Onder inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong, worden mede verstaan de volgende uitkeringen, indien deze ter zake van die arbeid
worden verleend:
-
a. een uitkering krachtens de ZW, waaronder begrepen een uitkering op grond van artikel 46 van die wet;
-
b. een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, welke geldt voor personen, die op
grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b, van de ZW niet ingevolge die wet verzekerd zijn;
-
c. een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
-
d. een uitkering krachtens de WW;
-
e. een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, welke geldt voor personen,
die op grond van artikel 6, onderdeel a of b, van de WW, niet ingevolge die wet verzekerd zijn;
-
f. een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving van een ander land;
-
g. een uitkering als bedoeld in de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
-
h. een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg;
-
i. een uitkering bij zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg krachtens de sociale
wetgeving van een ander land.
-
1 Indien de uitkering, bedoeld in artikel 2, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode
niet wordt uitbetaald danwel indien het loon in verband met de toepassing van artikel 629, achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet wordt uitbetaald of indien het loon in verband met de toepassing van het eerste
lid van dat artikel niet volledig wordt uitbetaald, wordt voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong gehandeld alsof die uitkering onderscheidenlijk het volle loon wel is uitbetaald.
-
2 Indien degene op wie artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing is recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, d of h, wordt voor de toepassing van genoemde artikelen 44, 58 en 3:48 gehandeld alsof hij een uitkering krachtens de ZW, onderscheidenlijk de WW, onderscheidenlijk hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg, ontvangt, gelijk aan de inkomsten uit arbeid, waarmee laatstelijk vóór de aanvang
van de ongeschiktheid tot werken, onderscheidenlijk de werkloosheid, onderscheidenlijk
het ontstaan van het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg bij de toepassing van laatstgenoemde artikelen rekening is gehouden.
-
4 Indien degene op wie artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de WAZ of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing is, met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt wordt voor
de toepassing van genoemde artikelen 44, 58 en 3:48 gehandeld alsof hij tijdens dat verlof dan wel tijdens het ontvangen van dat pensioen
of prepensioen inkomsten uit arbeid heeft die gelijk zijn aan de inkomsten uit arbeid
waarmee laatstelijk vóór de aanvang van het verlof dan wel het ontvangen van pensioen
of prepensioen bij de toepassing van die artikelen rekening is gehouden.
Het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat wordt uitbetaald aan degene ten
aanzien van wie artikel 44 van de WAO toepassing vindt in onmiddellijke aansluiting op een periode waarin zowel artikel 30 als artikel 31 van de ZW gelijktijdig toepassing vonden, wordt gedurende maximaal zes maanden zodanig vastgesteld
dat de som van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de inkomsten uit arbeid niet
minder bedraagt dan laatstelijk aan ziekengeld en inkomsten uit arbeid met toepassing
van voornoemd artikel 31 werd ontvangen.
-
1 Voor degene op wie op 31 december 1982 de artikelen 34 of 35 van de AAW of de artikelen 45 of 46 van de WAO van toepassing waren, wordt, zolang hij inkomsten uit arbeid blijft genieten, het
per dag tot uitbetaling komende bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, met
inachtneming van het tweede lid, aangevuld met het verschil tussen het bedrag van
de arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling kwam en
het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling
zou zijn gekomen indien artikel 34 van de AAW of artikel 45 van de WAO, zoals deze artikelen met ingang van 1 januari 1983 luidden, op 31 december 1982
van kracht zouden zijn geweest.
-
2 De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt met ingang van 1 januari 1983 verminderd
met 1/6 deel van het in dat lid bedoelde verschil doch met tenminste € 1,04 per dag,
zo de aanvulling echter een lager bedrag betreft met dat lagere bedrag, en ten hoogste
€ 2,08 per dag. Op 1 januari van elk volgend jaar wordt het bedrag van de aanvulling,
zoals dat gold op 31 december daaraan voorafgaand, verminderd overeenkomstig het bepaalde
in de vorige volzin.
-
2 Het garantie-inkomen, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de som van het in de
maand juli 1993 aan de in dat lid bedoelde persoon gemiddeld per dag uitbetaalde bedrag
aan arbeidsongeschiktheidsuitkering en het in die maand door deze persoon gemiddeld
per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste
lid, van de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.
-
1 Voor de persoon die:
-
a. op 1 augustus 1993 jonger was dan 50 jaar en
-
b. wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op 31 juli 1993 onder toepassing van artikel
34 van de AAW of artikel 45 van de WAO, zoals die artikelen toen luidden, tot uitbetaling is gekomen en op wie
-
c. vanaf 1 augustus 1993 tot 1 januari 1998 artikel 33 van de AAW of artikel 44 van de WAO van toepassing was; en op wie
-
d. vanaf 1 januari 1998 artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing is;
geldt, zolang deze artikelen op hem van toepassing blijven, een garantie-inkomen en
een garantiebedrag.
-
2 Het garantie-inkomen, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de som van het in de
maand juli 1993 aan de in dat lid bedoelde persoon gemiddeld per dag uitbetaalde bedrag
aan arbeidsongeschiktheidsuitkering en het in die maand door deze persoon gemiddeld
per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste
lid, van de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.
-
3 Het garantiebedrag, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het verschil tussen het
garantie-inkomen, bedoeld in het tweede lid, en de som van het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering
dat in de maand juli 1993 gemiddeld per dag aan de in het eerste lid bedoelde persoon
tot uitbetaling zou zijn gekomen indien artikel 33 van de AAW of artikel 44 van de WAO, zoals die artikelen met ingang van 1 augustus 1993 luiden, in die maand van kracht
zouden zijn geweest en het in die maand door vorenbedoelde persoon gemiddeld per dag
genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van
de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.
-
5 Het in het tweede lid bedoelde garantie-inkomen wordt verminderd met ingang van dezelfde
datum en met hetzelfde bedrag als waarop onderscheidenlijk waarmee het garantiebedrag,
bedoeld in het derde lid, wordt verminderd.
-
2 Indien de som van het per dag tot uitbetaling komende bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering
van de in het eerste lid bedoelde persoon en het door die persoon per dag genoten
bedrag aan inkomsten uit arbeid, minder bedraagt dan het bij die arbeid behorende
rechtens geldende loon, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd totdat deze
som gelijk is aan dat rechtens geldende loon, doch ten hoogste tot 120% van het minimumloon.
-
4 Onder het in het tweede lid bedoelde minimumloon wordt verstaan het minimumloon per
maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of, indien het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende
minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet, gedeeld door 21,75. Indien werkgever
en werknemer een arbeidsduur zijn overeengekomen die korter is dan de normale arbeidsduur
dienen het in het tweede lid bedoelde rechtens geldende loon en het minimumloon naar
evenredigheid te worden verminderd.
Artikel 4, vierde lid, is niet van toepassing op uitkeringen die zijn verleend voor de datum van inwerkingtreding
van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 april 2009,
nr. IVV/I/09/5652 tot wijziging van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering
met inkomsten uit arbeid in verband met de bepaling van inkomsten uit arbeid tijdens
een verlofperiode (Stcrt. 2009, 81) als degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, met dien verstande dat in
geval van verlof artikel 4, vierde lid, buiten toepassing blijft tot het einde van die verlofperiode.
Artikel 4, vierde lid, is niet van toepassing op de werknemer die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in
de hoofdstukken 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening is aangegaan en die:
-
a. in de periode van 1 mei 2009 tot 1 juli 2012 prepensioen is gaan ontvangen of
-
b. in de periode van 1 mei 2009 tot 1 juli 2012 de normpensioenleeftijd, bedoeld in artikel
1.1, onderdeel B, van het Pensioenreglement SW (in werking getreden op 1 januari 2006
en laatstelijk gewijzigd op 7 maart 2008) bereikt en op of na 1 juli 2012 prepensioen
gaat ontvangen.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering
met inkomsten uit arbeid.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1993.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.