Wet op de rechtsbijstand

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-08-2010 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-07-2010 t/m 31-08-2010

Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede ter uitvoering van artikel 18, tweede lid, van de Grondwet, wenselijk is nieuwe wettelijke regels vast te stellen omtrent de verstrekking door de overheid van gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • bestuur: het bestuur, bedoeld in artikel 3;

    • bijstandsnorm: de norm voor gehuwden, genoemd in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het overeenkomstig artikel 19, derde lid, van die wet vastgestelde bedrag van de vakantietoeslag;

    • heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 34a tot en met 34d;

    • inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

    • mediation: het bemiddelen in een geschil waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen;

    • mediator: de mediator als bedoeld in artikel 33a;

    • Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

    • peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan;

    • raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;

    • raad van advies: de raad van advies, bedoeld in artikel 6;

    • rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;

    • rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de voorziening voorzover belast met de verlening van rechtsbijstand en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c;

    • rechtshulp: het verlenen van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudige juridische adviezen waarbij geen sprake is van vertegenwoordiging van de rechtzoekende, alsmede het met het oog op het verlenen van deze rechtsbijstand verstrekken van informatie, analyseren en verduidelijken van een probleem en het verwijzen naar terzake doende instanties en rechtsbijstandverleners;

    • rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation, voorzover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld, alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;

    • toevoeging: de toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand als bedoeld in artikel 24, eerste lid, of mediation als bedoeld in artikel 33a;

    • vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;

    • voorziening: een door het bestuur ingerichte voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of 8, tweede lid.

  • 2 [Red: Vervallen.]

Hoofdstuk II. De raad voor rechtsbijstand

Afdeling 1. De raad en zijn organen

§ 1. Algemeen

Artikel 2

  • 1 Er is een raad voor rechtsbijstand.

  • 2 De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in de hoofdplaatsen van de ressorten van de gerechtshoven.

  • 3 De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 4 De raad heeft een bestuur en een raad van advies.

  • 5 Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen.

§ 2. Het bestuur

Artikel 3

  • 1 Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.

  • 2 Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies.

  • 3 De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Artikel 4

  • 1 Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen. Elk lid heeft één stem. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 2 Het bestuur stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming alsmede de vertegenwoordiging van het bestuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3 Het bestuur verstrekt, onverminderd zijn verplichtingen jegens Onze Minister ingevolge artikel 20 van de Kaderwet, desgevraagd inlichtingen aan de raad van advies. Artikel 20 van de Kaderwet is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. De raad van advies

Artikel 5

  • 2 De raad van advies bestaat uit ten hoogste vijf leden, die voor een periode van ten hoogste vier jaren worden benoemd. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Artikel 6

  • 1 De raad van advies ziet toe op de algemene gang van zaken in de raad en kan Onze Minister daarover adviseren.

  • 2 Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van advies zich naar het belang van de raad, waaronder het belang van de behoorlijke vervulling van de bij of krachtens de wet aan het bestuur opgedragen taken.

  • 3 De raad van advies stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.

Afdeling 2. Taak en werkwijze van het bestuur

Artikel 7

  • 1 Het bestuur heeft tot taak om:

    • a. zorg te dragen voor de organisatie van alsmede de verlening van rechtsbijstand;

    • b. zorg te dragen voor de organisatie van alsmede de uitvoering van de mediation alsmede het gebruik van mediation te bevorderen.

  • 2 Het bestuur treft in ieder geval een afzonderlijke voorziening die belast is met de verlening van rechtshulp, het bevorderen van het gebruik van mediation, het verwijzen naar een mediator alsmede met het benaderen van de wederpartij van de rechtzoekende met het oog op mediation.

  • 3 Met het oog op de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft het bestuur voorts tot taak:

    • a. het nemen van besluiten op aanvragen om verlening van toevoegingen;

    • b. de vaststelling en uitbetaling van vergoedingen aan rechtsbijstandverleners en mediators;

    • c. de controle op werkzaamheden van rechtsbijstandverleners en mediators, voorzover deze niet elders in deze wet aan anderen is opgedragen;

    • d. het sluiten van overeenkomsten met ingeschreven advocaten of met personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c, alsmede met mediators;

    • e. de vaststelling van de draagkracht overeenkomstig de bepalingen van deze wet en het zonodig verstrekken van een verklaring hieromtrent, voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald;

    • f. het vergoeden van de in deze wet bedoelde, door de rechtzoekende met een grensoverschrijdend geschil als bedoeld in hoofdstuk IIIa gemaakte kosten.

Artikel 7a

  • 1 Het bestuur draagt zorg voor een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het aanbod van de verlening van zowel de rechtsbijstand als de mediation in de ressorten. Het bestuur is belast met het toezicht op de uitvoering van deze taken. Het bestuur draagt tevens zorg voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de hem ter beschikking staande middelen.

  • 2 Het bestuur doet jaarlijks aan Onze Minister verslag over de organisatie en de werkzaamheden van de door het bestuur getroffen voorzieningen.

Artikel 7b

Op verzoek van een nationale of internationale rechterlijke instantie of een instantie in een ander land kan het bestuur een verklaring omtrent het inkomen en vermogen verstrekken dat bij de vaststelling van de draagkracht in acht wordt genomen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent deze verklaring.

Artikel 8

  • 1 Het bestuur kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde werkzaamheden commissies instellen, waarvan ook anderen dan leden van het bestuur deel kunnen uitmaken.

  • 2 Onverminderd artikel 7, tweede lid, kan het bestuur met het oog op de uitoefening van zijn taken één of meer voorzieningen treffen.

  • 3 Indien een voorziening wordt getroffen voor de verlening van rechtsbijstand zonder afgifte van een toevoeging, wordt de draagkracht bepaald door het inwinnen van informatie bij de betreffende rechtzoekende. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld.

  • 4 Indien de verlening van rechtshulp uitsluitend bestaat uit het verstrekken van informatiemateriaal of uit een onmiddellijke verwijzing naar andere instanties dan rechtsbijstandverleners of mediators wordt geen rekening gehouden met de draagkracht van de rechtzoekende.

Artikel 8a

Het bestuur stelt een klachtenregeling vast, waarop een ieder die een klacht heeft over een gedraging van een medewerker van een voorziening een beroep kan doen. Deze klachtenregeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Hoofdstuk III. De verlening van rechtsbijstand

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 12

  • 1 Rechtsbijstand wordt uitsluitend verleend ter zake van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen aan natuurlijke en rechtspersonen wier financiële draagkracht de in artikel 34 genoemde bedragen niet overschrijdt.

  • 2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:

    • a. de daartoe strekkende aanvraag kennelijk van elke grond is ontbloot;

    • b. de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak;

    • c. de daartoe strekkende aanvraag betrekking heeft op een strafzaak en het op grond van de overtreden norm aannemelijk is dat een in verhouding tot het inkomen lage boete zal worden opgelegd;

    • d. de daartoe strekkende aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon die is opgericht met het doel om een gerechtelijke procedure te voeren;

    • e. het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij:

      • 1º. voortzetting van het beroep of bedrijf voorzover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand, of

      • 2º. het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd, de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed;

    • f. het een rechtsbelang betreft dat wordt voorgelegd aan een bij verdrag met rechtspraak belast internationaal college of een daarmee vergelijkbaar internationaal college en het college zelf in een aanspraak op vergoeding van rechtsbijstand voorziet;

    • g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.

Artikel 13

  • 1 Onverminderd het tweede lid wordt rechtsbijstand verleend door:

    • a. door het bestuur ingeschreven advocaten;

    • b. medewerkers van een voorziening voorzover belast met de verlening van rechtsbijstand;

    • c. notarissen, onverminderd het bepaalde in artikel 56 van de Wet op het notarisambt, gerechtsdeurwaarders en anderen met wie de raad een overeenkomst is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand op bepaalde rechtsgebieden.

  • 2 Rechtshulp wordt uitsluitend verleend door medewerkers die in dienstbetrekking zijn bij de voorziening, bedoeld in artikel 7, tweede lid, of bij een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voorzover deze belast is met het verlenen van rechtshulp, of door anderen met wie de raad in overeenstemming met de regels, bedoeld in het derde lid, een overeenkomst is aangegaan tot het verlenen van rechtshulp.

  • 3 Het bestuur stelt regels met betrekking tot het aangaan van de in het eerste lid, onder c, en tweede lid bedoelde overeenkomsten.

Afdeling 2. De inschrijving van advocaten door het bestuur

Artikel 14

Alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 15

De door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

  • a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;

  • b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;

  • c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;

  • d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.

Artikel 16

In bijzondere gevallen kan het bestuur beslissen dat rechtsbijstand zal worden verleend door een niet ingeschreven advocaat.

Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:

  • a. de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;

  • b. de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.

Artikel 17

  • 1 De inschrijving wordt door het bestuur doorgehaald bij verlies van de hoedanigheid van advocaat.

  • 2 Voorts kan het bestuur de inschrijving doorhalen:

    • a. indien de advocaat niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden;

    • b. indien naar zijn oordeel genoegzaam is gebleken dat de rechtsbijstandverlening door de advocaat niet voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van doelmatigheid of zorgvuldigheid;

    • c. indien aan de advocaat een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a tot en met c, van de Advocatenwet dan wel artikel 60aa, tweede lid, onder a tot en met c;

    • d. indien naar zijn oordeel genoegzaam is gebleken dat de advocaat herhaaldelijk onjuiste informatie heeft verstrekt ten behoeve van het vaststellen van de vergoeding;

    • e. indien de advocaat niet voldoet aan de eisen gesteld aan de wijze van indiening van een aanvraag om een toevoeging;

    • f. indien de advocaat niet voldoet aan de eisen gesteld aan de inrichting en de wijze van indiening van een aanvraag om vaststelling van de vergoeding.

Hoofdstuk IIIa. De verlening van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen binnen de Europese Unie

Artikel 23a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn: de richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen;

  • b. lidstaat: lidstaat van de Europese Unie met uitzondering van Denemarken.

Afdeling 1. Rechtzoekenden die wonen in een andere lidstaat dan Nederland

Artikel 23b

  • 1 De bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op de verlening van rechtsbijstand aan een natuurlijk persoon in een grensoverschrijdend geschil op het terrein van het burgerlijk recht of het handelsrecht die zijn rechtmatige woonplaats of rechtmatige gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat.

  • 2 Onder een grensoverschrijdend geschil wordt verstaan een geschil waarbij op de dag van het indienen van de aanvraag om verlening van rechtsbijstand met het oog op de behandeling van de zaak in Nederland of de tenuitvoerlegging van de beslissing in die zaak in Nederland, de rechtzoekende zijn rechtmatige woonplaats of rechtmatige gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat.

  • 3 Om vast te stellen of een rechtzoekende woonplaats heeft in Nederland wordt Nederlands recht toegepast. Indien de rechtzoekende geen woonplaats heeft in Nederland, wordt voor de vaststelling of betrokkene een woonplaats heeft in een andere lidstaat het recht van die lidstaat toegepast.

Artikel 23c

  • 1 Indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval of de gelijkheid van de partijen dat vereist, kan, in afwijking van artikel 12, tweede lid, onder g, rechtsbijstand worden verleend.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien het bestuur een toevoeging verleent op last van de rechter.

  • 3 Rechtsbijstand behoeft niet te worden verleend, indien de rechtzoekende in het betrokken geschil daadwerkelijk toegang heeft tot andere regelingen voor de dekking van de kosten van rechtsbijstand alsmede de in artikel 23e bedoelde kosten.

Artikel 23d

Ondanks de toepasselijkheid van artikel 34 wordt rechtsbijstand verleend of worden kosten, bedoeld in artikel 23e vergoed, indien de rechtzoekende aantoont dat hij niet in staat is de kosten van rechtsbijstand te dragen als gevolg van de verschillen in de kosten van levensonderhoud tussen de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en Nederland.

Artikel 23e

  • 1 Onverminderd de kosten die op grond van deze wet worden vergoed, worden de hierna te noemen kosten door het bestuur aan de rechtzoekende vergoed voorzover die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van het geschil en voorzover deze kosten, niet zijnde proceskosten, ten behoeve van de rechtzoekende zijn gemaakt en voor rekening van de rechtzoekende komen en door de rechtzoekende zijn betaald:

    • a. de kosten van tolken, voorzover deze zijn geregistreerd in het kwaliteitsregister te 's-Hertogenbosch;

    • b. de kosten voor de vertaling door een beëdigde vertaler van de voor de afdoening van de zaak benodigde stukken die door de rechter of het bestuur worden verlangd en door de rechtzoekende worden overgelegd;

    • c. de reiskosten, voorzover bij het voorleggen van de zaak van de aanvrager de aanwezigheid van betrokkenen ter terechtzitting bij de wet of door de rechter geboden is en de rechter oordeelt dat de betrokkenen niet anderszins ten genoegen van de rechter kunnen worden gehoord, en

    • d. vijftig procent van het honorarium van personen die in opdracht van de rechter in de procedure optreden.

  • 2 Voorzover mogelijk draagt het bestuur zorg voor de vertaling van de stukken, bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4 De hoogte van de vergoeding van het honorarium van de personen, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, wordt berekend overeenkomstig de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 23f

Onverminderd de toepasselijkheid van de bepalingen van deze wet, wordt in een grensoverschrijdend geschil ook rechtsbijstand verleend:

  • a. voor de tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechter in de zaak die in Nederland is behandeld;

  • b. indien bij wet of door een rechterlijke uitspraak de rechtzoekende verplicht is van een buitengerechtelijke procedure gebruik te maken;

  • c. voor de tenuitvoerlegging van authentieke akten in Nederland.

Artikel 23g

Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke taal of talen de aanvraag om verlening van rechtsbijstand mag worden gedaan.

Artikel 23h

Indien in Nederland om erkenning, niet-erkenning of tenuitvoerlegging van een uitspraak van de rechter uit een andere lidstaat, wordt verzocht door een rechtzoekende die in een andere lidstaat dan Nederland zijn rechtmatige woonplaats of gewone verblijfplaats als bedoeld in artikel 23b, derde lid, heeft en van wie de hoofdzaak in een andere lidstaat dan Nederland is behandeld waarbij hij op grond van de richtlijn, genoemd in artikel 23i, eerste lid, rechtsbijstand heeft ontvangen zijn de artikelen 23c tot en met 23g van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2. Rechtzoekenden die wonen in Nederland

Artikel 23i

  • 1 In het geval waarin de richtlijn van toepassing is, wordt aan de rechtzoekende, die op de dag van het indienen van de aanvraag om verlening van rechtsbijstand met het oog op de behandeling van de zaak in een andere lidstaat dan Nederland, zijn rechtmatige woonplaats of rechtmatige gewone verblijfplaats als bedoeld in artikel 23b, derde lid, in Nederland heeft, rechtsbijstand verleend totdat de aanvraag om verlening van rechtsbijstand in overeenstemming met voornoemde richtlijn is ontvangen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak verder zal worden behandeld.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt rechtsbijstand uitsluitend niet verleend, indien de daartoe strekkende aanvraag kennelijk van elke grond is ontbloot.

  • 4 De verlening van rechtsbijstand, bedoeld in het eerste lid, omvat uitsluitend de verlening van rechtshulp of de verlening van een adviestoevoeging

  • 5 Het bestuur zendt de aanvraag binnen vijftien dagen nadat de aanvraag en de daarbij begeleidende stukken zijn vertaald naar de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de zaak zal worden behandeld, tenzij de rechtsbijstand op grond van het derde lid niet is verleend. Het bestuur draagt zorg voor de vertaling van de aanvraag en van de vereiste begeleidende stukken zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag. De kosten van de vertaling komen voor rekening van het bestuur.

  • 6 De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor de handelingen van het bestuur, bedoeld in het vijfde lid. Indien de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de zaak zal worden behandeld de aanvraag om verlening van rechtsbijstand afwijst, is de rechtzoekende de kosten van vertaling verschuldigd aan het bestuur.

Artikel 23j

Indien in Nederland om erkenning, niet-erkenning of tenuitvoerlegging van een uitspraak van de rechter uit een andere lidstaat, wordt verzocht door een rechtzoekende die in Nederland zijn rechtmatige woonplaats of rechtmatige gewone verblijfplaats als bedoeld in artikel 23b, derde lid, heeft en van wie de hoofdzaak in een andere lidstaat is behandeld waarbij hij op grond van de richtlijn rechtsbijstand heeft ontvangen, zijn de artikelen 23c tot en met 23g van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3. Afstemming andere regelgeving

Artikel 23k

In het geval waarin de richtlijn van toepassing is, zijn de bepalingen in de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk IIIa van toepassing in afwijking van andere tussen Nederland en de lidstaten geldende overeenkomsten alsmede in afwijking van het Verdrag van 25 oktober 1980 inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen (Trb. 1989, 114).

Hoofdstuk IV. De toevoeging

Artikel 24

  • 1 Het bestuur beslist op de aanvraag om een toevoeging ten behoeve van:

    • a. rechtsbijstand door een advocaat;

    • b. rechtsbijstand door een medewerker die in dienstbetrekking is bij een voorziening, tenzij het betreft een medewerker van de voorziening, bedoeld in artikel 7, tweede lid, of van een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voorzover het de verlening van rechtshulp betreft;

    • c. rechtsbijstand door personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c.

  • 2 De rechtsbijstandverlener dient mede namens de rechtzoekende, een aanvraag om een toevoeging in bij de vestiging van de raad in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. De aanvraag wordt mede namens de rechtzoekende, ondertekend door de rechtsbijstandverlener.

  • 3 De aanvraag om een toevoeging bevat een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende het rechtsprobleem waarvoor rechtsbijstand wordt gevraagd, de aan te voeren gronden dan wel een aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.

  • 4 De rechtsbijstandverlener kan slechts met instemming van het bestuur de toevoeging weigeren. Zolang de toevoeging niet is gewijzigd of ingetrokken, is hij verplicht de nodige rechtsbijstand te verlenen.

  • 5 De toevoeging vermeldt een omschrijving van het rechtsbelang terzake waarvan de toevoeging is verleend. Het besluit vermeldt tevens het bedrag van de eigen bijdrage die op de voet van het bepaalde in artikel 35 is verschuldigd.

Artikel 24a

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen soorten zaken worden aangewezen die worden aangemerkt als zaken waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies.

  • 2 Indien blijkt dat de toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies, niet toereikend is voor de verlening van rechtsbijstand in die zaak, vraagt de rechtsbijstandverlener zo spoedig mogelijk een wijziging van de toevoeging aan.

Artikel 25

  • 1 Voorzover beschikbaar worden bij de aanvraag om een toevoeging in ieder geval het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, van de aanvrager en van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid, verstrekt.

  • 2 Indien het een aanvraag betreft van een vreemdeling van wie geen burgerservicenummer noch een sociaal-fiscaalnummer beschikbaar is, verstrekt Onze Minister op verzoek van het bestuur de gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn.

  • 3 De inspecteur verstrekt op verzoek van het bestuur het bedrag aan vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen van de rechtzoekende en van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid. Voor zover van de rechtzoekende of van degenen als bedoeld in artikel 34, derde lid, geen vermogens- of inkomensgegeven beschikbaar is, verstrekt de inspecteur op verzoek van het bestuur zo mogelijk het bedrag dat in het peiljaar het vermogen of inkomen zo goed mogelijk benadert.

  • 4 In de gevallen waarin de inspecteur niet beschikt over de gegevens over vermogen of inkomen, bedoeld in het derde lid, legt de aanvrager stukken over op grond waarvan het bestuur het bedrag aan vermogen of inkomen kan vaststellen.

  • 5 Met het oog op het vaststellen van de financiële draagkracht en van de hoogte van de eigen bijdrage van de rechtzoekende worden op verzoek van het bestuur uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens inlichtingen verstrekt over de rechtzoekende en degenen met wie de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 34, derde lid.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden alsmede omtrent het opvragen van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer bij degenen wier inkomen of vermogen betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 27

Het bestuur kan, alvorens op de aanvraag te beslissen, de rechtzoekende horen, indien hij dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van de aanvraag of de financiële draagkracht van de rechtzoekende. Het bestuur kan tevens, tenzij het belang van de rechtzoekende zich daartegen verzet, de tegenpartij in de gelegenheid stellen haar standpunt uiteen te zetten.

Artikel 28

  • 1 Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:

    • a. wordt ingediend nadat de rechtsbijstand reeds feitelijk is verleend;

    • b. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging;

    • c. een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van het bestuur eenvoudig afgehandeld kan worden;

    • d. een rechtsprobleem betreft dat door de voorziening, bedoeld in artikel 7, tweede lid, of door een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voor zover belast met het verlenen van rechtshulp, kan worden afgehandeld.

  • 2 Bij de in artikel 12, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het in het eerste lid bepaalde nadere regels worden gesteld.

  • 3 Het eerste lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing, indien het betreft een toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies. Het bestuur kan evenwel een aanvraag om deze toevoeging weigeren, indien de aanvraag niet binnen vier weken na het geven van het advies is ingediend.

Artikel 29

  • 1 Een afschrift van het besluit tot toevoeging wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan, overgelegd aan de rechter voor wie de zaak dient.

  • 3 Indien op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar of administratief beroep wordt ingesteld en de belanghebbende een verzoek om een kostenvergoeding doet, wordt een afschrift van het besluit tot toevoeging zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist dan wel het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist, overgelegd aan dat bestuurs- of beroepsorgaan.

Artikel 30

  • 1 In spoedeisende gevallen verleent het bestuur een voorlopige toevoeging. Het bestuur beslist zo spoedig mogelijk daarna over definitieve toevoeging; dit besluit treedt met terugwerkende kracht in de plaats van die tot verlening van een voorlopige toevoeging.

  • 2 Bij de verlening van de voorlopige toevoeging stelt het bestuur de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een termijn, waarbinnen deze de voor de beoordeling van zijn aanvraag om een definitieve toevoeging van belang zijnde gegevens moet hebben overgelegd.

Artikel 32

De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Artikel 33

  • 1 Het bestuur kan de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:

    • a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de aanvrager;

    • b. de aanvrager de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;

    • c. de aanvrager in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;

    • d. blijkt dat een andere toevoeging mede omvat het rechtsbelang waarvoor de toevoeging is verleend.

  • 2 De toegevoegde rechtsbijstandverlener kan zich na beëindiging of intrekking van de toevoeging aan de zaak onttrekken.

Hoofdstuk IVa. Mediation

Artikel 33a

Mediation wordt voor de toepassing van deze wet verricht door overeenkomstig artikel 33b ingeschreven mediators.

Artikel 33b

  • 1 Alle in Nederland kantoor houdende mediators die daartoe een aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven, indien zij voldoen aan de door het bestuur vastgestelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op mediators uit andere lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, die geen kantoor houden in Nederland.

Artikel 33c

De door het bestuur te stellen regels als bedoeld in artikel 33b, eerste lid, met betrekking tot de voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

  • a. de vakbekwaamheidseisen die aan de mediator worden gesteld;

  • b. de mate van gebondenheid aan door de beroepsgroep algemeen aanvaarde normen betreffende de beroepsethiek en beroepsuitoefening;

  • c. de wijze waarop schendingen van de algemene norm betreffende de beroepsethiek en beroepsuitoefening worden afgehandeld;

  • d. de medewerking door de mediator aan onderzoek naar de werking van mediation en aan evaluatie;

  • e. de verslaglegging door de mediator van de door hem verrichte werkzaamheden;

  • f. de beroepsaansprakelijkheidsverzekering;

  • g. de organisatie van het kantoor waar de mediator werkzaam is.

Artikel 33d

  • 1 Het bestuur kan de inschrijving doorhalen indien de mediator niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden.

Artikel 33e

  • 2 Artikel 33 is van overeenkomstige toepassing op de toevoeging voor mediation met uitzondering van het eerste lid, onder d.

  • 4 De artikelen 46 en 47 zijn eveneens van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V. Financiële bepalingen

Afdeling 1. De normen voor de financiële draagkracht van de rechtzoekende

Artikel 34

  • 1 Rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van deze wet wordt verleend aan hen wier inkomen per jaar € 21 800 [Red: per 1 januari 2010: € 24.400] of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn, dan wel, indien zij met één of meer anderen een gemeenschappelijke huishouding voeren, ten hoogste € 31 000 [Red: per 1 januari 2010: € 34.400] .

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen rechtsbijstand verleend, indien de rechtzoekende beschikt over een vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen.

  • 3 Bij de vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens het geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en vermogen van:

    • a. de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze op het moment van de aanvraag duurzaam van hem gescheiden leeft;

    • b. de persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de rechtzoekende duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende op het moment van de aanvraag een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

  • 4 De inkomensgrenzen, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het indexcijfer van de lonen op 31 oktober van het voorgaande jaar afwijkt van het overeenkomstige indexcijfer op 31 oktober in het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat afronding plaatsvindt op het naastliggende veelvoud van EUR 100,-. Onze Minister maakt jaarlijks de geïndexeerde bedragen bekend door publicatie in de Staatscourant. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder het indexcijfer van de lonen, bedoeld in de eerste volzin, wordt verstaan.

Artikel 34a

  • 1 Het inkomen van de rechtzoekende is het inkomensgegeven in het peiljaar. Voor zover van de rechtzoekende geen inkomensgegeven beschikbaar is, wordt onder inkomen verstaan het bedrag dat in het peiljaar het inkomen zo goed mogelijk benadert, dan wel het door het bestuur op grond van door de rechtzoekende overgelegde gegevens vastgestelde bedrag aan inkomen. Indien een inkomensgegeven over het peiljaar beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomensgegeven of het bedrag, bedoeld in de tweede volzin, en dat gevolg heeft voor het al dan niet verlenen van een toevoeging of de hoogte van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, neemt het bestuur ambtshalve een besluit dat in de plaats komt van het eerder genomen besluit. Artikel 34d, eerste lid, derde volzin, is van toepassing.

  • 2 Indien op grond van het ambtshalve besluit van het bestuur, bedoeld in het eerste lid, de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage verschuldigd is, is hij hetgeen meer moet worden betaald verschuldigd aan het bestuur. Is de rechtzoekende een lagere eigen bijdrage of geen eigen bijdrage verschuldigd, dan kan hij het teveel betaalde vorderen van het bestuur. Over de te betalen of te vorderen bedragen worden geen renten en kosten vergoed. Artikel 34f is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het vermogen is het vermogen in het peiljaar. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Artikel 34b

Artikel 34a is van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van het inkomen en vermogen van een andere persoon dan de rechtzoekende als bedoeld in artikel 34, derde lid.

Artikel 34c

  • 1 Indien in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan sprake is van een terugval in het inkomen of vermogen, neemt het bestuur op aanvraag van de rechtzoekende een besluit dat is gebaseerd op het inkomen of vermogen in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan. Artikel 25, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Onder terugval van inkomen of vermogen wordt verstaan een vermindering van het inkomen of vermogen met ten minste 15% ten opzichte van het peiljaar.

  • 3 De aanvraag wordt bij het bestuur ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit waarin is beslist op de aanvraag om een toevoeging.

  • 4 Bij de aanvraag wordt overgelegd een verklaring waarin de oorzaak van de inkomens- of vermogensdaling wordt toegelicht.

Artikel 34d

  • 1 Indien het bestuur de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid, niet heeft afgewezen, neemt het bestuur indien een inkomensgegeven over het jaar van de aanvraag beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomensgegeven of het bedrag, bedoeld in artikel 34a, eerste lid, tweede volzin, en dat gevolg heeft voor het al dan niet verlenen van een toevoeging of de hoogte van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, ambtshalve een besluit dat in de plaats komt van het eerder genomen besluit, bedoeld in artikel 34c, eerste lid, met dien verstande dat dit besluit niet van een hoger inkomensgegeven uitgaat dan zou zijn toegepast in het peiljaar, bedoeld in artikel 34a, eerste lid. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op het vermogen in het jaar van de aanvraag. Het besluit heeft geen gevolg voor de beschikking tot verlening en vaststelling van de vergoeding alsmede voor het recht van de rechtsbijstandverlener om de eigen bijdrage die voortvloeit uit de draagkracht zoals berekend in het eerder genomen besluit te vorderen.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen het bestuur mag beslissen tot de verlening van een toevoeging, indien het geschatte inkomen of vermogen de grenzen, genoemd in artikel 34, eerste en tweede lid, overschrijdt dan wel de terugval in het inkomen of vermogen minder is dan 15%. In die gevallen is de eigen bijdrage gelijk aan de ingevolge de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 35, tweede lid, hoogst mogelijke eigen bijdrage.

Artikel 34e

  • 1 De beslissing op het bezwaar tegen de beslissing op de aanvraag om een toevoeging wordt geacht mede betrekking te hebben op de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 34c, eerste lid.

  • 3 Indien het bezwaarschrift later is ingediend dan de aanvraag om peiljaarverlegging wordt de termijn waarbinnen het bestuur op de aanvraag om peiljaarverlegging moet beslissen opgeschort tot het moment waarop op het bezwaar wordt beslist.

Artikel 34f

  • 1 De rechtzoekende is het bedrag dat in het kader van de verlening van rechtsbijstand door het bestuur is betaald aan de rechtsbijstandverlener verschuldigd aan het bestuur, indien de rechtzoekende op grond van het besluit, bedoeld in artikel 34d, eerste lid, geen recht heeft op de verlening van rechtsbijstand.

  • 2 Het bestuur vordert het bedrag, bedoeld in het eerste lid, van de rechtzoekende, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten.

  • 3 Bij het vaststellen van de termijn of de termijnen waarbinnen moet worden betaald, houdt het bestuur rekening met de draagkracht van de rechtzoekende.

Artikel 34g

  • 1 Tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten, wordt de toevoeging met terugwerkende kracht ingetrokken, indien:

    • a. de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of

    • b. op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van tenminste 50% van het heffingvrij vermogen heeft.

  • 2 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing in zaken betreffende het strafrecht en het vreemdelingenrecht.

Artikel 35

  • 1 Tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald, is de rechtzoekende een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand.

  • 2 De regels omtrent de eigen bijdrage, alsmede de hoogte van de eigen bijdrage worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Artikel 36

Aan rechtspersonen wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet rechtsbijstand verleend, indien van de rechtspersoon redelijkerwijze niet verwacht kan worden dat deze de kosten van rechtsbijstand betaalt uit eigen vermogen of inkomsten, waaronder begrepen bijdragen van leden of betrokkenen, alsmede subsidies van de overheid. Artikel 35 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2. De kosten van de verlening van rechtsbijstand

Artikel 37

  • 1 Het bestuur verstrekt aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor:

    • a. de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand;

    • b. de door hem verleende rechtsbijstand in een zaak waarin een rechtsbijstandverlener rechtsbijstand heeft verleend in het kader van een door het bestuur getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken.

  • 2 De vergoeding omvat mede de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overige kosten die verband houden met de verlening van rechtsbijstand alsmede de omzetbelasting die over de vergoeding is verschuldigd.

  • 3 De voor de rechtzoekende vastgestelde eigen bijdrage wordt op de in het eerste lid bedoelde vergoeding in mindering gebracht.

  • 4 Aan ingeschreven advocaten wordt periodiek een voorschot toegekend.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot:

    • a. het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b. de aanvraag van de vergoeding en de besluitvorming daarover;

    • c. de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt verleend;

    • d. de verplichtingen van de rechtsbijstandverlener;

    • e. de vaststelling van de vergoeding;

    • f. de wijziging van de vergoeding;

    • g. de verlening van voorschotten;

    • h. de betaling van de vergoeding;

    • i. de naleving.

Artikel 37a

Indien een rechtspersoon een gehele of gedeeltelijke geldelijke bijdrage ontvangt voor de verlening van rechtskundige diensten, worden aan een advocaat die een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking heeft bij deze rechtspersoon geen vergoeding verstrekt voorzover de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand redelijkerwijs kan worden aangemerkt als een rechtskundige dienst waarvoor een geldelijke bijdrage is ontvangen.

Artikel 37b

  • 1 Het bestuur kan aan een rechtsbijstandverlener of een samenwerkingsverband van rechtsbijstandverleners ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten.

  • 2 Het bestuur kan een subsidieplafond vaststellen voor de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3 Het bestuur stelt regels vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Deze regels bevatten in ieder geval:

    • a. een uitwerking van de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • b. een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • d. de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • e. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht moet worden genomen;

    • f. de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 5 De door het bestuur te stellen regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 37c

Het bestuur kan met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. Artikel 37b, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38

  • 1 De rechtzoekende is de hem opgelegde eigen bijdrage van rechtswege verschuldigd aan degene die hem de rechtsbijstand verleent. Voor het overige is hij geen vergoeding verschuldigd, behoudens voor kosten die meer in het bijzonder ten behoeve van zijn zaak zijn gemaakt, voor zover die op grond van artikel 41 aan hem in rekening mogen worden gebracht.

  • 2 De ingevolge artikel 35 verschuldigde eigen bijdrage bedraagt niet meer dan het bedrag van de vergoeding waarop de rechtsbijstandverlener ingevolge artikel 37 recht heeft.

  • 3 De rechtsbijstandverlener licht de rechtzoekende vooraf zo goed mogelijk in over de kosten die voor hem aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden zijn. Hij kan ter verzekering van de inning van de eigen bijdrage en de overige aan de zaak verbonden kosten die voor rekening van de rechtzoekende komen, verlangen dat de rechtzoekende een voorschot betaalt.

  • 4 Indien de rechtzoekende weigerachtig blijft de door hem aan de rechtsbijstandverlener verschuldigde bijdrage en vergoeding voor de kosten te voldoen, wordt het bedrag daarvan nader vastgesteld door de president van de rechtbank van het arrondissement waarin de rechtsbijstandverlener is gevestigd. De artikelen 34 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage is van rechtswege verschuldigd aan de voorziening die door het bestuur is getroffen voor de verlening van rechtsbijstand, indien de rechtsbijstand door medewerkers van die voorziening is verleend.

Artikel 39

Bij de in artikel 37, vijfde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoedingen voor diensten die bij de verlening van rechtsbijstand zijn verricht door deurwaarders en, in strafzaken, door tolken, alsmede omtrent betaling van krachtens wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel in dag- of nieuwsbladen geplaatste oproepingen of aankondigingen.

Artikel 40

De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor het uitbrengen van een exploit of het opmaken van een proces-verbaal in een zaak waarin op grond van deze wet rechtsbijstand wordt verleend, noch voor de bijstand bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak.

Artikel 41

  • 1 Bij de in artikel 37, vijfde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de kosten die ten behoeve van de zaak zijn gemaakt en die door de rechtsbijstandverlener in rekening mogen worden gebracht.

  • 2 Tevens kunnen bij deze algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de gegevens die de rechtsbijstandverlener aan het bestuur dient over te leggen inzake:

    • a. de aan de rechtzoekende boven de eigen bijdrage in rekening gebrachte kosten;

    • b. de aan de zaak bestede tijd;

    • c. de wijze waarop de zaak is behandeld.

Afdeling 3. Subsidieverstrekking aan de raad en aan een voorziening

Artikel 42

  • 1 Onze Minister verstrekt de raad een subsidie voor de uitvoering van de wettelijke taken van het bestuur en de raad van advies.

  • 3 De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

Artikel 42a

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

    • a. de gegevens die Onze Minister met het oog op het opstellen van de begroting verstrekt aan de raad, alsmede op welk tijdstip deze gegevens uiterlijk worden verstrekt;

    • b. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • c. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden;

    • d. de eisen waaraan de begroting moet voldoen:

    • e. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald;

    • f. het verlenen van voorschotten;

    • g. de gevallen waarin de raad een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;

    • h. de omvang en aanvulling van de egalisatiereserves en de aanwending van overschotten;

    • i. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • j. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;

    • k. de termijn waarbinnen Onze Minister op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beslist;

    • l. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • m. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.

Artikel 42b

  • 1 Het bestuur kan met het oog op de uitoefening van zijn taken een subsidie verstrekken aan één of meer voorzieningen.

  • 3 Het bestuur stelt regels over de verstrekking van de subsidie, die in ieder geval bepalingen omvatten omtrent:

    • a. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    • b. het verlenen van voorschotten;

    • c. de gevallen waarin de voorziening een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding wordt berekend;

    • d. de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, waarvoor de voorziening de toestemming van het bestuur behoeft;

    • e. het vormen van een egalisatiereserve door de voorziening;

    • f. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • g. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;

    • h. het onderzoek door de accountant, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5 De door het bestuur op te stellen regels voor de subsidiëring van een voorziening behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 42c

  • 1 Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taak subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten.

  • 2 Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 37b zijn van toepassing.

Hoofdstuk VI. Rechtsbijstand in strafzaken

Artikel 44

  • 2 De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.

  • 4 Ongeacht de draagkracht is rechtsbijstand aan een slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf kosteloos, indien in de desbetreffende zaak vervolging is ingesteld en het slachtoffer overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in aanmerking komt voor een uitkering.

Artikel 44a

  • 1 Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.

  • 2 In het geval op last van de rechter een raadsman is toegevoegd, wordt overeenkomstig het eerste lid geen kostenvergoeding toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd.

Hoofdstuk VII. Bezwaar en beroep

Artikel 46

  • 4 De in het tweede en derde lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voorzover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk VIII. Toezicht op de naleving

Artikel 47

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 4 Aan door Onze Minister verstrekte subsidies onderscheidenlijk vergoedingen is de verplichting verbonden dat de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Hoofdstuk IX. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 49

De voordracht voor een krachtens de artikelen 12, derde lid, 34a, vierde lid, 35 en 37, vijfde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 66

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Met ingang van dezelfde datum wordt de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden ingetrokken met dien verstande dat deze laatste wet en de daarop steunende bepalingen, in afwijking van het gestelde in Artikel IV van de Wet van 22 december 1983 tot wijziging van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van de Wet tarieven in burgerlijke zaken van toepassing blijven op rechtsbijstand die krachtens een voor deze datum genomen beslissing aan een rechtzoekende wordt verleend.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 23 december 1993

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de eenendertigste december 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin