In de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen
tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting
met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen met protocol,
gesloten te Oslo op 12 januari 1990, Trb. 1990, 30 (hierna: verdrag Nederland-Noorwegen)
en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
en naar vermogenswinsten gesloten te ’s-Gravenhage op 7 november 1980, Trb. 1980,
205, zoals gewijzigd bij de protocollen van 12 juli 1983, Trb. 1983, 128, en 24 augustus
1989, Trb. 1991, 14 (hierna: Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk) is in artikel
24, lid 10, van het Verdrag Nederland-Noorwegen en in artikel 22a, lid 9, van het
Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de werkzaamheden buitengaats
bij de wijze van voorkoming van dubbele belasting voor inkomsten als bedoeld in artikel
24, leden 2 en 4, van het Verdrag Nederland-Noorwegen en artikel 22a, leden 3 en 5,
van het Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk gekozen voor de verrekeningsmethode.
Dit betekent dat Nederland een aftrek van zijn belasting geeft voor de in Noorwegen
of het Verenigd Koninkrijk betaalde belasting. Mij is gebleken dat deze wijze van
voorkoming in de praktijk in bepaalde situaties kan leiden tot een door mij niet gewenst
geachte belastingverzwaring ten opzichte van de vrijstellingsmethode. In de latere
belastingverdragen wordt ten aanzien van deze inkomsten door Nederland de vrijstellingsmethode
toegepast op voorwaarde dat aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat in
het andere land over die inkomsten belasting is betaald.
Hierbij deel ik u mede dat ik in verband met het voorgaande heb besloten ten aanzien
van de voordelen uit onderneming in de zin van artikel 24, lid 2, van het Verdrag
Nederland-Noorwegen en artikel 22a, lid 3, van het Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk
en de voordelen uit zelfstandige arbeid in de zin van artikel 24, lid 4, van het Verdrag
Nederland-Noorwegen en artikel 22a, lid 5, van het Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk
op verzoek van de belastingplichtige voorkoming van dubbele belasting via de vrijstellingsmethode
toe te staan mits aan de hand van bewijstukken wordt aangetoond dat in het andere
land belasting is betaald over die voordelen of inkomsten. Ik verbind hieraan echter
wel de voorwaarde dat op een eenmaal gemaakte keuze gedurende de looptijd van het
desbetreffende project niet meer kan worden teruggekomen.