Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Besluit van 22 maart 1994, houdende regels betreffende de rechtspositie van staten- en commissieleden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 4 oktober 1993, nr. BW93/U2068, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 93 en 94 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0653.);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 18 maart 1994, nr. BW94/275, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. lid van provinciale staten: een lid van provinciale staten, dat niet tevens lid van gedeputeerde staten is;

  • c. tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van provinciale staten: het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap, bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X7, tweede, derde en vijfde lid, van de Kieswet.

  • d. lid van een commissie: een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens lid van provinciale staten is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 1a

  • 1 De artikelen 2 tot en met 4 en 6a tot en met 12 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op het lid van provinciale staten aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat:

    • a. de onkostenvergoeding die dit lid op grond van artikel 2, derde of vierde lid, ontvangt, de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is;

    • b. indien door provinciale staten toepassing is gegeven aan artikel 4, dit lid een uitkering ontvangt voor alle vergaderingen die gedurende het tijdelijk ontslag plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2. Vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten

Artikel 2

  • 1 Aan een lid van provinciale staten wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die € 1.109,39 per maand bedraagt.

  • 2 Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen.

  • 3 Aan een lid van provinciale staten wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die € 167,48 per maand bedraagt.

  • 4 Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 4

Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van provinciale staten op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 4a

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vast.

Artikel 5

  • 1 Aan een lid van provinciale staten wordt vergoeding van reiskosten verleend naar bij provinciale verordening te stellen regels voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van commissies of een Openbaar-Vervoerjaarkaart verstrekt dan wel een keuze tussen een vergoeding of een Openbaar-Vervoerjaarkaart geboden, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig de vergoeding niet hoger wordt gesteld dan het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld.

  • 2 Aan een lid van provinciale staten wordt vergoeding van werkelijk gemaakte verblijfkosten verleend naar bij provinciale verordening te stellen regels voor het bijwonen van vergaderingen, genoemd in het eerste lid.

Artikel 6

  • 1 Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat aan een lid van provinciale staten naast de vergoeding, genoemd in artikel 5, vergoeding wordt verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 5 bedoelde reizen, ten behoeve van de provincie gemaakt, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig de vergoeding niet hoger wordt gesteld dan het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld.

  • 2 Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat aan een lid van provinciale staten vergoeding wordt verleend voor werkelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6a

  • 1 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan een lid van provinciale staten voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan een lid van provinciale staten op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming verleend voor:

    • a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    • b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3 Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan het lid van provinciale staten verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 4 Provinciale staten kunnen bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

Artikel 7

  • 1 De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding worden door het lid van provinciale staten genoten met ingang van de dag van de beëdiging.

  • 2 De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding eindigt op het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van provinciale staten.

  • 3 Het lid van provinciale staten dat in de loop van een kalenderjaar is beëdigd dan wel het lidmaatschap van provinciale staten heeft beëindigd, ontvangt de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding naar evenredigheid van de periode van uitoefening van het lidmaatschap in bedoeld kalenderjaar.

Artikel 7a

  • 1 Een lid van provinciale staten dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de staten waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van provinciale staten.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 7b

  • 1 Naast de vergoeding voor de werkzaamheden ontvangen fractievoorzitters voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris vast:

    • a. hoeveel leden een fractie telt;

    • b. de duur van het fractievoorzitterschap.

Hoofdstuk 3. Secundaire voorzieningen

Artikel 8

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. een ziekte: een ziekte die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de uitoefening van de aan de functie verbonden werkzaamheden;

    • b. een dienstongeval: een ongeval dat plaatsvindt tijdens de uitoefening van de aan de functie verbonden werkzaamheden.

  • 2 Een staten- of commissielid ontvangt een vergoeding voor de noodzakelijk gemaakte kosten in verband met een geneeskundige behandeling of verzorging of overige kosten, indien deze in overwegende mate hun oorzaak vinden in een ziekte of een dienstongeval:

    • a. voor zover deze kosten ten laste van staten- of commissielid blijven en

    • b. voor zover de ziekte of het dienstongeval niet aan eigen schuld of onvoorzichtigheid te wijten is.

  • 3 In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten bepalen dat overige schade aangemerkt wordt als voortvloeiend uit de ziekte of het dienstongeval, naar redelijkheid en billijkheid en gehoord de vergadering van de fractievoorzitters van alle partijen in provinciale staten.

  • 4 Onder overige schade valt niet het gederfde inkomen.

  • 5 Als de schade van de ziekte of het dienstongeval is ontstaan tijdens zijn functie als staten- of commissielid en voortduurt na zijn aftreden is dit artikel van overeenkomstige toepassing op het gewezen staten- of commissielid.

Artikel 9

  • 1 Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat het provinciaal bestuur ten behoeve van de leden van provinciale staten één of meer collectieve verzekeringen kan afsluiten, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

  • 2 Dit artikel is niet van toepassing op een lid van provinciale staten dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van provinciale staten wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 10

  • 1 Een statenlid ontvangt ten laste van de provincie een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 102,54 per jaar.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

Artikel 10a

Ten aanzien van individuele gevallen kunnen gedeputeerde staten artikel 10, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van de in het Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering voor commissieleden (Stb. 2014, 431) aan dit artikellid verleende terugwerkende kracht, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11

  • 1 In het geval een staten- of commissielid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het staten- of commissielidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 In het geval een staten- of commissielid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van de functie van staten- of commissielid meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 3 In het geval een staten- of commissielid een uitkering in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, kan de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende staten- of commissielid worden verlaagd.

Artikel 11a

Artikel 12

  • 1 De kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van staten- of commissielid komen ten laste van de provincie.

  • 2 Provinciale Staten kunnen over de in het eerste lid bedoelde scholing nadere regels stellen.

  • 3 Indien een statenlid in verband met de uitoefening van de functie lid is van een beroepsvereniging vergoedt de provincie de contributie van die beroepsvereniging.

Artikel 12a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

Artikel 12b

Indien gedeputeerde staten ten behoeve van een veilige woon- en werkplek van een statenlid kosten maken, die in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen zijn aangemerkt als werkgeverskosten, komen deze ten laste van de provincie.

Hoofdstuk 4. Vergoeding van leden van een commissie

Artikel 13

Aan een lid van een commissie wordt ten laste van de provincie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie toegekend van € 107,01 per vergadering. De artikelen 2, tweede lid, 6a11, 12 en 12b zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

Ten aanzien van:

  • a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

  • b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kunnen provinciale staten bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 13.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

Het koninklijk besluit van 3 april 1980 tot uitvoering van de artikelen 13, derde lid, en 65a, eerste lid, van de Provinciewet (Stb. 203) wordt ingetrokken.

Artikel 16

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 maart 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D.IJ . W. de Graaff-Nauta

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de zevende april 1994

De Minister van Justitie a.i.,

E. van Thijn