Regeling paraveterinairen

[Regeling vervallen per 01-07-2014.]
Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-12-2006.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-07-2007

Regeling paraveterinairen

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 4, 8 en 11 van het Besluit paraveterinairen;

Gezien de adviezen van het Landbouwschap en de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit paraveterinairen;

b. aangewezen opleiding:

op grond van artikel 2, onderdeel b, van het besluit aangewezen opleiding;

c. examen:

examen bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit;

d. kandidaat:

degene die een examen gaat afleggen, aflegt of heeft afgelegd;

e. minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

f. bevoegd gezag:

bestuur van de onderwijsinstelling;

g. leerplan fysiotherapie bij dieren:

leerplan, neergelegd in bijlage I bij deze regeling.

Hoofdstuk II. Fysiotherapie bij dieren

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Paragraaf 1. Aanwijzing in de zin van artikel 2, onderdeel b, van het besluit

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Aan een aangewezen opleiding voor fysiotherapie bij dieren dient naar het oordeel van de minister tenminste uitvoering te worden gegeven aan het leerplan fysiotherapie bij dieren.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Als opleiding bedoeld in artikel 2, onder b, van het besluit wordt aangewezen: het Innovatie- en Praktijkcentrum Dierlijke sectoren te Barneveld.

Paragraaf 2. Inrichting, inhoud en toelating tot het examen bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag van de aangewezen opleiding stelt een examencommissie in die is belast met het afnemen van het examen, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit, en het vaststellen van de uitslag daarvan.

  • 2 De examencommissie draagt zorg voor de organisatie van het examen en voor de goede gang van zaken tijdens het examen. De examencommissie bepaalt de data en tijdstippen voor het afleggen van de examenonderdelen, en maakt deze aan de kandidaten bekend.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De examencommissie bestaat uit:

    • a. de directeur van de aangewezen opleiding;

    • b. de door het bevoegd gezag, na overleg met de directie, aan te wijzen docenten, die belast zijn met de verzorging van het onderwijs in de dierfysiotherapeutische vakken, en

    • c. een stagebegeleider.

  • 2 Het bevoegd gezag van de aangewezen opleiding benoemt de voorzitter van de examencommissie.

  • 3 De examencommissie wijst examinatoren aan die zijn belast met het afnemen van de examenonderdelen.

  • 4 De examencommissie besluit bij meerderheid van stemmen. Bij het staken der stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag kan één of meer niet aan de school verbonden deskundigen benoemen, die mede het examen afnemen.

  • 2 De benoeming, bedoeld in het eerste lid, geldt voor een bepaalde tijd.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Ten behoeve van het examen kan de minister gecommitteerden aanwijzen.

  • 2 Gecommitteerden hebben tot taak zich een oordeel te vormen over het niveau van het examen, de gang van zaken tijdens het examen en de naleving van de bij deze regeling gegeven voorschriften.

  • 3 Gecommitteerden zijn bevoegd het afnemen van examenonderdelen bij te wonen en kennis te nemen van het schriftelijk werk van de kandidaten

  • 4 De leden van de examencommissie, het bevoegd gezag van de aangewezen opleiding en de deskundigen, bedoeld in artikel 5, verschaffen de gecommitteerden de inlichtingen die zij voor het uitoefenen van hun taak nodig hebben.

  • 5 De gecommitteerden brengen de minister verslag uit van hun bevindingen. Een afschrift van het verslag wordt toegezonden aan het bevoegd gezag van de aangewezen opleiding.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het examen, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit, omvat de volgende onderdelen:

  • a. onderzoek en behandeling van pathologische afwijkingen bij een paard, en

  • b. onderzoek en behandeling van pathologische afwijkingen bij een hond.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Tot het examen, genoemd in artikel 7, wordt toegelaten hij die voldaan heeft aan de eisen gesteld in het leerplan fysiotherapie bij dieren van de aangewezen opleiding voor fysiotyherapie bij dieren en wiens stage op grond van artikel 9 met goed of voldoende is beoordeeld.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De stage wordt beoordeeld door de stagebegeleider van de kandidaat. De stagebegeleider drukt zijn beoordeling van kennis, vaardigheid, beroepshouding en inzicht van de kandidaat uit in een van de volgende predikaten:

    • -

      goed;

    • -

      voldoende;

    • -

      onvoldoende.

  • 2 Ieder examenonderdeel wordt door tenminste twee examinatoren beoordeeld. Deze examinatoren drukken hun beoordeling van kennis, vaardigheid, beroepshouding en inzicht van de kandidaat in het examenonderdeel onafhankelijk van elkaar uit in een cijfer van 1 tot en met 10, uitgedrukt in gehele cijfers.

