Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2016 en zichtdatum 01-01-2017.
Geldend van 01-07-2004 t/m 31-12-2004

Besluit van 26 januari 1994, houdende regels betreffende de verlening en uitbetaling van geldelijke steun voor de ontwikkeling van bouwlocaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juni 1993, nr. MJZ16693021, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 81 van de Woningwet;

Gezien het advies van de Rijksplanologische Commissie van 24 juli 1992;

Gezien het advies van de Raad voor de Volkshuisvesting van 8 december 1992, nr. 201;

Gezien het advies van de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening van 9 december 1992;

De Raad van State gehoord (advies van 9 november 1993, nr. W08.93.0373);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 januari 1994, nr. MJZ25194026, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. regionaal openbaar lichaam: regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering;

  • b. algemeen bestuur: algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam;

  • c. budgethoudende bestuursorgaan: bestuursorgaan dat ten laste van een op voet van dit besluit toegekend budget subsidie kan verstrekken, en dat is het algemeen bestuur of provinciale staten;

  • d. bebouwde kom: aaneengesloten bebouwing als opgenomen in de door het Centraal Bureau voor de Statistiek ontwikkelde woonplaatsindeling 1971;

  • e. ontwikkelen van bouwlocaties: op bepaalde plaatsen in onderlinge samenhang bouwen van woningen en andere gebouwen, saneren van de bodem en aanleggen van voorzieningen op het terrein van verkeer en vervoer;

  • f. budgetbeherende provincie: provincie die financiële middelen op voet van dit besluit ontvangt;

  • g. ontvanger: regionaal openbaar lichaam of budgetbeherende provincie;

  • h. uitvoeringscontract: overeenkomst waarin Onze Minister, zowel in de hoedanigheid van bestuursorgaan als in die van vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, een regionaal openbaar lichaam en de provincie waarin het grondgebied van dat openbaar lichaam gelegen is, zich jegens elkaar hebben verbonden tot de daarin neergelegde wijze van ontwikkeling van bouwlocaties op dat grondgebied;

  • i. ontwikkelingscontract: overeenkomst waarin Onze Minister, zowel in de hoedanigheid van bestuursorgaan als in die van vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, en een budgetbeherende provincie zich jegens elkaar hebben verbonden tot de daarin neergelegde uitkomsten van het provinciale beleid inzake de ontwikkeling van bouwlocaties;

  • j. bouwgemeente: gemeente die een bouwlocatie op haar grondgebied ontwikkelt;

  • k. rente: rendement op staatsobligaties met een resterende looptijd van drie tot vijf jaar, als bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, of, indien dat rendement niet door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bekendgemaakt, het door De Nederlandsche Bank N.V. aangenomen rendement op zodanige staatsobligaties.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Provinciale staten besteden de financiële middelen, verstrekt aan een budgetbeherende provincie, uitsluitend aan verstrekking van subsidie voor de ontwikkeling van bouwlocaties aan de in die provincie gelegen samenwerkingsgebieden als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genoemd in bijlage I bij dit besluit, of aan in die samenwerkingsgebieden gelegen bouwgemeenten, genoemd in die bijlage. Voorafgaand aan de subsidievaststelling wordt geen beschikking tot subsidieverlening gegeven.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Een uitvoeringscontract omvat in elk geval:

    • a. de gedurende de contractperiode op het grondgebied van het regionaal openbaar lichaam te ontwikkelen bouwlocaties;

    • b. het tijdstip waarop de contractperiode begint en het tijdstip waarop deze eindigt, welk laatstbedoelde tijdstip samenvalt met het tijdstip waarop ingevolge de aanhef van artikel 27, eerste lid, uiterlijk kan worden besloten een budget in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen;

    • c. een verdeling van de contractperiode in drie tijdvakken, waarbij per tijdvak het aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen wordt aangegeven, met dien verstande dat:

      • 1°. het tweede tijdvak begint op 1 januari van een jaar;

      • 2°. het derde tijdvak begint op het tijdstip, bedoeld in onderdeel d, en dat als aantal in dat tijdvak aan de woningvoorraad toe te voegen woningen nul wordt aangegeven, en

      • 3°. zowel het eerste als het tweede tijdvak ten minste twee vijfde deel uitmaakt van de contractperiode zonder inbegrip van het derde tijdvak;

    • d. het beoogde tijdstip van voltooiing van de ontwikkeling van de bouwlocaties;

    • e. de wijze van afstemming in een tijdvak als bedoeld in onderdeel c tussen de bouw van woningen en andere gebouwen, de sanering van de bodem en de aanleg van voorzieningen op het terrein van verkeer en vervoer;

    • f. het totale aantal ten minste aan de woningvoorraad toe te voegen woningen;

    • g. de gehanteerde rente, waarvoor wordt uit gegaan van de gemiddelde rente over de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het tijdstip van ondertekening van het uitvoeringscontract, en

    • h. hetgeen ingevolge de artikelen 13d, 17, eerste lid, eerste en derde volzin, en 25, eerste lid, derde volzin, daarin dient te worden opgenomen.

  • 2 Een uitvoeringscontract voor een regionaal openbaar lichaam waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt, omvat voorts in elk geval het aantal ten minste aan de woningvoorraad toe te voegen woningen voor iedere te ontwikkelen bouwlocatie binnen de bebouwde kom van de betrokken genoemde gemeente, waarop bedrijfsterreinen gelegen zijn die niet meer als zodanig in gebruik zijn. Een uitvoeringscontract voor een ander regionaal openbaar lichaam omvat voorts in elk geval het aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen voor iedere te ontwikkelen bouwlocatie buiten de bebouwde kom.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Een uitvoeringscontract omvat voorts in elk geval het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee door de regionale openbare lichamen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van in dat contract aan te geven nieuwe bouwlocaties, of waarmee door de andere regionale openbare lichamen de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties buiten de bebouwde kom. Het in de eerste volzin bedoelde aantal woningen in de sociale-bouwsector is ten hoogste gelijk aan 30 procent van het totale aantal woningen waarmee de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties als bedoeld in die volzin.

  • 2 Indien het aantal woningen in de marktsector waarmee door de in het eerste lid eerstgenoemde regionale openbare lichamen de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van in het uitvoeringscontract aan te geven bouwlocaties in en aan de stad, of waarmee door de andere regionale openbare lichamen de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties binnen de bebouwde kom, hoger is dan 50 procent van het totale aantal woningen waarmee de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van die bouwlocaties, kan, in afwijking van het eerste lid, tweede volzin, het aandeel van de woningen in de sociale-bouwsector in het in de eerste volzin van dat lid bedoelde totale aantal woningen dienovereenkomstig hoger zijn dan 30 procent.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel:

    • a. wordt de uitbreiding van de woningvoorraad, of van een deel daarvan, berekend door het aantal in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties daaraan toe te voegen woningen te verminderen met het aantal in dat kader daaraan te onttrekken woningen;

    • b. wordt onder woningen in de sociale-bouwsector verstaan:

      • 1°. de in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties aan de woningvoorraad toe te voegen woningen waarvan de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom niet hoger zijn dan € 101.449 en

      • 2°. de op het tijdstip waarop de contractperiode begint bestaande woningen die door een gemeente of toegelaten instelling worden verhuurd, en de op dat tijdstip bestaande woningen die door de eigenaar worden bewoond en met betrekking tot welke op dat tijdstip een besluit van overheidswege tot verstrekking van, aan die eigenaar als begunstigde ten goede komende, subsidie ten behoeve van het verkrijgen in eigendom daarvan van toepassing is en

    • c. wordt onder woningen in de marktsector verstaan:

      • 1°. de in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties aan de woningvoorraad toe te voegen woningen waarvan de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom hoger zijn dan € 101.449 en

      • 2°. de op het tijdstip waarop de contractperiode begint bestaande woningen die niet begrepen zijn onder de in onderdeel b, onder 2°, bedoelde woningen.

  • 4 De bedragen, genoemd in het derde lid, onderdelen b, onder 1°, en c, onder 1°, kunnen bij ministeriële regeling met ingang van 1 januari van enig kalenderjaar worden gewijzigd, indien daartoe aanleiding bestaat wegens wijziging van de prijzen in verband met het bouwen van woningen. De voor enig kalenderjaar geldende bedragen zijn van toepassing op de woningen voor de bouw waarvan in dat jaar een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet wordt verleend.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Een ontwikkelingscontract omvat in elk geval:

  • a. het tijdstip waarop de contractperiode begint en het tijdstip waarop deze eindigt, welk laatstbedoelde tijdstip samenvalt met het tijdstip waarop ingevolge de aanhef van artikel 27, eerste lid, uiterlijk kan worden besloten een budget in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen;

  • b. een verdeling van de contractperiode in drie tijdvakken, waarbij per tijdvak het aantal woningen wordt aangegeven dat aan de woningvoorraad wordt toegevoegd op grond van het ontwikkelingscontract, met dien verstande dat:

    • 1°. het tweede tijdvak begint op 1 januari van een jaar;

    • 2°. het derde tijdvak begint op het tijdstip, bedoeld in onderdeel c, en dat als aantal in dat tijdvak aan de woningvoorraad toe te voegen woningen nul wordt aangegeven, en

    • 3°. zowel het eerste als het tweede tijdvak ten minste twee vijfde deel uitmaakt van de contractperiode zonder inbegrip van het derde tijdvak;

  • c. het beoogde tijdstip van voltooiing van de ontwikkeling van de bouwlocaties;

  • d. het aantal binnen de bebouwde kom en het aantal buiten de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen op grond van het ontwikkelingscontract, alsmede de wijzigingen in die aantallen als gevolg van daartoe strekkende afspraken tussen de betrokken budgetbeherende provincie en één of meer andere budgetbeherende provincies;

  • e. het totale aantal ten minste aan de woningvoorraad toe te voegen woningen;

  • f. de gehanteerde rente, waarvoor wordt uit gegaan van de gemiddelde rente over de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het tijdstip van ondertekening van het ontwikkelingscontract, en

  • g. hetgeen ingevolge de artikelen 13d, 17, eerste lid, eerste en derde volzin, en 25, eerste lid, derde volzin, daarin dient te worden opgenomen.

Hoofdstuk II. Verhoging van budgetten

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 13b

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister kan gedurende de contractperiode een budget verhogen, indien een wijziging van het rijksbeleid inzake de volkshuisvesting of de ruimtelijke ordening, die strekt tot een intensivering van de taakstelling voor de woningbouw, dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt.

  • 2 Een budget kan slechts worden verhoogd, indien de ontvanger:

    • a. aan Onze Minister op de wijze, bedoeld in het derde lid, gegevens verstrekt ten behoeve van de berekening van een zodanige verhoging, welke gegevens beperkt blijven tot die woningen en bouwlocaties, welke niet bij de berekening van het budget voor die ontvanger betrokken zijn, en

    • b. ten genoegen van Onze Minister aannemelijk maakt dat met de voornemens tot ontwikkeling van bouwlocaties die blijken uit de in onderdeel a bedoelde gegevens, wordt voldaan aan het vierde lid.

  • 3 Ten behoeve van de berekening van de verhoging van het budget verstrekt de ontvanger aan Onze Minister met gebruikmaking van een door hem vast te stellen formulier:

    • a. het aantal door de ontvanger geprojecteerde woningen dat aan de woningvoorraad wordt toegevoegd op grond van het uitvoeringscontract of het ontwikkelingscontract, waarbij het aantal binnen de bebouwde kom en het aantal buiten de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen afzonderlijk wordt aangegeven;

    • b. de uit een oogpunt van ruimtelijke ordening door de ontvanger beoogde ontwikkeling van bouwlocaties, voorzover deze buiten de bebouwde kom gelegen zijn;

    • c. de financiële gegevens met betrekking tot de te ontwikkelen bouwlocaties, voorzover deze buiten de bebouwde kom gelegen zijn, en

    • d. de gegevens inzake de door de ontvanger beoogde mate van dichtheid van de woningbouw op de te ontwikkelen bouwlocaties, voorzover deze buiten de bebouwde kom gelegen zijn.

  • 4 Onze Minister berekent geen verhoogd budget voor een ander regionaal openbaar lichaam dan een regionaal openbaar lichaam waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt, indien het algemeen bestuur niet ten genoegen van Onze Minister aannemelijk heeft gemaakt dat met de beoogde ontwikkeling van bouwlocaties:

    • a. de behoeften van de inwoners van dat openbaar lichaam op het gebied van wonen, werken en verzorging overwegend binnen dat openbaar lichaam zullen worden vervuld;

    • b. zo veel mogelijk voorrang wordt gegeven aan het bouwen van nieuwe woningen in of zo dicht mogelijk bij bestaand stedelijk gebied;

    • c. wordt gestreefd naar verscheidenheid in het aanbod van woningen naar in elk geval prijs en grootte en

    • d. een bijdrage wordt geleverd aan het behoud van open ruimten tussen het bebouwde grondgebied van dat openbaar lichaam en dat van de aangrenzende gemeenten.

Artikel 13c

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 De verhoging wordt berekend aan de hand van het reeds aan de ontvanger toegekende budget, overeenkomstig het daarover bij of krachtens dit besluit bepaalde, zoals dit luidde ten tijde van de toekenning van het budget.

  • 2 De budgetbeherende provincies komen overeen, hoe het verhoogde budget over de provincies wordt verdeeld. Zij delen de overeengekomen verdeling mee aan Onze Minister.

Artikel 13d

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Bij verhoging van het budget voor een ontvanger worden van het betrokken uitvoeringscontract of ontwikkelingscontract de bepalingen inzake de aantallen te bouwen woningen en de te ontwikkelen bouwlocaties dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Onze Minister kent een ingevolge artikel 13b tot stand gekomen verhoging van een budget aan de betrokken ontvanger toe.

Hoofdstuk III. Bepalingen met betrekking tot verstrekte financiële middelen en subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

§ 1. Uitbetaling van budgetten

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister betaalt een toegekend budget voor de ontwikkeling van bouwlocaties uit als jaarlijkse bijdrage in een reeks van jaarbedragen, waarvan het aantal en de hoogte in het uitvoeringscontract of ontwikkelingscontract worden opgenomen. Buiten de gevallen, bedoeld in de artikelen 18 en 25, eerste lid, tweede volzin, worden de jaarbedragen slechts gewijzigd in overeenstemming tussen Onze Minister en het budgethoudende bestuursorgaan. De wijzigingen worden in het uitvoeringscontract of ontwikkelingscontract opgenomen.

  • 3 Het eerste jaarbedrag van een budget wordt uitbetaald in het eerste kalenderjaar van de contractperiode. De volgende jaarbedragen worden telkens voor 1 juli van aaneengesloten daaropvolgende kalenderjaren uitbetaald.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 De nog uit te betalen jaarbedragen worden jaarlijks verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer «Bruto investeringen door bedrijven in woningen (a)», of bij vervanging van dit prijsindexcijfer, het prijsindexcijfer dat hiervoor in de plaats treedt, blijkens de gegevens in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau over het volgende jaar stijgt respectievelijk daalt. De verhogingen of verlagingen vinden steeds op 31 december plaats.

  • 2 Onze Minister kan alle eerstvolgend uit te betalen jaarbedragen met een voor al die jaarbedragen gelijk percentage wijzigen, indien de mate van beschikbaarheid van kasmiddelen daar naar zijn oordeel aanleiding toe geeft.

§ 1a. De verstrekking van subsidie door provinciale staten

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 18a

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Provinciale staten brengen een verordening tot stand, op voet waarvan zij subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, verstrekken en die in elk geval omvat:

  • a. regels inzake de wijze van aanvragen van die subsidie;

  • b. de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden;

  • c. de termijnen voor de beslissing omtrent de aanvraag;

  • d. de gronden om die subsidie niet te verstrekken;

  • e. de verplichtingen die gelden ingevolge artikel 18b, eerste en tweede lid;

  • f. de overige verplichtingen die gelden bij het verstrekken van die subsidie;

  • g. regels inzake de berekening van het bedrag van die subsidie;

  • h. de termijnen voor en de wijze van uitbrengen van het verslag, bedoeld in artikel 18b, eerste lid, onderdeel c;

  • i. de termijnen voor en de wijze van melden van de voltooiing van de ontwikkeling van de bouwlocaties en

  • j. de wijze en het tijdstip of de tijdstippen van uitbetalen van die subsidie.

Artikel 18b

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Bij het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, gelden de verplichtingen dat:

    • a. die subsidie uitsluitend wordt ingezet ter bestrijding van de grondkosten bij de ontwikkeling van bouwlocaties;

    • b. ten hoogste 30 procent van het aantal woningen waarmee de woningvoorraad, conform het ontwikkelingscontract, wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties buiten de bebouwde kom, behoort tot de woningen in de sociale-bouwsector, en

    • c. aan provinciale staten jaarlijks een verslag wordt uitgebracht over de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties waarvoor die subsidie wordt verstrekt.

  • 2 Indien het aantal woningen in de marktsector waarmee de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties binnen de bebouwde kom op grond van het ontwikkelingscontract, hoger is dan 50 procent van het totale aantal woningen waarmee de woningvoorraad op die wijze wordt uitgebreid, kan, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, het aandeel van de woningen in de sociale-bouwsector in het in genoemd onderdeel bedoelde aantal woningen dienovereenkomstig hoger zijn dan 30 procent.

§ 2. Jaarlijkse verslaglegging over de ontwikkeling van de bouwlocaties

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Het budgethoudende bestuursorgaan brengt jaarlijks voor 1 april, voor het eerst in het tweede kalenderjaar van de contractperiode, op een formulier volgens het model in bijlage II bij dit besluit, aan Onze Minister verslag uit over de voortgang van de ontwikkeling van de in het betrokken uitvoeringscontract genoemde bouwlocaties, respectievelijk van de bouwlocaties, genoemd in dan wel ter uitvoering van het ontwikkelingscontract. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt, indien in het eindrapport, bedoeld in artikel 26, eerste lid, niet is gemeld dat de ontwikkeling van de bouwlocaties op het grondgebied van de ontvanger is voltooid, het in die volzin bedoelde verslag over het laatste kalenderjaar van de contractperiode uitgebracht binnen vier weken na die voltooiing.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 2 Indien het verslag niet tijdig of naar het oordeel van Onze Minister onvolledig is uitgebracht, geeft hij daarvan kennis aan het budgethoudende bestuursorgaan in de ontvangstbevestiging, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onze Minister stelt bij de in het tweede lid bedoelde kennisgeving een termijn van ten hoogste acht weken binnen welke het verslag alsnog moet worden uitgebracht of aangevuld.

  • 4 Door een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid wordt de uitbetaling van het budget opgeschort.

  • 5 De opschorting wordt opgeheven op het tijdstip waarop naar het oordeel van Onze Minister blijkt dat het budgethoudende bestuursorgaan het verslag alsnog heeft uitgebracht of aangevuld. De door de opschorting niet uitbetaalde jaarbedragen worden terstond na de opheffing van de opschorting uitbetaald, of zo spoedig als daarvoor kasmiddelen beschikbaar zijn, doch uiterlijk zes maanden na die opheffing.

§ 3. Periodieke rapportage

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Het budgethoudende bestuursorgaan brengt binnen dertien weken na het verloop van het eerste van de drie tijdvakken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, aanhef, of 6 a, onderdeel b, aanhef, op een formulier volgens het model in bijlage III A bij dit besluit, aan Onze Minister een tussenrapport uit over de voortgang van de ontwikkeling van de in het betrokken uitvoeringscontract genoemde bouwlocaties, respectievelijk van de bouwlocaties genoemd in dan wel ter uitvoering van het ontwikkelingscontract.

  • 2 Van het tussenrapport maken deel uit:

    • a. een vergelijking tussen de rente, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel g, of 6a, onderdeel f, en de rente over het eerste van de drie tijdvakken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, aanhef, respectievelijk 6a, onderdeel b, aanhef, voor welke laatstbedoelde rente wordt uit gegaan van de gemiddelde rente over de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het begin van het tweede van die drie tijdvakken, en

    • b. een uiteenzetting over het beleid dat door het budgethoudende bestuursorgaan is gevoerd ten aanzien van het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van ingevolge dit besluit verstrekte subsidie.

  • 4 De verklaring, bedoeld in het derde lid, gaat vergezeld van het rapport van bevindingen, bedoeld in punt 3 van het onderdeel, getiteld «Richtlijnen», van bijlage IV A bij dit besluit.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister bevestigt binnen vier weken de ontvangst van het tussenrapport, bedoeld in artikel 22, eerste lid.

  • 2 Indien het tussenrapport niet tijdig of naar het oordeel van Onze Minister onvolledig is uitgebracht, geeft hij daarvan kennis aan het budgethoudende bestuursorgaan in de ontvangstbevestiging, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onze Minister stelt bij de in het tweede lid bedoelde kennisgeving een termijn van ten hoogste acht weken binnen welke het tussenrapport alsnog moet worden uitgebracht of aangevuld.

  • 4 Door een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid wordt de uitbetaling van het budget opgeschort.

  • 5 De opschorting wordt opgeheven op het tijdstip waarop naar het oordeel van Onze Minister blijkt dat het budgethoudende bestuursorgaan het tussenrapport alsnog heeft uitgebracht of aangevuld, tenzij Onze Minister van oordeel is dat toepassing zou moeten worden gegeven aan artikel 24, eerste lid, in welk geval op de opheffing van de opschorting het tweede lid van dat artikel van toepassing is. De door de opschorting niet uitbetaalde jaarbedragen worden terstond na de opheffing van de opschorting uitbetaald, of zo spoedig als daarvoor kasmiddelen beschikbaar zijn, doch uiterlijk zes maanden na die opheffing.

  • 6 Indien het budgethoudende bestuursorgaan een jaar na het verloop van de termijn, genoemd in artikel 22, eerste lid, het tussenrapport niet heeft uitgebracht of aangevuld, kan Onze Minister het besluit tot toekenning van het budget intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 2 De opschorting wordt opgeheven op het tijdstip waarop naar het oordeel van Onze Minister blijkt dat het budgethoudende bestuursorgaan alsnog aan het in het eerste lid bedoelde onderdeel van het betrokken contract voldoet. De door de opschorting niet uitbetaalde jaarbedragen worden terstond na de opheffing van de opschorting uitbetaald, of zo spoedig als daarvoor kasmiddelen beschikbaar zijn, doch uiterlijk zes maanden na die opheffing.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 2 Voor elk vol procentpunt dat de afwijking, bedoeld in het eerste lid, bedraagt, bedraagt de verhoging of verlaging, bedoeld in dat lid, 1,56 procent van de som van de ingevolge artikel 17, eerste lid, in het uitvoeringscontract of ontwikkelingscontract opgenomen jaarbedragen voor het tweede van de drie tijdvakken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, aanhef, of 6a, onderdeel b, aanhef. Het in de eerste volzin genoemde percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Het budgethoudende bestuursorgaan brengt binnen dertien weken na het tijdstip waarop ingevolge het uitvoeringscontract of het ontwikkelingscontract de ontwikkeling van de bouwlocaties op het grondgebied van de ontvanger dient te zijn voltooid, op een formulier volgens het model in bijlage III B bij dit besluit, aan Onze Minister een eindrapport uit over die voltooiing.

  • 3 Artikel 23 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van het vijfde lid, eerste volzin, de zinsnede die begint met ", tenzij Onze Minister" en die eindigt met "van toepassing is" niet van toepassing is.

§ 4. Naleving van de voorwaarden

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister kan, uiterlijk zes maanden na de ontvangst van het volledige in artikel 26, eerste lid, bedoelde eindrapport, een besluit tot toekenning van een budget intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, indien uit dat rapport, of uit de uitgebrachte eindrapporten gezamenlijk naar zijn oordeel blijkt dat:

    • a. een regionaal openbaar lichaam zich niet heeft gehouden aan één of meer van de onderdelen van het uitvoeringscontract, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, onderdelen a en f, en tweede lid, en 6, eerste lid, aan artikel 6, tweede lid, en het algemeen bestuur in het eindrapport niet ten genoegen van Onze Minister aannemelijk heeft gemaakt dat dat openbaar lichaam zich alsnog aan die bepalingen zal houden;

    • b. in een regionaal openbaar lichaam waarvan Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt, de toeslag, bedoeld in artikel 8, tweede lid, tweede volzin, zoals die luidde op 31 december 1999, niet of niet volledig is besteed aan het ontwikkelen van bouwlocaties in de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht op laatstelijk voor 1 januari 1990 in gebruik zijnde bedrijfsterreinen, tenzij die gemeente van die besteding heeft afgezien ten gunste van een andere bouwgemeente die van het betrokken regionaal openbaar lichaam deel uitmaakt en die toeslag heeft besteed aan het ontwikkelen van bouwlocaties met laatstelijk voor 1 januari 1990 in gebruik zijnde bedrijfsterreinen.

    • c. een budgetbeherende provincie zich niet heeft gehouden aan artikel 2, eerste lid, aan het onderdeel van het ontwikkelingscontract, bedoeld in artikel 6a, onderdeel e, of aan artikel 18a, of niet de hand heeft gehouden aan de naleving van artikel 18b, eerste en tweede lid, en provinciale staten in het eindrapport niet ten genoegen van Onze Minister aannemelijk hebben gemaakt dat die provincie zich alsnog aan die bepalingen zal houden respectievelijk aan die naleving de hand zal houden, of

    • d. een budgetbeherende provincie die zich heeft gehouden aan artikel 6a, onderdeel e, binnen de bebouwde kom minder woningen aan de woningvoorraad heeft toegevoegd dan het ingevolge artikel 6a, onderdeel d, in het ontwikkelingscontract opgenomen aantal binnen de bebouwde kom daaraan toe te voegen woningen, en het door de budgetbeherende provincies gezamenlijk binnen de bebouwde kom daaraan toegevoegde woningen lager is dan het aantal door die provincies gezamenlijk in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen.

  • 2 Onze Minister kan een besluit tot toekenning van een budget voorts intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, indien de gegevens op grond waarvan het budget is toegekend zodanig onjuist blijken te zijn, dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen.

Artikel 27a

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister stelt de hoogte van het in te trekken of op het budget in mindering te brengen bedrag vast, waarbij hij ten aanzien van de budgetbeherende provincies het tweede tot en met vierde lid in acht neemt.

  • 2 Het ingevolge het eerste lid vast te stellen bedrag wordt berekend:

    • a. indien niet is voldaan aan het onderdeel van het ontwikkelingscontract, bedoeld in artikel 6a, onderdeel e en

      • 1°. dit uitsluitend is terug te voeren op het in onvoldoende mate buiten de bebouwde kom aan de woningvoorraad toevoegen van woningen: volgens de formule (q . r) en het vierde lid;

      • 2°. dit uitsluitend is terug te voeren op het in onvoldoende mate binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toevoegen van woningen: volgens de formule (p . € 1 361,34) - (q . r) en het vierde lid, en

      • 3°. dit op de beide situaties, bedoeld onder 1° en 2°, is terug te voeren: volgens de formule (p . € 1 361,34) + (q . r) en het vierde lid, of

    • b. indien artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van toepassing is: volgens de formule \(s . € 1 361,34) . (p/pg)\ - (t . r) en het vierde lid.

  • 3 In de formules, genoemd in het tweede lid en dit lid, stelt voor:

    • p: het verschil tussen het aantal volgens het ontwikkelingscontract binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in de betrokken provincie en het aantal feitelijk op grond van dat ontwikkelingscontract binnen de bebouwde kom daaraan toegevoegde woningen in die provincie;

    • q: het verschil tussen het aantal volgens het ontwikkelingscontract buiten de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in de betrokken provincie en het aantal feitelijk op grond van dat ontwikkelingscontract buiten de bebouwde kom daaraan toegevoegde woningen in die provincie, welk verschil voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, niet hoger wordt gesteld dan het verschil tussen het aantal, bedoeld in artikel 6a, onderdeel e, en het aantal feitelijk op grond van dat ontwikkelingscontract aan de woningvoorraad toegevoegde woningen in die provincie;

    • r: het aan de budgetbeherende provincies gezamenlijk toegekende budget, berekend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit besluit, zoals dit luidde op 31 december 1999, verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door het aantal door die provincies gezamenlijk in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen te vermenigvuldigen met € 1 361,34, en vervolgens gedeeld door het aantal volgens de ontwikkelingscontracten gezamenlijk buiten de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in de budgetbeherende provincies gezamenlijk;

    • s: het verschil tussen het aantal door de budgetbeherende provincies gezamenlijk in het kader van de ontwikkeling van bouwlocaties binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen, en het aantal feitelijk op grond van het ontwikkelingscontract binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toegevoegde aantal woningen in de budgetbeherende provincies gezamenlijk;

    • pg: het verschil tussen het aantal volgens de betrokken ontwikkelingscontracten gezamenlijk binnen de bebouwde kom aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in de betrokken provincies gezamenlijk en het aantal feitelijk binnen de bebouwde kom daaraan toegevoegde woningen in die provincies, en

    • t: de uitkomst van de berekening van de factor q, dan wel, indien die lager is, de uitkomst van de formule (s . p/pg).

  • 4 Een volgens het tweede en derde lid berekend bedrag wordt verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee, door de toepassingen van de artikelen 18 en 25 tot het tijdstip van de intrekking of wijziging, bedoeld in artikel 27, eerste lid, de betrokken jaarbedragen hoger of lager zijn komen te liggen dan de oorspronkelijk in het ontwikkelingscontract opgenomen jaarbedragen.

§ 5. Melding van de voltooiing

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Indien in het eindrapport, bedoeld in artikel 26, eerste lid, niet is gemeld dat de ontwikkeling van de bouwlocaties op het grondgebied van de ontvanger is voltooid, meldt het budgethoudende bestuursorgaan die voltooiing aan Onze Minister binnen vier weken na die voltooiing, op een formulier volgens het model in bijlage III B bij dit besluit.

  • 3 Artikel 23 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van het vijfde lid, eerste volzin, de zinsnede die begint met ", tenzij Onze Minister" en die eindigt met "van toepassing is" niet van toepassing is.

  • 4 Artikel 27, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van onderdeel a de zinsnede die begint met ", en het algemeen bestuur" en die eindigt met "zal houden", en van onderdeel c de zinsnede die begint met "en provinciale staten" en die eindigt met "de hand zal houden," niet van toepassing is.

Hoofdstuk IV. Verdere bepalingen

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 Onze Minister kan van dit besluit of de daarop berustende bepalingen afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die naar zijn oordeel in het belang van de volkshuisvesting zijn.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat een afwijking als bedoeld in het eerste lid van kracht blijft in gevallen dat het experiment is afgesloten, hij dat experiment als zodanig geslaagd beschouwt, dat dit naar zijn oordeel tot wijziging van dit besluit zou moeten leiden, en die wijziging nog niet van kracht is geworden en in werking is getreden.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit locatiegebonden subsidies.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 januari 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

Uitgegeven de derde februari 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. bij artikel 2 van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Lijst. van bouwgemeenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

In de onderstaande lijst wordt onder "Binnenstedelijke locaties" verstaan: bouwlocaties binnen de bebouwde kom, en wordt onder "Uitleglocaties" verstaan: bouwlocaties buiten de bebouwde kom.

PROVINCIE GRONINGEN

Stadsgewest Groningen

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

– Groningen

∗ Uitleglocaties:

– Groningen (Groningen-Oost, Groningen-Noord-West, Groningen-Zuid-West)

   

PROVINCIE FRIESLAND

Stadsgewest Leeuwarden

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Leeuwarden

  • Boarnsterhim – Leeuwarderadeel

  • Menaldumadeel

  • Tytsjerksteradiel

  • Littenseradiel

∗ Uitleglocaties:

– Leeuwarden (Hempens/Teerns)

   

PROVINCIE DRENTHE

Concentratiekern Emmen

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

– Emmen

∗ Uitleglocaties:

– Emmen (Rietlanden, Delftlanden, Erica)

   

PROVINCIE OVERIJSSEL

Stadsgewest Zwolle

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

– Zwolle

∗ Uitleglocaties:

– Zwolle (Stadshagen)

   

Stadsgewest Stedendriehoek

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

– Deventer

∗ Uitleglocaties:

– Deventer (Colmschate-Noord)

   

PROVINCIE GELDERLAND

 

Stadsgewest Stedendriehoek

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Apeldoorn

  • Zutphen

  • Voorst

∗ Uitleglocaties:

  • Apeldoorn (Osseveld-Oost, Woudhuis, Beemte/Zuidbroek)

  • Zutphen (Leesten-Oost en -West)

   

PROVINCIE UTRECHT

Stadsgewest Amersfoort

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Amersfoort

  • Baarn

  • Bunschoten

  • Eemnes

  • Leusden

  • Soest

  • Woudenberg

∗ Uitleglocaties:

– Amersfoort (Nieuwland, Vathorst)

   

PROVINCIE NOORD-HOLLAND

Stadsgewest Alkmaar

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Alkmaar

  • Akersloot

  • Bergen

  • IJmond

  • Graft de Rijp

  • Heerhugowaard

  • Langedijk

  • Heiloo

  • Limmen

  • Schermer

  • Schoorl

  • Warmenhuizen

∗ Uitleglocaties:

  • Alkmaar (Vroonermeer, Daalmeer)

  • Heerhugowaard (Oostertocht, Stad van de Zon, Beveland, Broekhorn)

   

Stadsgewest Haarlem

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Haarlem

  • Bennebroek

  • Bloemendaal

  • Haarlemmerliede en Spaarnwoude

  • Heemstede

  • Zandvoort

  • Beverwijk

  • Castricum

  • Heemskerk

  • Uitgeest

  • Velsen

∗ Uitleglocaties:

  • Beverwijk (Broekpolder)

  • Heemskerk (Waterakkers/Lunetten)

  • Velsen (Velserbroek)

   

Stadsgewest Hilversum

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Hilversum

  • Blaricum

  • Bussum

  • 's-Graveland

  • Huizen

  • Laren

  • Muiden

  • Naarden

  • Nederhorst den Berg

  • Weesp

∗ Uitleglocaties:

  • Huizen (Vierde Kwadrant)

  • Weesp (Bloemendalerpolder-150)

   

PROVINCIE ZUID-HOLLAND

 

Stadsgewest Leiden/Bollenstreek

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Leiden

  • Alkemade

  • Leiderdorp

  • Oegstgeest

  • Voorschoten

  • Zoeterwoude

  • Hillegom

  • Katwijk

  • Lisse

  • Noordwijk

  • Noordwijkerhout

  • Rijnsburg

  • Sassenheim

  • Valkenburg

  • Voorhout

  • Warmond

∗ Uitleglocaties:

  • Leiderdorp (Vegmo-Ruigekade, Boterhuispolder)

  • Voorhout (Voorhout-Noord)

   

Stadsgewest Drechtsteden

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Dordrecht

  • Alblasserdam

  • Graafstroom

  • 's-Gravendeel

  • Heerjansdam

  • Hendrik Ido Ambacht

  • Nieuw Lekkerland

  • Papendrecht

  • Sliedrecht

  • Zwijndrecht

∗ Uitleglocaties:

  • Dordrecht (Dordrecht-buitenstad)

  • Alblasserdam (Lange steeg)

  • Hendrik Ido Ambacht (De Volgerlanden)

  • Papendrecht/Sliedrecht (Papendrecht Oostpolder/Sliedrecht Baanhoek West)

   

PROVINCIE ZEELAND

 

Stadsgewest Vlisburg

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Middelburg

  • Vlissingen

   

PROVINCIE NOORD-BRABANT

 

Stadsgewest Breda

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Breda

  • Etten-Leur

  • Oosterhout

∗ Uitleglocaties:

  • Breda (Haagse Beemden, Westerpark), Nieuw Ginneken (Ypelaar N.O., Bavel), Prinsenbeek, Teteringen

  • Etten-Leur (Hoge Neerstraat, Brandseweg, Schoenmakershoek)

  • Oosterhout (Vrachelen)

   

Stadsgewest Tilburg

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Tilburg

  • Goirle

  • Waalwijk (niet gelegen in Vinex-stadsgewest)

∗ Uitleglocaties:

  • Tilburg (Reeshof, Drijflanen, Tilburg-Noord-Oost), Udenhout (De Mortel)

  • Goirle (Bakertand)

  • Waalwijk (niet gelegen in Vinex-stadsgewest) (Waalwijk-West)

   

Stadsgewest 's-Hertogenbosch

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • 's-Hertogenbosch

  • Heusden

  • Vught

∗ Uitleglocaties:

  • 's-Hertogenbosch (Hoogveld II/ Engelen), Empel (Empel-Noord en -Zuid), Rosmalen (Rosmalen-Noord, Elsstraat)

  • Vught (Frederik Hendrik Kazerne, Hoevensestraat)

   

PROVINCIE LIMBURG

 

Stadsgewest Heerlen

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Heerlen

  • Brunssum

  • Kerkrade

  • Landgraaf

∗ Uitleglocaties:

– Heerlen (Hoogveld, Heerlerbaan)

   

Stadsgewest Sittard/Geleen

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Sittard

  • Geleen

∗ Uitleglocaties:

– Sittard (Hoogveld, Sittard-West)

   

Stadsgewest Venlo

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

  • Venlo

  • Tegelen

∗ Uitleglocaties:

– Venlo (Venlo-stadsrand Zuid-Oost)

   

Stadsgewest Maastricht

 

∗ Binnenstedelijke locaties:

– Maastricht

∗ Uitleglocaties:

– Maastricht (Caberg-Lanakerveld)

Bijlage II. bij artikel 19 van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Verslag als bedoeld in artikel 19, eerste volzin, van het Besluit locatiegebonden subsidies over het jaar ... (verslagjaar)

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Gegevens omtrent de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties:

te verstrekken door alle ontvangers:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

het geraamde aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in elk van de op het verslagjaar eerstvolgende drie kalenderjaren.

te verstrekken door de regionale openbare lichamen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • - het totale aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd op elk van de bouwlocaties binnen de bebouwde kom, waarop bedrijfsterreinen gelegen zijn die niet meer als zodanig in gebruik zijn (functieveranderingslocaties);

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven nieuwe bouwlocaties gezamenlijk;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven bouwlocaties in en aan de stad gezamenlijk.

te verstrekken door de andere regionale openbare lichamen:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • - het totale aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties buiten de bebouwde kom, uitgesplitst per bouwlocatie;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom.

te verstrekken door de budgetbeherende provincies:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • - het totale aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd;

  • - het aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties binnen de bebouwde kom en op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de marktsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract in het verslagjaar de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom.

Bijlage III A. bij artikel 22, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Tussenrapport als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies over het tijdvak ... (verslagperiode)

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Gegevens omtrent de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

te verstrekken door alle ontvangers:

de stand van de ontwikkeling van de bouwlocaties aan het einde van de verslagperiode.

te verstrekken door de regionale openbare lichamen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt:

  • - het totale aantal woningen dat in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd op elk van de bouwlocaties binnen de bebouwde kom, waarop bedrijfsterreinen gelegen zijn die niet meer als zodanig in gebruik zijn (functieveranderingslocaties);

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven nieuwe bouwlocaties gezamenlijk;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven bouwlocaties in en aan de stad gezamenlijk;

  • - de bouwlocaties waarvan de grond aan het einde van de verslagperiode bouwrijp is, en het geraamde aantal woningen dat op die grond aan de woningvoorraad wordt toegevoegd.

te verstrekken door de andere regionale openbare lichamen:

  • - het totale aantal woningen dat in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties buiten de bebouwde kom, uitgesplitst per bouwlocatie;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom;

  • - het geraamde aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in elk van de op de verslagperiode eerstvolgende drie kalenderjaren.

te verstrekken door de budgetbeherende provincies:

  • - het totale aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd;

  • - het aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, in de verslagperiode aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties binnen de bebouwde kom en op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de marktsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract in de verslagperiode de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom;

  • - het geraamde aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in elk van de op de verslagperiode eerstvolgende drie kalenderjaren.

Financiële gegevens (uitsluitend te verstrekken door de budgetbeherende provincies):

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

In de verslagperiode ontvangen jaarbedragen:

   

Totaalbedrag over de verslagperiode aan verstrekte subsidie voor de ontwikkeling van bouwlocaties (op voet van de provinciale verordening, bedoeld in artikel 18a van het Besluit locatiegebonden subsidies, van ....... (datum)):

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

enz.

 

Totaal: –

_______________________

 

   

Totaalbedrag over de verslagperiode aan teruggevorderde subsidie voor de ontwikkeling van bouwlocaties (verstrekt op voet van de provinciale verordening, bedoeld in artikel 18a van het Besluit locatiegebonden subsidies van ....... (datum)):

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

enz.

 

Totaal: +

_______________________

Eindsaldo verslagperiode:

Overige gegevens (door alle ontvangers te verstrekken):

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Bijlage III B. bij de artikelen 26, eerste lid, en 28, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Eindrapport als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies/melding van voltooiing als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van dat besluit

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Verslagperiode:

Gegevens omtrent de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

te verstrekken door de regionale openbare lichamen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage of Utrecht deel uitmaakt:

  • - de ontwikkelde bouwlocaties;

  • - het totale aantal woningen dat aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat aan de woningvoorraad is toegevoegd op elk van de bouwlocaties binnen de bebouwde kom, waarop bedrijfsterreinen gelegen zijn die niet meer als zodanig in gebruik zijn (functieveranderingslocaties);

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven nieuwe bouwlocaties gezamenlijk;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee de woningvoorraad is uitgebreid op de betrokken in het uitvoeringscontract aangegeven bouwlocaties in en aan de stad gezamenlijk.

te verstrekken door de andere regionale openbare lichamen:

  • - de ontwikkelde bouwlocaties;

  • - het totale aantal woningen dat aan de woningvoorraad is toegevoegd, welk aantal gelijk is aan het ter zake aan het Centraal Bureau voor de Statistiek ten behoeve van zijn statistieken verstrekte aantal;

  • - het aantal woningen dat aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties buiten de bebouwde kom, uitgesplitst per bouwlocatie;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom.

te verstrekken door de budgetbeherende provincies:

  • - het totale aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, aan de woningvoorraad is toegevoegd;

  • - het aantal woningen dat op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties binnen de bebouwde kom en op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

  • - het totale aantal woningen waarmee op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in het Besluit locatiegebonden subsidies, en het aantal woningen in de marktsector waarmee op grond van dat ontwikkelingscontract, de woningvoorraad is uitgebreid op bouwlocaties binnen de bebouwde kom.

Financiële gegevens (uitsluitend te verstrekken door de budgetbeherende provincies):

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Beginsaldo verslagperiode:

   

In de verslagperiode ontvangen jaarbedragen: +

________________________

   

Beschikbaar budget in de verslagperiode:

   

Totaalbedrag over de verslagperiode aan verstrekte subsidie voor de ontwikkeling van bouwlocaties (op voet van de provinciale verordening, bedoeld in artikel 18a van het Besluit locatiegebonden subsidies, van ....... (datum)):

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

enz.

 

Totaal: -

________________________

 

   

Totaalbedrag over de verslagperiode aan teruggevorderde subsidie voor de ontwikkeling van bouwlocaties (verstrekt op voet van de provinciale verordening, bedoeld in artikel 18a van het Besluit locatiegebonden subsidies van ....... (datum)):

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

gemeente ..... bouwlocatie ..... €

 

enz.

 

Totaal: +

________________________

   

Eindsaldo contractperiode:

Overige gegevens (door alle ontvangers te verstrekken):

De uiteenzetting, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit locatiegebonden subsidies (met gebruikmaking van de handleiding voor het ter zake te voeren beleid).

Bijlage IV A. bij artikel 22, derde lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Protocol voor accountantsverklaringen in het kader van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Specifiek van toepassing zijnde regelgeving:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • - Besluit locatiegebonden subsidies

Richtlijnen:

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

1. De accountantsverklaring wordt afgegeven met als doel de vaststelling van de rechtmatige naleving van de voorschriften gesteld bij de ingevolge het Besluit locatiegebonden subsidies toegekende budgetten en de deugdelijkheid van de verstrekte gegevens.

2. De accountant controleert daartoe aan de hand van het tussenrapport, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies, het eindrapport, bedoeld in artikel 26, eerste lid , van dat besluit, of de melding, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van dat besluit, in elk geval of:

  • a. rechtsgeldig door het budgethoudende bestuursorgaan is besloten tot het verstrekken van subsidie op voet van dat besluit;

  • b. de opgave van genomen besluiten tot het verstrekken van subsidie voor het ontwikkelen van bouwlocaties ten laste van het budget en tot intrekking daarvan juist en volledig is;

  • c. dat rapport of die melding een getrouwe en deugdelijke weergave bevat van de ontvangsten, en van de bestedingen ten laste van het budget;

  • d. uit dat rapport of die melding blijkt dat de in het uitvoeringscontract of het ontwikkelingscontract afgesproken prestaties zijn gerealiseerd;

  • e. de uiteenzetting, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit locatiegebonden subsidies, voor zover hij dat kan beoordelen overeenkomstig dat onderdeel is opgesteld en in dat rapport of die melding is opgenomen.

2a. De onderdelen a, b en c van richtlijn 2 gelden niet voor de regionale openbare lichamen.

3. Er wordt een rapport van bevindingen bij de accountantsverklaring opgesteld, waarin de accountant in ieder geval zijn oordeel geeft over het door het budgethoudende bestuursorgaan gevoerde beleid op het terrein van misbruik en oneigenlijk gebruik. Ook worden afwijkingen ten opzichte van en overige bevindingen bij het onder punt 2 vermelde daarin tot uitdrukking gebracht. Indien de rechtmatigheid niet voldoende gewaarborgd is, geeft hij daarin tevens een oordeel over de mate waarin de financiële processen op orde zijn.

4. Een goedkeurende accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage IV B opgenomen model. Een accountantsverklaring kan slechts goedkeurend zijn, voor zover naar het oordeel van de accountant fouten met betrekking tot de ten laste van het budget aangegane verplichtingen het percentage van één, uitgedrukt in geldeenheden, niet overschrijden alsmede de afgesproken prestaties onder de gestelde voorwaarden zijn geleverd en de getrouwheid van het rapport of de melding is vastgesteld. Dit percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd. De accountant wordt hierbij de vrijheid gelaten een zodanige combinatie van controlemaatregelen te kiezen dat hij in staat is zich een gefundeerd oordeel te vormen. Om deze reden is dan ook geen norm gesteld voor de (statistische) betrouwbaarheid van zijn uitspraken.

5. Een accountantsverklaring die niet goedkeurend is, sluit zo veel mogelijk aan op de indeling die in het in bijlage IV B opgenomen model is gegeven, en wordt ingericht met inachtneming van de door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants, dan wel van de door de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor accountants-administratieconsulenten.

Bijlage IV B. bij artikel 22, derde lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Model van een goedkeurende accountantsverklaring bij het tussenrapport, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies, het eindrapport, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van dat besluit of de melding, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van dat besluit 1

[Regeling vervallen per 27-12-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Wij hebben het tussenrapport, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies/het eindrapport, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies/de melding, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies van de ontvanger (naam) van (datum) gecontroleerd met inachtneming van het protocol, opgenomen onder bijlage IV A bij dat besluit.

Op grond van deze controle zijn wij van oordeel dat:

  • a. (juiste weergave) de in het rapport/de melding opgenomen gegevens omtrent

    • - het toegekende budget en

    • - de besluiten tot het ontwikkelen van bouwlocaties ten laste van dat toegekende budget

    juist en volledig zijn weergegeven.

  • b. (rechtmatigheid) bij die besluiten de in het Besluit locatiegebonden subsidies gestelde voorwaarden zijn nageleefd en

  • c. (prestaties) de verstrekte gegevens omtrent de in het uitvoeringscontract of het ontwikkelingscontract afgesproken prestaties juist zijn.

Deze verklaring wordt afgegeven ten behoeve van het dagelijks bestuur of gedeputeerde staten van (aanduiding ontvanger).

(plaatsnaam, datum)

(naam accountant en ondertekening)

  1. In het model van een goedkeurende accountantsverklaring voor regionale openbare lichamen wordt de tekst, beginnend met «Op grond van» en eindigend met «juist zijn», vervangen door de volgende tekst: Op grond van deze controle zijn wij van oordeel dat de verstrekte gegevens omtrent de in het uitvoeringscontract afgesproken prestaties juist zijn. ^ [1]