Besluit beheer regionale politiekorpsen

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 16-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 01-01-2013.
Geldend van 17-12-2008 t/m 31-12-2012

Besluit van 28 maart 1994, houdende regels met betrekking tot het beheer van de regionale politiekorpsen en maatregelen jegens ingeslotenen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, van 2 december 1993, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, nummer EA93/U3429, en Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nummer 411040/93/6;

Gelet op de artikelen 9, vierde lid, 45, eerste lid, en 47, eerste lid, van de Politiewet 1993;

Gezien het advies van de Registratiekamer van 26 oktober 1993, kenmerk 93.A.10;

De Raad van State gehoord (advies van 15 februari 1994, nummer WO4.93.0813);

Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, van 24 maart 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, nummer EA94/U1029, en Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nummer 431498/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • b. korpsbeheerder: de burgemeester, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Politiewet 1993;

  • c. ingeslotene: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een bureau van een regionaal politiekorps is ondergebracht;

  • d. politiecellencomplex: een in een gebouw te onderscheiden ruimte waarin een of meer gangen met daaraan grenzend een of meer ruimten liggen die worden gebruikt voor het insluiten van personen.

Hoofdstuk 3. Organisatie

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het regionale politiekorps draagt ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten zorg voor het inrichten van de recherchefunctie.

  • 3 Het regionale politiekorps beschikt, zelfstandig of samen met andere politiekorpsen, ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie over voorzieningen op het gebied van:

    • a. tactische recherche,

    • b. technische recherche,

    • c. financiële recherche,

    • d. digitale recherche, en

    • e. informatievoorziening.

  • 4 Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen voorzieningen op andere gebieden dan die, genoemd in het derde lid, aanwijzen waarover het regionale politiekorps beschikt ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie.

  • 5 Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen regels geven over de taken en de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de uitoefening van de recherchefunctie.

  • 6 Met inachtneming van de regels, bedoeld in het vijfde lid, kan Onze Minister regels geven over het beheer van de voorzieningen bedoeld in het derde en vierde lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de inrichting van de voorzieningen worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het regionale politiekorps beschikt, zelfstandig of samen met andere politiekorpsen, over een eenheid die is belast met het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens.

  • 4 Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen regels geven over de taken en de uitvoering van werkzaamheden van de eenheden, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

  • 5 Met inachtneming van de regels, bedoeld in het vierde lid, kan Onze Minister regels geven over het beheer van de eenheden, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de organisatie van de eenheden worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De regionale politiekorpsen werken onderling en met het Korps landelijke politiediensten samen op het terrein van de voorzieningen en eenheden die, overeenkomstig de artikelen 4 en 5, zijn ingericht ten behoeve van de recherchefunctie.

Artikel 5b

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het regionale politiekorps houdt, zelfstandig of samen met andere politiekorpsen, ten behoeve van de recherchefunctie een gegevensbestand voor de verwerking van politiegegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens. Het bestand wordt aangelegd en gehouden bij de eenheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het regionale politiekorps beschikt over een organisatie van mobiele eenheden ten behoeve van de volgende werkzaamheden:

    • a. het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening in het bijzonder bij grootschalige manifestaties en evenementen,

    • b. het uitvoeren van evacuaties,

    • c. het bewaken en beveiligen van objecten,

    • d. het optreden bij crises en rampen,

    • e. het uitvoeren van zoekacties en

    • f. het aanhouden van ordeverstoorders.

  • 2 Onze Minister geeft nadere regels over de organisatie, de sterkte ten behoeve van de bijstand en de paraatheid van de mobiele eenheden. Indien deze regels voorschriften bevatten die met het oog op de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder f, worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het regionale politiekorps beschikt, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale politiekorpsen, over een staf die ten behoeve van het bevoegd gezag zorgdraagt voor de coördinatie van grootschalig politie-optreden.

  • 2 Onze Minister kan regels geven over de organisatie van de in het eerste lid bedoelde staf. Indien deze regels voorschriften bevatten die ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het regionale politiekorps beschikt, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale politiekorpsen, over een eenheid die uitsluitend tot taak heeft, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, de volgende werkzaamheden uit te voeren:

    • a. het verrichten van planmatige aanhoudingen,

    • b. het bewaken en beveiligen van politie-infiltranten,

    • c. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van het transport van getuigen, verdachten of gedetineerden,

    • d. het assisteren bij het bewaken en beveiligen van objecten en

    • e. andere werkzaamheden waarvoor toestemming is verkregen van Onze Ministers.

  • 2 Onze Minister geeft regels over het beheer van de eenheid, bedoeld in het eerste lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die aan de organisatie van de eenheid moeten worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder houdt binnen het regionale politiekorps ambtenaren van politie ter beschikking ten behoeve van het rampenidentificatieteam politie.

  • 2 Onder het rampenidentificatieteam politie wordt verstaan een eenheid die wordt ingezet voor:

    • a. het verlenen van assistentie aan een politiekorps bij berging en identificatie van slachtoffers bij rampen, of in die gevallen waarin identificatie van slachtoffers technisch bijzondere moeilijkheden oplevert;

    • b. het verlenen van assistentie op verzoek van Onze Minister van Buitenlandse Zaken bij identificatie van slachtoffers van calamiteiten buiten Nederland waarbij Nederlandse belangen in het geding zijn;

    • c. het verlenen van assistentie op verzoek van Onze Minister van Defensie bij identificatie van Nederlandse militairen buiten Nederland.

  • 3 De ambtenaren van politie, bedoeld in het eerste lid, worden door de korpsbeheerder aangewezen op aanbeveling van de korpschef van het Korps landelijke politiediensten, waarbij wordt aangegeven welke functie de betrokken ambtenaar in het rampenidentificatieteam politie zal vervullen. Zij zijn direct inzetbaar.

  • 4 Onze Minister geeft regels over de organisatie, de beschikbaarheid en de paraatheid van de eenheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen bepalen dat een regionaal politiekorps, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale politiekorpsen, beschikt over een eenheid die is belast met de uitvoering van een bijzonder onderdeel van de politietaak.

  • 2 Onze Minister en Onze Minister van Justitie kunnen regels geven over de taken en de uitvoering van werkzaamheden van de eenheid, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Met inachtneming van de regels, bedoeld in het tweede lid, kan Onze Minister regels geven over het beheer van de eenheid, bedoeld in het eerste lid. Indien deze regels voorschriften bevatten die ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie, aan de organisatie van een eenheid worden gesteld, worden zij gegeven door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

  • 4 De korpsbeheerder draagt er zorg voor dat een eenheid als bedoeld in het eerste lid, beschikt over voldoende kennis en deskundigheid ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van de politietaak.

Artikel 11a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Onze Minister kan eenheden aanwijzen, bestaande uit ambtenaren van politie van een of meer regionale politiekorpsen, die zijn belast met het waken voor de veiligheid van daartoe door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Hoofdstuk 4. Bekwaamheid

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De korpsbeheerder stelt de ambtenaar van politie in de gelegenheid de noodzakelijke training en opleiding te volgen.

Hoofdstuk 5. Uitrusting

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Onze Minister geeft regels met betrekking tot het politielegitimatiebewijs en het gebruik van de politiehuisstijl.

Hoofdstuk 6. Ingeslotenen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder treft voorzieningen opdat de ingeslotene in ieder geval beschikt over:

    • a. slaapgelegenheid,

    • b. eten en drinken in overeenstemming met medische en levensbeschouwelijke of godsdienstige eisen,

    • c. sanitair,

    • d. de noodzakelijke medische zorg en

    • e. informatie over de gang van zaken in het politiecellencomplex.

  • 2 Tenzij het politiecellencomplex geen luchtplaats heeft, draagt de korpsbeheerder er zorg voor dat de ingeslotene tweemaal daags wordt gelucht.

  • 3 In verband met het eerste lid, onder d, treft de korpsbeheerder een regeling met artsen in de regio ten einde van hulp verzekerd te zijn voor de medische zorg van ingeslotenen.

  • 4 Met inachtneming van het bij of krachtens de wet bepaalde treft de korpsbeheerder een regeling met betrekking tot het roken, de ontspanning, het telefoneren en het ontvangen van bezoek van de ingeslotene.

  • 5 Onze Minister geeft regels over de inrichting van een politiecellencomplex.

  • 6 Onze Minister en Onze Minister van Justitie wijzen de gegevens aan die worden geregistreerd over ingeslotenen.

  • 7 In geval van overlijden of poging tot zelfdoding van een ingeslotene draagt de korpsbeheerder er zorg voor dat het openbaar ministerie hiervan onverwijld in kennis wordt gesteld en dat aan Onze Minister en Onze Minister van Justitie hiervan een schriftelijk rapport wordt gezonden. Onze Minister stelt voor het rapport een model vast.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder wijst een ambtenaar van politie aan die wordt belast met de leiding van het politiecellencomplex en het toezicht op de ingeslotenen.

  • 3 Onze Minister kan regels geven over de eisen van bekwaamheid waaraan het personeel, bedoeld in het tweede lid, moet voldoen.

Artikel 16a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder stelt ten behoeve van de politiecellencomplexen in zijn regio een commissie van toezicht in, bestaande uit ten minste drie en ten hoogste twaalf, onafhankelijke leden.

  • 2 De commissie heeft in ieder geval tot taak:

    • a. toezicht te houden op de huisvesting, veiligheid, verzorging en bejegening van ingeslotenen in de politiecellencomplexen;

    • b. jaarlijks rapport uit te brengen aan de korpsbeheerder over haar werkzaamheden;

    • c. gevraagd en ongevraagd aan de korpsbeheerder advies uit te brengen en inlichtingen te geven omtrent aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen.

  • 3 De commissie van toezicht kan door de korpsbeheerder tevens worden belast met de behandeling van en de advisering over klachten als bedoeld in artikel 61 van de Politiewet 1993, voor zover die klachten betrekking hebben op aangelegenheden betreffende de politiecellencomplexen.

  • 4 De korpsbeheerder stelt regels vast over de voor een adequate taakvervulling benodigde bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie van toezicht, de benoeming en het ontslag van haar leden.

  • 5 Bij de samenstelling van de commissie wordt rekening gehouden met de benodigde maatschappelijke en bestuurlijke deskundigheid en ervaring van de leden.

  • 6 Jaarlijks zendt de korpsbeheerder een verslag van de werkzaamheden en bevindingen van de commissie van toezicht aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Hoofdstuk 7. Informatie over het beheer

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder verstrekt Onze Minister periodiek gegevens over de omvang en samenstelling, alsmede over de werkdruk en de taakuitvoering van het regionale politiekorps.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, alsmede over de wijze waarop en de frequentie waarmee deze gegevens aan hem worden verstrekt. Deze gegevens worden door Onze Minister aan Onze Minister van Justitie ter beschikking gesteld.

  • 3 Onze Minister doet jaarlijks verslag van de verkregen gegevens aan Onze Minister van Justitie en aan de korpsbeheerders.

  • 4 De korpsbeheerder verstrekt op verzoek van Onze Minister de gegevens die Onze Minister of Onze Minister van Justitie overigens noodzakelijk acht.

Hoofdstuk 8. Archieven

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder draagt overeenkomstig door het regionale college vast te stellen regels zorg voor de archiefbescheiden van de regio, voor zover deze niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats als bedoeld in artikel 31 van de Archiefwet 1995.

  • 2 Het regionale college zendt de regels, bedoeld in het eerste lid, aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de gemeente is gelegen waarvan de burgemeester korpsbeheerder is.

  • 3 De kosten van de bewaring van archiefbescheiden van de regio in een archiefbewaarplaats en de kosten van het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de regio, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, komen ten laste van de regio.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Politiewet 1993 in werking treedt.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 maart 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

De Minister van Justitie a.i.,

E. van Thijn

Uitgegeven de eenendertigste maart 1994

De Minister van Justitie a.i.,

E. van Thijn