  • 3 Aan de cijfers, bedoeld in het tweede lid, dient de volgende betekenis te worden toegekend:

    1:

    zeer slecht;

    2:

    slecht;

    3:

    zeer onvoldoende;

    4:

    onvoldoende;

    5:

    bijna voldoende;

    6:

    voldoende;

    7:

    ruim voldoende;

    8:

    goed;

    9:

    zeer goed;

    10:

    uitmuntend.
  • 4 De eindcijfers van de examenonderdelen worden door de examinatoren in onderling overleg vastgesteld. Indien de examinatoren niet tot overeenstemming kunnen komen, beslist de voorzitter van de examencommissie.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Nadat de uitslag van alle examenonderdelen is vastgesteld, wordt de uitslag van het examen vastgesteld door de examencommissie.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Een kandidaat is geslaagd indien:

    • a. de stage met het predikaat ‘goed’ of ‘voldoende’ is beoordeeld, en,

    • b. de examenonderdelen, genoemd in artikel 7, met het cijfer 6 of een hoger cijfer zijn beoordeeld.

  • 2 Een kandidaat heeft recht op een herexamen indien één van de examenonderdelen, genoemd in artikel 7, met een vijf en het andere examenonderdeel met het cijfer 6 of hoger is beoordeeld.

  • 3 In alle andere gevallen is de kandidaat gezakt.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De examencommissie deelt de kandidaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat het laatste examenonderdeel is afgelegd, de uitslag van het examen mee.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het schriftelijk werk wordt gedurende een jaar na afloop van het laatste examenonderdeel ter inzage voor de kandidaat door de examencommissie bewaard.

  • 2 Na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn kan het schriftelijk werk worden vernietigd.

Hoofdstuk III. Transplanteren en winnen van embryo's

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De kwalificaties, dan wel de combinatie van deelkwalificaties als genoemd in artikel 6 van het besluit, omvatten tenminste:

  • 1. voor zover het betreft het overzetten van embryo's, de volgende deelkwalificaties:

    • a. Verzorgen kunstmatige inseminatie;

    • b. Verzorgen spermawinning;

    • c. Adviseren vruchtbaarheid en voortplanting, en

    • d. Verzorgen embryotransplantatie.

  • 2. voor zover het betreft het winnen van embryo's, de volgende deelkwalificaties:

    • a. Verzorgen kunstmatige inseminatie;

    • b. Verzorgen spermawinning;

    • c. Adviseren vruchtbaarheid en voortplanting;

    • d. Verzorgen embryotransplantatie, en

    • e. Verzorgen embryo-/ eicelwinning.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Tot het examen voor het transplanteren van embryo's, genoemd in artikel 15, wordt toegelaten hij die ten genoege van de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aantoont tenminste 3000 eerste inseminaties bij runderen te hebben uitgevoerd.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Tot het examen voor het winnen van embryo's, genoemd in artikel 15, wordt toegelaten hij die ten genoege van de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aantoont dat hij:

    • a. geslaagd is voor het examen voor het transplanteren van embryo's, genoemd in artikel 16;

    • b. tenminste een jaar als embryotransplanteur heeft gewerkt, en

    • c. tenminste 1000 embryo's heeft getransplanteerd.

Hoofdstuk IV. Dierenartsassistent

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De kwalificatie, dan wel de combinatie van deelkwalificaties als genoemd in artikel 9, eerste lid, van het besluit, omvat tenminste:

  • a. Voeren (gezelschaps)dieren;

  • b. Verzorgen (gezelschaps)dieren;

  • c. Begeleiden voortplanting (gezelschaps)dieren;

  • d. Nemen van hygiënische maatregelen;

  • e. Anatomie/Fysiologie/Pathologie;

  • f. Instrumentenleer/Desinfectie/Pathologie;

  • g. Algemene assistentie en ziekenverzorging;

  • h. Zoötechniek en gezondheidsleer;

  • i. Laboratoriumwerkzaamheden;

  • j Radiologie;

  • k. Eerste hulp (paraveterinair);

  • l. Algemene en plaatselijke verdoving, en

  • m. Beheren medicijnen.

Hoofdstuk V. Toelating

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.

  • 3 Het formulier dient vergezeld te gaan van bewijsstukken waaruit blijkt dat degene die om toelating verzoekt, is toegelaten tot de uitoefening der diergeneeskunde, bedoeld in de artikelen 2, 5, 9, 13 en 13a van het besluit.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De minister draagt er zorg voor dat embryotransplanteurs en dierenartsassistenten die werkzaam zijn op het gebied van de diergeneeskunde worden ingeschreven in een register van praktiserende embryotransplanteurs, onderscheidenlijk een register van dierenartsassistenten.

  • 2 Inschrijving vindt niet plaats zolang de betrokkene krachtens een onherroepelijk geworden rechterlijke of tuchtrechtelijke beslissing de bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep van embryotransplanteur dan wel dierenartsassistent mist.

  • 3 Een inschrijving wordt doorgehaald indien de betrokkene in de in het tweede lid genoemde omstandigheid is komen te verkeren dan wel anderszins is opgehouden werkzaam te zijn als embryotransplanteur dan wel dierenartsassistent.

  • 4 Het register is openbaar.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling paraveterinairen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Paragraaf 8.

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

's-Gravenhage, 24 februari 1994

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.D. Gabor

Bijlage I. behorende bij de artikelen 2 tot en met 14 van de Regeling paraveterinairen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Leerplan fysiotherapie bij dieren

1. Beroepsomschrijving

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De fysiotherapeut bij dieren richt zich in het bijzonder op honden, katten en paarden en in meer algemene zin op de gehouden diersoorten. De fysiotherapie bij dieren is met name gericht op het bewegingsapparaat voorzover de therapie niet tot het behandelgebied van de dierenarts behoort. De kennis en vaardigheden van de dierfysiotherapeut hebben betrekking op:

  • -

    de mogelijkheden en de voorwaarden voor bewegend functioneren;

  • -

    de oorzaken van het dysfunctioneren;

  • -

    fysiotherapeutische onderzoekmethodes inzake dysfuncties;

  • -

    het samenstellen en uitvoeren van behandelprogramma's om invloed uit te oefenen op het functioneren waardoor stoornissen zijn te voorkomen, op te heffen en/of verergering is tegen te gaan.

De fysiotherapeut maakt een keuze uit één of meer behandelmethoden zoals massagetherapie, bewegingstherapie, en fysische therapie in engere zin. Hij richt zich op de bestrijding van pijn, op het optimaliseren van spiertonus en van de houdings- en bewegingscoördinatie waaronder beïnvloeding van de mobiliteit en op training van het algemeen en locaal uithoudingsvermogen. Verder richt de dierfysiotherapie zich op de perifere circulatie alsmede de functie van de huid. De handelingen waartoe hij een bevoegdheid krijgt om ze uit te oefenen zijn genoemd in het Besluit paraveterinairen.

2. Leerdoelen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

A. Functionele Morfologie

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • 1. de topografie van het skelet, gewrichten en spieren van hals, rug, voor- en achterbeen, waaronder de pezen en ligamenten;

  • 2. de (globale) bouw en functie van het ruggemerg, belangrijke perifere zenuwen en de vascularisatie;

  • 3. de positie en verhoudingen van organen in hals, borst- en buikholte behorend tot digestietractus, respiratietractus, urogenitaaltractus, circulatieapparaat en lymphknopen;

  • 4. de specifieke morfologie van de huid en adnexa;

  • 5. biomechanica; m.n. de biomechanica van de pezen en ligamenten, de statica en de functionele anatomie alsmede de kinematica;

De cursist kan:

  • 6. de oriëntatie en palpatie van alle onderhuidse structuren, die voor een effectieve behandeling van het bewegingsapparaat van belang kunnen zijn (Anatomie in vivo), aan het levende dier uitvoeren.

B. Fysiologie

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • a. Inspanningsfysiologie

    • 1. normale arbeidsprestaties voor de gebruiksgroepen;

    • 2. de normale houding en gang;

    • 3. bestaande trainingsmethoden;

    • 4. parameters ter bepaling van het trainingsniveau.

  • b. Pijn

    • 5. de herkenning van pijngedrag;

    • 6. pijn als motivationele factor;

    • 7. bestrijding van pijn.

C. Ziektekunde van orgaansystemen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • a. Orthopaedie

    • 1. aandoeningen van het bewegingsapparaat m.n. van gewrichten, banden, pezen en spieren zowel aangeboren als verkregen;

  • b. Traumatologie

    • 2. gesloten letsels/wonden/fracturen;

    • 3. behandelingsmogelijkheden en – onmogelijkheden;

    • 4. consequenties voor het functioneren van het dier;

    • 5. het klinische beeld van shock;

    • 6. EHBO-maatregelen bij ernstig letsel;

    • 7. verbandleer.

  • c. Neurologie

    • 8. aandoeningen van infectieuze aard;

    • 9. letsels van de perifere motorische zenuwen, uitvals- en prikkelingsverschijnselen van de perifere motorische en sensibele zenuwen; zowel symmetrisch als a-symmetrisch en neurotrope spieratrofie.

    • 10. deformiteiten van de wervelkolom, zowel acuut-traumatisch als geleidelijk ontstaan.

  • d. Dermatologie

    • 11. aandoeningen van de huid van infectieuze (m.n. de zoönosen) en nietinfectieuze aard;

    • 12. aandoeningen van hoornige structuren waaronder hoef en zoolkussen;

      d. Inwendige ziekten

    • 13. symptomen van ziekten/aandoeningen/stoornissen aan de respiratietractus, hart- en circulatieapparaat, digestietractus, urogenitaaltractus herkennen;

  • e. Herkennen van infectieziekten en zoönosen

    • 14. symptomen van infectieziekten en zoönosen.

D. Farmacologie

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • 1. pijnstillers en tranquillizers zodat hij de invloed daarvan op het gedrag en de behandelingseffecten kan interpreteren en de gevallen, waarin sprake is van doping kan herkennen;

E Zoötechniek

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • 1. de meest gangbare termen in de zoötechniek;

  • 2. de meest voorkomende rassen en hun gebruiksdoel en kan uitvoering geven aan het opmaken van een signalement;

  • 3. de specifieke gedragspatronen en de meest voorkomende gedragsafwijkingen;

  • 4. een dier hanteren (ook na een ongeval);

  • 5. de samenstelling van voedermiddelen, voederbehoeften, voedingsmethoden en eetgewoonten voor zover van belang voor het bewegingsapparaat;

  • 6. het harnachement van het paard en de invloed daarvan op houding en beweging;

  • 7. de invloed van het orthopedisch beslag op het houdings- en bewegingsapparaat.

F. Fysiotherapie

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De cursist heeft kennis van:

  • 1. de implicaties van de anatomische bouw, de fysiologische- en pathofysiologische reactiemechanismen en het gedrag van het dier in vergelijking met de mens;

  • 2. van de theoretische grondslag en de praktische uitvoering van een klinisch onderzoek bij het dier;

  • 3. indicaties en contra-indicaties op het gebied van de fysiotherapie in de diergeneeskunde;

    De cursist kan:

  • 4. op basis van de diagnose van de dierenarts via een fysiotherapeutische werkdiagnose tot een doel van behandeling komen;

  • a. Bewegingstherapie

    De cursist kan bewegingstherapiën uitvoeren met als behandelingsdoel;

    • 5. mobilisering;

    • 6. spierfunctieverbetering, t.w. spierstabilisatie, spierkrachtvergroting, verbetering van het lokale uithoudingsvermogen en coördinatieverbetering;

    • 7. verbetering van het algehele uithoudingsvermogen;

    • 8. verbetering van de stabilisatie van het gewricht m.n. door verbetering van de propriocepsis;

    • 9. pijnvermindering;

  • b. Massage-therapie

    De cursist kan massage-therapie uitvoeren met als behandelingsdoel:

    • 10. pijnvermindering;

    • 11. detonisering van musculatuur;

    • 12. tonisering van musculatuur;

    • 13. verbetering van de circulatie: arterieel, veneus en lymfatisch.

    • 14. mobilisering van huid en onderhuids bindweefsel;

  • c. Fysische therapie in engere zin

    De cursist kan fysische therapie in engere zin uitvoeren met de volgende behandeldoeleinden:

    • 15. pijnvermindering;

    • 16. beïnvloeding van metabole processen;

    • 17. beïnvloeding van de circulatie;

    • 18. verbetering van de wondgenezing en fraktuurgenezing;

    • 19. mobilisering;

    • 20. beïnvloeding van de musculaire tonus.

3. Opleidingsprogramma

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

a. Toelatingsvoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep fysiotherapeut ingevolge de Wet op de paramedische beroepen (Stb. 1963, 113).

b. Opleidingsprogramma:

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De opleiding bestaat uit theoretisch onderwijs, dat een tijdsperiode van maximaal twee jaar beslaat en een stageperiode.

Het theoretisch onderwijs en de stageperiode zijn gericht op de door Onze Minister vastgesteld eisen verwoord in de leerdoelen welke vermeld staan in hoofdstuk 2 van dit leerplan.

  • -

    Inrichting van het theoretisch onderwijs:

    Het onderwijs beslaat een tijdsperiode van maximaal twee jaar. Voordat de cursist wordt toegelaten tot het examen van de cursus dierfysiotherapie dient voldaan te zijn aan de eisen van het leerplan van die cursus. In het theoretisch onderwijs worden de volgende programmaonderdelen gedoceerd en getoetst (zie hfd. 2):

    • A. Functionele morfologie;

    • B. Fysiologie;

    • C. Ziektekunde van orgaansystemen;

    • D. Farmacologie;

    • E. Zoötechniek;

    • F. Dierfysiotherapie.

  • -

    Inrichting stage:

    De stage is een onderdeel van de opleiding tot dierfysiotherapeut. De stage heeft tot doel de cursisten in de gelegenheid te stellen hun kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de fysiotherapie bij dieren onder begeleiding te oefenen en te hanteren, zodat zij aan het einde van de opleiding tot fysiotherapeut bij dieren zelfstandig beroepsmatig kunnen gaan functioneren.

    Tijdens de stage-periode, welke geen vastomschreven tijdsperiode omvat, dient de stagiaire ten minste 36 behandelingen bij ten minste 6 verschillende dieren(patienten) te hebben bijgewoond of uitgevoerd, waarbij ernaar wordt gestreefd dat de werkdiagnose door de betreffende cursist wordt gesteld. Daarbij is de eis, dat minimaal de behandeling van 2 orthopaedische patiënten, 1 neurologische patiënt en 1 dermatologische patiënt is bijgewoond of uitgevoerd. Een patientbehandeling(casus) bestaat uit ten minste 4 behandelingen, tenzij op veterinaire indicatie de behandelingen eerder gestaakt worden. Van ten minste 2 casus dient een verslag gemaakt te worden.

    De stagiaire kan voor de casus hond van een ander stage-adres gebruik maken dan voor de casus paard, doch slechts met voorafgaande toestemming van de opleiding kan van meer dan 2 stageadressen gebruik gemaakt worden.

  • -

    Stagereglement.

    De onderwijsinstelling is verantwoordelijk voor de organisatie van de stage.

    De onderwijsinstelling is verantwoordelijk voor het toewijzen van stage adressen.

    In samenspraak met de stagebegeleider en de onderwijsinstelling kan de stagiaire een ander stageadres toegewezen worden.

    De stagiaire dient zich te houden aan de interne regels van de stageinstelling.

    De stagiaire heeft de verplichting van geheimhouding omtrent al hetgeen hem als geheim is toevertrouwd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.

    De stagiaire heeft recht op goede begeleiding.

    Bij de stagebeoordeling ‘onvoldoende’ zal de stage in gelijke categorie maar op een ander adres moeten worden overgedaan. Bij herhaald ‘onvoldoende’ is het in belang van alle betrokkenen dat de stagiaire met de stage stopt.

    De stagiaire heeft het recht tegen de beoordeling van de stage in beroep te gaan conform het gestelde in artikel 14 van de Regeling paraveterinairen.

  • -

    Bij de stage betrokken personen:

    stagiaire:

    een cursist van de onderwijsinstelling die, in de dierfysiotherapie praktijk van de stagebegeleider, onder begeleiding van de stagebegeleider en onder controle van de onderwijsinstelling activiteiten ontplooit ter realisering van de stage-doelstellingen.

    stagebegeleider:

    beroepskracht die werkzaam is in en toegelaten is tot de dierfysiotherapie en zich bezighoudt met de praktische c.q. patiëntgerichte begeleiding van de stagiaire.

    Zijn taken zijn ondermeer:

    • het onder zijn leiding laten verrichten van een onderzoek;

    • het in overleg met de stagiare initiëren van een behandelplan en het begeleiden hiervan;

    • het helpen verwerken en evalueren van probleemsituaties in de relatie met de patiënten;

    • het beoordelen van het functioneren van de stagiaire;

    • het bespreken van de stagebeoordeling met de stagiaire en een vertegenwoordiger van de onderwijsinstelling.

    Onderwijsinstelling:

    De organisatie welke een opleiding tot dierfysiotherapeut verzorgt en middels een door haar aangewezen vertegenwoordiger contact houdt met de stagiaire en de stagebegeleider.

  • -

    Einddoel stage

    De stagiare moet op een juiste wijze het contact met de patient kunnen leggen, zodat de patient het onderzoek, resp. de behandeling accepteert. De stagiaire moet in staat zijn m.b.v. de verstrekte onderzoekgegevens van de dierenarts, zelfstandig anamnese, inspectie en onderzoek af te nemen, resp. uit te voeren en een behandelingsplan in te stellen, resp. uit te voeren (voor leerdoelen zie hfd. 2).

Bijlage II. bij de Regeling paraveterinairen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

[Red: Ligt ter inzage.]