Stb. 2006, 676, datum inwerkingtreding 22-12-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de ambtenaar bij zijn twaalfeneenhalf-, 25-, 40-,
of 50-jarig ambtsjubileum een huldeblijk, bestaande uit een gratificatie of geschenk,
dan wel uit een combinatie van beide.
2 De aan het huldeblijk verbonden uitgaven bedragen bij de in het eerste lid genoemde
ambtsjubilea respectievelijk niet meer dan vijfentwintig, vijftig, honderd en honderd
procent van de som van de bezoldiging en de vakantieuitkering van de ambtenaar. Voor
de gedeeltelijk arbeidsongeschikte ambtenaar worden de in de eerste volzin vermelde
percentages genomen van de bezoldiging en de vakantie-uitkering die de ambtenaar zou
hebben genoten indien er geen sprake zou zijn geweest van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
3 Het bevoegd gezag kent aan de ambtenaar die een diensttijd bij politie heeft van tien
jaar of meer en aan wie ontslag is verleend op grond van artikel 91 of op grond van
artikel 94, eerste lid, onderdeel e, een gratificatie toe, tenzij bij voortduring
van het dienstverband niet binnen een termijn van vijf jaar aanspraak op een gratificatie
bij ambtsjubileum zou bestaan. De gratificatie bedraagt een in verhouding tot de doorgebrachte
diensttijd evenredig gedeelte van de eerstvolgende gratificatie bij ambtsjubileum
waarop hij bij het voortduren van het dienstverband aanspraak zou maken.
4 Het bevoegd gezag kent aan de ambtenaar die de zestigjarige leeftijd heeft bereikt
en aan wie ontslag is verleend op grond van artikel 88 een gratificatie toe op voet
van het tweede lid, indien hij bij het voortduren van het dienstverband tot het bereiken
van de 65-jarige leeftijd aanspraak zou maken op een gratificatie bij 40- of 50-jarig
ambtsjubileum.
5 Onze Minister stelt regels over de diensttijd die voor de vaststelling van de in
het eerste lid genoemde ambtsjubilea in aanmerking komt.
Stb. 2008, 142, datum inwerkingtreding 30-04-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2004.
1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de ambtenaar bij zijn twaalfeneenhalf-, 25-, 40-,
of 50-jarig ambtsjubileum een huldeblijk, bestaande uit een gratificatie of geschenk,
dan wel uit een combinatie van beide.
2 De aan het huldeblijk verbonden uitgaven bedragen bij de in het eerste lid genoemde
ambtsjubilea respectievelijk niet meer dan vijfentwintig, vijftig, honderd en honderd
procent van de som van de bezoldiging en de vakantieuitkering van de ambtenaar. Voor
de gedeeltelijk arbeidsongeschikte ambtenaar worden de in de eerste volzin vermelde
percentages genomen van de bezoldiging en de vakantie-uitkering die de ambtenaar zou
hebben genoten indien er geen sprake zou zijn geweest van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
3 Het bevoegd gezag kent aan de ambtenaar die een diensttijd bij de politie heeft van
tien jaar of meer en aan wie ontslag is verleend op grond van:
-
a. artikel 91,
-
b. artikel 94, eerste lid, onderdeel e, of
-
c. artikel 94, eerste lid, onderdeel f, voor zover dit ontslag is verleend in verband
met het vanuit ziekte verrichten van passende arbeid bij een andere werkgever dan
een overheidswerkgever, een gratificatie toe, tenzij bij voortduring van het dienstverband
niet binnen een termijn van vijf jaar aanspraak op een gratificatie bij ambtsjubileum
zou bestaan. De gratificatie bedraagt een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd
evenredig gedeelte van de eerstvolgende gratificatie bij ambtsjubileum waarop hij
bij het voortduren van het dienstverband aanspraak zou maken.
4 Het bevoegd gezag kent aan de ambtenaar die de zestigjarige leeftijd heeft bereikt
en aan wie ontslag is verleend op grond van artikel 88 een gratificatie toe op voet
van het tweede lid, indien hij bij het voortduren van het dienstverband tot het bereiken
van de 65-jarige leeftijd aanspraak zou maken op een gratificatie bij 40- of 50-jarig
ambtsjubileum.
5 Onze Minister stelt regels over de diensttijd die voor de vaststelling van de in
het eerste lid genoemde ambtsjubilea in aanmerking komt.
Stb. 2013, 300, datum inwerkingtreding 26-07-2013, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
6 Indien de ambtenaar tijdens een periode van levensloopverlof als bedoeld in artikel
47a een ambtsjubileum bereikt, geldt als berekeningsgrondslag voor de toepassing van
het tweede lid de som van de bezoldiging en de vakantie-uitkering direct voorafgaand
aan het levensloopverlof.