelde overeenkomsten.

Afdeling 2. De inschrijving van advocaten door de raad

Artikel 14

Alle in het ressort kantoor houdende advocaten die de wens daartoe te kennen hebben gegeven, worden door de raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.

Artikel 15

  • 1 De door de raad te stellen voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

    • a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;

    • b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;

    • c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;

    • d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.

  • 2 In het jaarplan worden nadere regels gesteld voor de krachtens het eerste lid door de raad te stellen voorwaarden.

Artikel 16

In bijzondere gevallen kan de raad beslissen dat rechtsbijstand zal worden verleend door een niet ingeschreven advocaat.

Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:

  • a. de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;

  • b. de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.

Artikel 17

  • 1 De inschrijving wordt door de raad doorgehaald bij verlies van de hoedanigheid van advocaat.

Afdeling 3. De stichting rechtsbijstand

Artikel 18

  • 1 Er is in elk arrondissement een stichting rechtsbijstand, waarvan de statuten de instemming van de raad behoeven.

  • 2 Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf personen. Een minderheid van de leden van het bestuur kan rechtsbijstandverlener in de zin van deze wet zijn.

  • 3 Aan de stichting is een bureau verbonden.

Artikel 19

  • 1 De stichting heeft tot taak:

    • a. het verzorgen van spreekuren;

    • b. het verzorgen van verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grenzen of voorwaarden;

    • c. het verlenen van verdergaande rechtsbijstand op basis van een toevoeging.

  • 2 De stichting onderzoekt de draagkracht van de rechtzoekende in het geval van rechtsbijstand op basis van het eerste lid, onder b. Bij of krachtens de in artikel 25, vierde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld.

Artikel 20

  • 1 Het bestuur benoemt een directeur en een plaatsvervangend directeur van de stichting. De benoeming behoeft de instemming van de raad.

  • 2 De overige personeelsleden worden door het bestuur, op voordracht van de directeur, in dienst genomen en ontslagen.

  • 3 In het jaarplan worden de inrichting, de werkwijze en de personeelsformatie van de stichting geregeld.

Artikel 21

Op voorstel van de raden stelt Onze Minister voor elke stichting de personeelsformatie vast voor de medewerkers in vaste dienst die met de verlening van rechtsbijstand zijn belast. Voor alle arrondissementen gezamenlijk kan dit aantal niet meer bedragen dan tien ten honderd van het aantal door de raden ingeschreven advocaten.

Artikel 22

  • 2 De raad stelt een klachtenregeling vast, waarop een ieder die een klacht heeft over een gedraging van een medewerker van de stichting of van een persoon als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c, een beroep kan doen. Gegrondverklaring van de klacht kan ertoe leiden, dat de rechtsbijstandverlener die het betreft, al dan niet voor bepaalde tijd, van de verdere verlening van een door de raad te bepalen vorm van rechtsbijstand wordt uitgesloten.

  • 3 De klachtenregeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 23

  • 1 De stichting stelt voor elk kalenderjaar een werkplan op. Van het werkplan maken een activiteitenplan en een begroting deel uit. Het werkplan wordt van kracht zodra de raad ermee heeft ingestemd. Het werkplan maakt deel uit van het jaarplan van de raad.

  • 2 In het activiteitenplan wordt aangegeven welk beleid de stichting zal voeren met betrekking tot de toegankelijkheid voor de rechtzoekende van het aan de stichting verbonden bureau en van advocaten die een overeenkomst zijn aangegaan als bedoeld in artikel 20, vierde lid.

Hoofdstuk IV. De toevoeging

Artikel 24

  • 2 Een verzoek om toevoeging wordt gericht tot het bureau in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. Het verzoek wordt gedaan op een formulier waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld.

  • 3 Een verzoek om toevoeging bevat een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende het rechtsprobleem waarvoor rechtsbijstand wordt gevraagd, de aan te voeren gronden dan wel een aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.

  • 4 De rechtsbijstandverlener kan slechts met instemming van het bureau de toevoeging weigeren. Zolang de toevoeging niet is gewijzigd of ingetrokken, is hij verplicht de nodige rechtsbijstand te verlenen.

  • 5 De toevoeging geschiedt schriftelijk en is op naam van de toegevoegde rechtsbijstandverlener gesteld. Het toevoegingsbewijs, waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld, omschrijft het rechtsbelang ter zake waarvan het is afgegeven. Het vermeldt tevens het bedrag van de eigen bijdrage die op de voet van het bepaalde in artikel 35 verschuldigd is.

Artikel 25

  • 1 Bij het verzoek om toevoeging wordt een door de burgemeester van de woonplaats van de rechtzoekende kosteloos af te geven verklaring overgelegd. Indien de verklaring niet kan worden afgegeven op grond van het feit dat de verzoeker overeenkomstig de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, legt deze zoveel mogelijk overeenkomstige bescheiden over.

  • 2 Het bureau beslist over het verzoek om toevoeging. Omtrent de financiële draagkracht van de verzoeker, diens gezinsleden en de personen met wie hij een gemeenschappelijke huishouding voert kan het bureau gegevens opvragen bij:

    • a. de Rijksbelastingdienst;

    • b. de Sociale verzekeringsbank;

    • c. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • d. de gemeentelijke sociale diensten;

    • e. de afdelingen bevolking van de gemeenten.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden zo spoedig mogelijk aan het bureau verstrekt.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde verklaring en de daarbij over te leggen bewijsstukken, alsmede omtrent het bij wege van steekproef opvragen door het bureau van gegevens bij de administratie der belastingen. Deze regels kunnen inhouden dat in bepaalde gevallen met een andere dan de in het eerste lid bedoelde verklaring volstaan kan worden.

Artikel 26

Indien de overeenkomstig artikel 25 overgelegde of opgevraagde gegevens ontoereikend zijn om de financiële draagkracht van de verzoeker vast te stellen, kan het bureau op grond van de gegevens waarover het beschikt, zelf de draagkracht bepalen.

Artikel 27

Het bureau kan, alvorens op het verzoek te beslissen, de rechtzoekende horen, indien het dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van het verzoek of de financiële draagkracht van de rechtzoekende. Het kan tevens, tenzij het belang van de rechtzoekende zich daartegen verzet, de tegenpartij in de gelegenheid stellen haar standpunt uiteen te zetten.

Artikel 28

  • 1 Het bureau kan de toevoeging weigeren indien het verzoek:

    • a. niet is ondertekend, onvoldoende is toegelicht of niet is voorzien van de voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde verklaringen of andere bewijsstukken en de verzoeker na op dat verzuim te zijn gewezen heeft nagelaten dit binnen een door het bureau gestelde termijn te herstellen;

    • b. wordt ingediend nadat de rechtsbijstand reeds feitelijk is verleend;

    • c. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de verzoeker aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging;

    • d. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bureau eenvoudig afgehandeld kan worden.

  • 2 Bij de in artikel 12, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het in het eerste lid bepaalde nadere regels worden gesteld.

Artikel 29

Afschrift van het bewijs van toevoeging wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan, overgelegd aan de rechter voor wie de zaak dient.

Artikel 30

  • 1 In spoedeisende gevallen geeft het bureau een voorlopige toevoeging af. Het beslist zo spoedig mogelijk daarna over definitieve toevoeging; deze beslissing treedt met terugwerkende kracht in de plaats van die tot afgifte van een voorlopige toevoeging.

  • 2 Bij de afgifte stelt het bureau de verzoeker een termijn, waarbinnen deze de voor de beoordeling van zijn verzoek om een definitieve toevoeging van belang zijnde gegevens moet hebben overgelegd.

Artikel 31

  • 1 Het bureau geeft een voorwaardelijke toevoeging af, indien het verzoek om rechtsbijstand betrekking heeft op een aanmerkelijk financieel belang of aannemelijk is dat de kosten van rechtsbijstand verhaald kunnen worden op een derde.

  • 2 Indien het verzoek betrekking heeft op rechtsbijstand ter zake van echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, onder d, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt voorwaardelijk toegevoegd, tenzij aanstonds blijkt dat beide partijen voor een toevoeging in aanmerking komen.

  • 3 Indien na beëindiging van de rechtsbijstand blijkt dat de financiële draagkracht van de verzoeker zodanig is toegenomen dat deze de in artikel 34 genoemde bedragen overschrijdt, of dat de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kon verhalen op een derde, geeft het bureau geen definitieve toevoeging af.

Artikel 32

De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvan zij is afgegeven en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Artikel 33

  • 1 Het bureau kan de toevoeging, anders dan op verlangen van de verzoeker, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:

    • a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de verzoeker;

    • b. de verzoeker de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;

    • c. de verzoeker in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;

    • d. de financiële draagkracht van de verzoeker voor de beëindiging van de rechtsbijstand aanzienlijk blijkt te zijn toegenomen.

  • 2 Alvorens te beslissen wordt de verzoeker gehoord of althans behoorlijk opgeroepen. De beslissing tot wijziging, beëindiging of intrekking van de toevoeging wordt de verzoeker schriftelijk onder opgave van redenen medegedeeld.

  • 3 De toegevoegde rechtsbijstandverlener kan zich na beëindiging of intrekking van de toevoeging aan de zaak onttrekken.

Hoofdstuk V. Financiële bepalingen

Afdeling 1. De normen voor de financiële draagkracht van de rechtzoekende

Artikel 34

  • 1 Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per maand ƒ 2 810 [Red: per 1 januari 2003: € 1.391] of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan wel, indien zij met een of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste ƒ 4 020 [Red: per 1 januari 2003: € 1.987] .

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen rechtsbijstand verleend, indien de rechtzoekende beschikt over een eigen vermogen van ten minste f 14 000, indien hij alleenstaande is, dan wel van ten minste f 20 000 in overige gevallen.

  • 3 Bij de vaststelling van het inkomen en het vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens in het geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en het vermogen van:

    • a. de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze duurzaam van hem gescheiden leeft;

    • b. de persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de rechtzoekende duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Artikel 35

  • 2 De rechtzoekende is een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van zijn inkomen, verschuldigd wanneer rechtsbijstand verleend wordt op basis van een toevoeging.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde eigen bijdrage bedraagt:

    • a. voor hen wier inkomen per maand niet hoger is dan de bijstandsnorm: ƒ 125,- [Red: per 1 januari 2003: € 64] ,

    • b. voor hen wier inkomen per maand hoger is dan de bijstandsnorm en ten hoogste ƒ 2 365,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.170] bedraagt: ƒ 210,- [Red: per 1 januari 2003: € 102] ;

    • c. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 365,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.170] en ten hoogste ƒ 2 505,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.196] bedraagt: ƒ305,- [Red: per 1 januari 2003: € 150] ;

    • d. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 505,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.238] en ten hoogste ƒ 2 610,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.290] bedraagt: ƒ 400,- [Red: per 1 januari 2003: € 197] ;

    • e. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 610,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.290] en ten hoogste ƒ 2 740,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.356] bedraagt: ƒ 495,- [Red: per 1 januari 2003: € 243] ;

    • f. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 740,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.356] en ten hoogste ƒ 2 865,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.417] bedraagt: ƒ 575,- [Red: per 1 januari 2003: € 284] ;

    • g. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 865,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.417] en ten hoogste ƒ 2 980,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.473] bedraagt: ƒ 665,- [Red: per 1 januari 2003: € 328] ;

    • h. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 2 980,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.473] en ten hoogste ƒ 3 105,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.536] bedraagt: ƒ 750,- [Red: per 1 januari 2003: € 371] ;

    • i. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 3 105,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.536] en ten hoogste ƒ 3 240,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.602] bedraagt: ƒ 845,- [Red: per 1 januari 2003: € 417] ;

    • j. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 3 240,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.602] en ten hoogste ƒ 3 365,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.663] bedraagt:ƒ 920,- [Red: per 1 januari 2003: € 454] ;

    • k. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 3 365,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.663] en ten hoogste ƒ 3 485,- [Red: per 1 januari 2003: € 1.722] bedraagt: ƒ 1020,- [Red: per 1 januari 2003: € 504] ;

    • l. voor hen wier inkomen per maand meer dan ƒ 3 485 [Red: per 1 januari 2003: € 1.722] en ten hoogste ƒ 4 020 [Red: per 1 januari 2003: € 1.987] bedraagt: ƒ 1 115,- [Red: per 1 januari 2003: € 551] .

  • 4 Indien de verzoeker alleenstaand is worden de in het derde lid genoemde inkomensgrenzen met dertig procent verlaagd.

  • 5 De in artikel 34 en de in het derde lid van dit artikel genoemde inkomensgrenzen, met uitzondering van de bijstandsnorm, genoemd onder a en b, alsmede de in het derde lid van dit artikel genoemde eigen bijdragen worden als volgt aangepast:

    • a. de inkomensgrenzen worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het indexcijfer van de lonen op 31 oktober van het voorgaande jaar afwijkt van het overeenkomstige indexcijfer op 31 oktober in het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat de te wijzigen bedragen worden afgerond op het naastliggende veelvoud van € 1;

    • b. de in het derde lid van dit artikel onder a genoemde eigen bijdrage wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee de bijstandsnorm per 31 oktober daaraan voorafgaand afwijkt van de bijstandsnorm per 31 oktober van het voorgaande jaar, met dien verstande dat de te wijzigen bedragen worden afgerond op het naastliggende veelvoud van € 1;

    • c. de overige in het derde lid van dit artikel genoemde eigen bijdragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het indexcijfer van de lonen op 31 oktober van het voorgaande jaar afwijkt van het overeenkomstige indexcijfer op 31 oktober in het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat de te wijzigen bedragen worden afgerond op het naastliggende veelvoud van € 1.

  • 6 De in het eerste en derde lid genoemde eigen bijdragen kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder het indexcijfer van de lonen als bedoeld in het vijfde lid wordt verstaan.

  • 8 Bij de in artikel 34, vierde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de gevallen waarin het bureau bevoegd is geen of een lagere eigen bijdrage dan genoemd in het eerste en het derde lid op te leggen.

Artikel 36

  • 1 Aan rechtspersonen wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet rechtsbijstand verleend, indien van de rechtspersoon redelijkerwijze niet verwacht kan worden dat deze de kosten van rechtsbijstand betaalt uit eigen vermogen of inkomsten, waaronder begrepen bijdragen van leden of betrokkenen, alsmede subsidies van de overheid.

  • 2 De rechtspersoon aan wie rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend, is een eigen bijdrage verschuldigd als genoemd in artikel 35, derde lid, onder l.

Afdeling 2. De kosten van de verlening van rechtsbijstand

Artikel 37

  • 1 Rechtsbijstandverleners ontvangen voor de door hen op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand een vergoeding volgens regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur. De hoogte van de vergoeding kan verschillen naar gelang de verleende diensten, en hoeft niet voor alle rechtsbijstandverleners gelijk te zijn.

  • 2 De voor de rechtzoekende vastgestelde eigen bijdrage wordt op de in het eerste lid bedoelde vergoeding in mindering gebracht.

  • 3 De vergoeding wordt vastgesteld door het bureau, en aangevraagd op een formulier waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vaststelling van de vergoeding.

  • 4 Aan ingeschreven advocaten wordt periodiek een voorschot toegekend, waarmee de in het eerste lid bedoelde vergoedingen worden verrekend. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toekenning van voorschotten.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde vergoeding is verschuldigd aan de betrokken stichting, indien de rechtsbijstand wordt verleend door medewerkers van de stichting.

Artikel 38

  • 1 De rechtzoekende is de hem opgelegde eigen bijdrage van rechtswege verschuldigd aan degene die hem de rechtsbijstand verleent. Voor het overige is hij geen vergoeding verschuldigd, behoudens voor kosten die meer in het bijzonder ten behoeve van zijn zaak zijn gemaakt, voor zover die op grond van artikel 41 aan hem in rekening mogen worden gebracht.

  • 2 De ingevolge artikel 35, derde lid, verschuldigde eigen bijdrage bedraagt niet meer dan het bedrag van de vergoeding waarop de rechtsbijstandverlener ingevolge artikel 37 recht heeft.

  • 3 De rechtsbijstandverlener licht de rechtzoekende vooraf zo goed mogelijk in over de kosten die voor hem aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden zijn. Hij kan ter verzekering van de inning van de eigen bijdrage en de overige aan de zaak verbonden kosten die voor rekening van de rechtzoekende komen, verlangen dat de rechtzoekende een voorschot betaalt.

  • 4 Indien de rechtzoekende weigerachtig blijft de door hem aan de rechtsbijstandverlener verschuldigde bijdrage en vergoeding voor de kosten te voldoen, wordt het bedrag daarvan nader vastgesteld door de president van de rechtbank van het arrondissement waarin de rechtsbijstandverlener is gevestigd. De artikelen 34 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage is van rechtswege verschuldigd aan de stichting indien de rechtsbijstandverlener een medewerker van de stichting is.

Artikel 39

Bij de in artikel 37, eerste lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoedingen voor diensten die bij de verlening van rechtsbijstand zijn verricht door procureurs, deurwaarders en, in strafzaken, door tolken, alsmede omtrent betaling van krachtens wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel in dag- of nieuwsbladen geplaatste oproepingen of aankondigingen.

Artikel 40

De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor het uitbrengen van een exploit of het opmaken van een proces-verbaal in een zaak waarin op grond van deze wet rechtsbijstand wordt verleend, noch voor de bijstand bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak.

Artikel 41

  • 1 Bij de in artikel 37, eerste lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de kosten die ten behoeve van de zaak zijn gemaakt en die door de rechtsbijstandverlener in rekening mogen worden gebracht.

  • 2 Tevens kunnen bij deze algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de gegevens die de rechtsbijstandverlener aan het bureau dient over te leggen inzake:

    • a. de aan de rechtzoekende boven de eigen bijdrage in rekening gebrachte kosten;

    • b. de aan de zaak bestede tijd;

    • c. de wijze waarop de zaak is behandeld.

Afdeling 3. Subsidieverstrekking aan de raad en aan de stichting rechtsbijstand

Artikel 42

  • 1 Onze Minister verstrekt de raad een subsidie voor de uitvoering van zijn wettelijke taak.

  • 3 De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

Artikel 42a

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

    • a. de gegevens die Onze Minister met het oog op het opstellen van de begroting verstrekt aan de raad, alsmede op welk tijdstip deze gegevens uiterlijk worden verstrekt;

    • b. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • c. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden;

    • d. de eisen waaraan de begroting moet voldoen:

    • e. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald;

    • f. het verlenen van voorschotten;

    • g. de gevallen waarin de raad een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;

    • h. de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, waarvoor de raad de toestemming van Onze Minister behoeft;

    • i. het vormen van egalisatiereserves door de raad;

    • j. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • k. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;

    • l. de termijn waarbinnen Onze Minister op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beslist;

    • m. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • n. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.

Artikel 42b

  • 1 De raad stelt regels over de verstrekking van subsidie aan de stichtingen rechtsbijstand.

  • 2 Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen omtrent:

    • a. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • b. het verlenen van voorschotten;

    • c. de gevallen waarin de stichting een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;

    • d. de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, waarvoor de stichting de toestemming van de raad behoeft;

    • e. het vormen van een egalisatiereserve door de stichting;

    • f. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • g. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;

    • h. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4 De door de raad te stellen regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Hoofdstuk VI. Rechtsbijstand in strafzaken

Artikel 44

  • 3 De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.

Hoofdstuk VII. Bezwaar en beroep

Artikel 45

  • 1 Een belanghebbende kan tegen een besluit van het bureau administratief beroep instellen bij de raad.

  • 2 Voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften stelt de raad een commissie in als bedoeld in artikel 8.

Artikel 46

Hoofdstuk VIII. Toezicht op de naleving

Artikel 47

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 4 Aan door Onze Minister verstrekte subsidies onderscheidenlijk vergoedingen is de verplichting verbonden dat de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Hoofdstuk IX. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 49

De voordracht voor een krachtens artikel 12, derde lid, artikel 19, eerste lid, onder b, artikel 34, vierde lid, artikel 35, vijfde lid, en artikel 37, eerste lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 65

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 66

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Met ingang van dezelfde datum wordt de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden ingetrokken met dien verstande dat deze laatste wet en de daarop steunende bepalingen, in afwijking van het gestelde in Artikel IV van de Wet van 22 december 1983 tot wijziging van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van de Wet tarieven in burgerlijke zaken van toepassing blijven op rechtsbijstand die krachtens een voor deze datum genomen beslissing aan een rechtzoekende wordt verleend.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 23 december 1993

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de eenendertigste december 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin