Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van
4 oktober 1993, nr. J.9310374, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken,
gedaan mede namens de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en
Onze Minister van Economische Zaken;
Gelet op richtlijn nr.92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van
gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk,
warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268) en richtlijn nr.92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling
van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de
specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel
brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268) en de artikelen 2, 3, 4, 8, 9, 11, 12 eerste lid, en 19 van de Landbouwkwaliteitswet;
Gezien het advies van:
-. het Produktschap voor Zuivel van 27 augustus 1993,
-. het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) van 24 augustus
1993,
-. de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ van 25 augustus 1993,
-. de Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne (VVZM) van 25 augustus 1993,
-. het Gemeenschappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU) van 25 augustus 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1993, nr. W11.93.0713);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 3 januari 1994, nr. J. 9320972, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: