Stb. 2006, 221, datum inwerkingtreding 10-05-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Ziekte-uitkering
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
1 De betrokkene aan wie een werkloosheidsuitkering is toegekend en die binnen een termijn
gedurende welke hij daarop aanspraak heeft dan wel binnen één maand na afloop van
deze termijn blijkens een geneeskundige verklaring langer dan twee dagen aaneensluitend
wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrichten, ontvangt desgevraagd, met ingang
van de dag waarop hij het desbetreffende verzoek doet, een uitkering. Deze uitkering
wordt ten hoogste voor 12 maanden verstrekt, doch eindigt in ieder geval op de dag
waarop betrokkene 65 jaar wordt.
2 De hoogte van de uitkering bij ziekte bedraagt gedurende het eerste jaar na aanvang
van de werkloosheid: 78% van het dagloon, met dien verstande dat de gezamenlijke periode
van de werkloosheidsuitkering en ziekte-uitkering, waarover een uitkering van 78%
wordt verleend maximaal één jaar bedraagt en vervolgens 70% van het dagloon.
3 In afwijking van het tweede lid bedraagt de hoogte van de uitkering tijdens de periode
waarin betrokkene in het genot is van een uitkering als bedoeld in artikel 36, 70%
van het dagloon, maar ten hoogste 70% van het bedrag van schaal 12 Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, regelnummer 10.
4 In afwijking van het tweede lid blijft de hoogte van de uitkering tijdens de periode
waarin de betrokkene in het genot is van een uitkering als bedoeld in artikel 30,
dan wel als bedoeld in artikel 34a dan wel van een verlengd wachtgeld krachtens een
regeling als bedoeld in artikel II, eerste lid, gelijk aan die uitkering.
5 Artikel 29, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6 De uitkering bedoeld in het eerste lid, wordt overigens verleend op de voet en voorwaarden
van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.