Stb. 2008, 142, datum inwerkingtreding 30-04-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
1 De gewezen ambtenaar die wegens ziekte, ontstaan voor het tijdstip van ingang van
zijn ontslag, niet zijnde een ontslag op grond van artikel 87a, artikel 88, artikel
88a, artikel 88b dan wel artikel 94, eerste lid, aanhef, onderdelen e of f, van het
Besluit algemene rechtspositie politie nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke
functie te vervullen, heeft zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch
niet langer dan een tijdvak van ten hoogste 78 weken, aanspraak op de doorbetaling
van zijn bezoldiging overeenkomstig de volgende tabel:
-
a. de eerste 26 weken 100% van de bezoldiging;
-
b. de tweede 26 weken 90% van de bezoldiging;
-
c. de derde 26 weken 80% van de bezoldiging.
2 De gewezen ambtenaar die binnen een maand na het tijdstip van zijn ontslag ongeschikt
wordt wegens ziekte een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft
zolang betrokkene ongeschikt is tot werken wegens ziekte, maar niet langer dan 52
weken, aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging indien hij
gedurende ten minste twee maanden onmiddellijk aan het ontslag voorafgaande in dienst
is geweest overeenkomstig de volgende tabel:
3 Voor het bepalen van het einde van het tijdvak van 78 weken, bedoeld in het eerste
lid, en het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het tweede lid, worden perioden van ongeschiktheid
samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen
of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps-
of bevallingsverlof wordt genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid,
van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan
worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
4 De doorbetaling van de bezoldiging bedoeld in het eerste en tweede lid, eindigt na
ommekomst van de uitkeringsduur, maar in ieder geval:
5 De gewezen ambtenaar die aanspraak heeft op een WAO-uitkering ter zake van de dienstbetrekking
die hij voor zijn ontslag vervulde, heeft aanspraak op een aanvullende uitkering indien
de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door beroepsincident.
6 De in het vijfde lid bedoelde aanvullende uitkering is gelijk aan het verschil tussen:
-
a) een percentage van de laatstelijk genoten bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering, in het jaar voorafgaande aan zijn ontslag; en
-
b) de som van de ambtenaar toegekende WAO-uitkering, een hem toegekend invaliditeitspensioen,
een hem toegekende herplaatsingstoelage dan wel in voorkomend geval een hem toegekende
suppletie op grond van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten
sector politie.
7 Het percentage, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, is afhankelijk van de mate
van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
80% of meer: 90,02%;
65 tot 80%: 65,26%;
55 tot 65%: 54,01%;
45 tot 55%: 45,01%;
35 tot 45%: 36,01%;
25 tot 35%: 27,01%;
15 tot 25%: 18,00%.
8 De aanvullende uitkering, bedoeld in het vijfde lid, eindigt:
-
a. met ingang van de dag waarop de gewezen ambtenaar niet meer voldoet aan de in bedoeld
artikellid genoemde voorwaarden;
-
b. met ingang van de dag waarop de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
of
-
c. met ingang van de dag volgende op die waarop de gewezen ambtenaar is overleden.
9 De gewezen ambtenaar aan wie eervol ontslag is verleend op grond van artikel 87a van
het Besluit algemene rechtspositie politie met het oog op een uitkering op grond van
een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling
vut overheidspersoneel, heeft slechts aanspraak op de doorbetaling van zijn laatstelijk
genoten bezoldiging voor zover deze tezamen met de aanvullende uitkering in artikel
8.4 van het Pensioenreglement de laatstelijk genoten bezoldiging niet overschrijdt.
10 Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in de voorgaande leden,
wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene salarismaatregel
in de sector politie.
Stb. 2013, 300, datum inwerkingtreding 26-07-2013, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 De gewezen ambtenaar die wegens ziekte, ontstaan voor het tijdstip van ingang van
zijn ontslag, niet zijnde een ontslag op grond van artikel 87a, artikel 88, artikel
88a dan wel artikel 94, eerste lid, aanhef, onderdelen e of f, van het Besluit algemene
rechtspositie politie nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke functie
te vervullen, heeft zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch niet langer
dan een tijdvak van ten hoogste 78 weken, aanspraak op de doorbetaling van zijn bezoldiging
overeenkomstig de volgende tabel:
-
a. de eerste 26 weken 100% van de bezoldiging;
-
b. de tweede 26 weken 90% van de bezoldiging;
-
c. de derde 26 weken 80% van de bezoldiging.
10 De gewezen ambtenaar aan wie eervol ontslag is verleend op grond van artikel 88d van
het Besluit algemene rechtspositie politie met het oog op pensioen als bedoeld in
artikel 7.3 van het pensioenreglement, voor zover dat is ingegaan voor de AOW-gerechtigde
leeftijd, heeft tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd slechts aanspraak op de
doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging voor zover deze tezamen met
zijn pensioen op grond van artikel 7.3 van het Pensioenreglement de laatstelijk genoten
bezoldiging niet overschrijdt.
11 Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in de voorgaande leden,
wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene salarismaatregel
in de sector politie.