Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2007.
Geldend van 01-07-2007 t/m 20-10-2007

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt bij regeling technische standaarden, normen en specificaties vast voor het aanmaken van de elektronische handtekening.

Hoofdstuk 2. Vereisten met betrekking tot de aanbieding van stukken ter inschrijving in de openbare registers

Artikel 3

  • 1 De verklaring van eensluidendheid, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, wordt gesteld aan de voet van het afschrift van het in papieren vorm ter inschrijving aangeboden stuk en bevat de verklaring dat het afschrift eensluidend is met het ter inschrijving aangeboden stuk. De verklaring bevat voorts de vermelding van de naam, de voornamen en de woonplaats met het adres van degene die de verklaring ondertekent.

  • 2 Indien de verklaring van eensluidendheid ondertekend wordt door een notaris, gerechtsdeurwaarder, griffier dan wel een advocaat of procureur, kan in plaats van de woonplaats met het adres worden vermeld:

    • a. de benaming van het ambt en de plaats van vestiging van de notaris dan wel de gerechtsdeurwaarder;

    • b. de benaming van het ambt en de standplaats van de griffier, of

    • c. de benaming van de hoedanigheid van de advocaat of de procureur en de plaats van vestiging van de advocaat of procureur.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt ondertekend:

    • a. indien het notariële akten en notariële verklaringen betreft: door een notaris;

    • b. indien het rechterlijke uitspraken betreft: door de betrokken griffier of door een notaris;

    • c. indien het een proces-verbaal van inbeslagneming betreft: door de betrokken deurwaarder of procureur, of door een notaris;

    • d. indien het een instelling van een rechtsvordering, of een indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak betreft: door degene die het ter inschrijving aangeboden stuk voor afschrift heeft getekend, of door een notaris;

    • e. indien het andere dan de onder a tot en met d bedoelde stukken betreft: door de ondertekenaars van die stukken, dan wel door één of meer van hen die daartoe uitdrukkelijk in het stuk zijn gemachtigd, of door een notaris.

  • 4 De verklaring, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, van de wet, wordt op zodanige wijze in het afschrift of het uittreksel van het in elektronische vorm ter inschrijving aangeboden stuk opgenomen, dat na omzetting van het desbetreffende elektronische bestand naar een leesbare tekst de verklaring aan de voet van het afschrift verschijnt. De verklaring bevat de vermelding van de naam, de voornamen en de woonplaats met het adres van degene die de verklaring voorziet van een elektronische handtekening. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Bij de aanbieding ter inschrijving van de volgende stukken in papieren vorm behoeft geen afschrift als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet te worden aangeboden:

  • a. verzoek tot teboekstelling van een zeeschip of zeevissersschip in aanbouw;

  • b. verzoek tot teboekstelling van een binnenschip in aanbouw;

  • c. verzoek tot teboekstelling als afgebouwd schip van een zeeschip of zeevissersschip dat reeds als schip in aanbouw te boek staat;

  • d. verzoek tot teboekstelling als afgebouwd schip van een binnenschip dat reeds als schip in aanbouw te boek staat;

  • e. verzoek tot teboekstelling van een zeeschip of zeevissersschip;

  • f. verzoek tot teboekstelling van een binnenschip;

  • g. aangifte tot wijziging van de beschrijving van een te boek staand schip, mededeling omtrent de gekozen woonplaats en afwijkend beding inzake scheepstoebehoren;

  • h. aangifte tot doorhaling van de teboekstelling van een zeeschip of zeevissersschip;

  • i. aangifte tot doorhaling van de teboekstelling van een binnenschip;

  • j. verzoek tot doorhaling van de teboekstelling van een zeeschip of zeevissersschip;

  • k. verzoek tot doorhaling van de teboekstelling van een binnenschip;

  • l. verzoek tot teboekstelling van een luchtvaartuig;

  • m. verzoek tot doorhaling van de teboekstelling van een luchtvaartuig;

  • n. aangifte tot doorhaling van de teboekstelling van een luchtvaartuig.

Artikel 5

  • 1 Indien een stuk in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden en een tekening van A4-formaat in papieren vorm deel uitmaakt van dit stuk, wordt aan de voet van het afschrift van het stuk, boven de verklaring van eensluidendheid, tevens een afschrift van de tekening opgenomen. Indien de tekening een groter formaat dan A4-formaat heeft, wordt naast het afschrift van het stuk een afzonderlijk afschrift van de tekening aangeboden, dat eveneens voorzien is van een verklaring van eensluidendheid.

  • 2 Indien in de tekening, naast zwart en wit, kleuren zijn gebruikt, wordt dit op het afschrift van de tekening vermeld op een in het oog vallende plaats.

  • 3 Het afschrift van de tekening is behoorlijk raadpleegbaar.

  • 4 Indien de tekening is vervaardigd op een groter formaat dan A0-formaat, wordt het afschrift van de tekening verdeeld over een aantal doorlopend genummerde bladen op A0-formaat en wordt bij het afschrift een overzichtstekening gevoegd. Op de overzichtstekening wordt de ligging van de bladen ten opzichte van elkaar vermeld onder toevoeging van de bladnummers.

  • 5 In gevallen als bedoeld in het vierde lid wordt de verklaring van eensluidendheid gesteld aan de voet van het afschrift van het blad met het hoogste nummer.

Artikel 6

  • 1 Onverminderd artikel 5, voldoet de tekening, bedoeld in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, aan de volgende vereisten:

    • a. elk blad waaruit de tekening bestaat, vermeldt de kadastrale aanduiding van het in de splitsing in appartementsrechten betrokken perceel en elk blad wordt door de betrokken notaris gewaarmerkt;

    • b. de tekening bevat plattegronden van de begane grond en van de ver diepingen en zonodig ook doorsnede en aanzichten van het gebouw, alsmede van de bij het gebouw behorende grond;

    • c. de tekening geeft de begrenzing aan van de onderscheidene gedeelten van de gebouwen en de grond, die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht zal zijn begrepen, alsmede de ligging van die gedeelten ten opzichte van de overige gedeelten van de gebouwen of van de grond;

    • d. op de tekening is binnen de begrenzing van elk zodanig gedeelte een nummer in arabische cijfers als kenmerk van dat gedeelte aangebracht;

    • e. voor het geval dat een zodanig gedeelte bestaat uit niet belendende onderdelen of uit onderdelen welker grondvlakken niet in hetzelfde horizontale vlak zijn gelegen, bevat de tekening binnen de begrenzing van elk dier onderdelen hetzelfde nummer als kenmerk van dat gedeelte;

    • f. de nummers, bedoeld onder d en e, vormen een met het cijfer één aanvangende, zonder onderbreking opklimmende reeks der natuurlijke getallen;

    • g. de onder c bedoelde begrenzingen zijn zoveel mogelijk door een onuitwisbare lijn van in het oog vallende dikte aangegeven, welke dikte gelijk is in alle op de tekening voorkomende afbeeldingen, uitgezonderd de in het derde lid bedoelde situatieschets. Daarnevens zijn ter verduidelijking arceringen toegelaten, afzonderlijk gekozen voor verschillende gedeelten die voor gebruik als afzonderlijk geheel zijn bestemd;

    • h. de appartementsindex is aangebracht zoveel mogelijk in het midden binnen de begrenzing van elk voor gebruik als afzonderlijk geheel bestemd gedeelte, en in het onder e bedoelde geval, zoveel mogelijk in het midden binnen de begrenzing van elk der aldaar bedoelde onderdelen;

    • i. de schaal van de op de tekening voorkomende afbeeldingen is niet groter dan 1 : 100 en niet kleiner dan 1 : 200;

    • j. elk blad waaruit de tekening bestaat, vermeldt de voor de desbetreffende afbeelding gebruikte schaal;

    • k. de richting van het noorden is op elk blad van de tekening door een pijl aangegeven.

  • 2 Het is toegestaan dat de in het eerste lid bedoelde tekening van elk gedeelte van de gebouwen, dat voor gebruik als afzonderlijk geheel is bestemd, de onderlinge ligging van alle tot dat gedeelte behorende vertrekken en andere ruimten aangeeft.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onder i, kan een kleinere schaal worden gebruikt voor een situatieschets, welke met het oog op het aan het slot van het eerste lid, onder c, omschreven vereiste, op de tekening wordt aangebracht, als overzicht van de overige afbeeldingen.

  • 4 In geval van ondersplitsing in appartementsrechten worden de omkringde nummers, bedoeld in artikel 28, derde lid, op de tekening gesteld in de linkerbovenhoek van elk van de desbetreffende gedeelten.

Artikel 7

  • 1 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden en een tekening in elektronische vorm deel uitmaakt van dat stuk, dan wordt naast het afschrift of het uittreksel van het stuk tevens een afschrift van de tekening aangeboden.

  • 2 Het afschrift van de tekening kan tezamen met het afschrift of het uittreksel van het stuk waar de tekening deel van uitmaakt, in een elektronisch bestand worden aangeboden. Het elektronische bestand wordt voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en van een elektronische handtekening. De verklaring en de elektronische handtekening worden op zodanige wijze in het elektronische bestand opgenomen, dat deze na de omzetting van het elektronische bestand naar een leesbare tekst aan de voet van het afschrift of het uittreksel verschijnen.

  • 3 Indien het afschrift van de tekening wordt aangeboden in een apart bestand, wordt dit bestand afzonderlijk voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en van een elektronische handtekening. De verklaring en de elektronische handtekening worden op zodanige wijze in het elektronische bestand opgenomen dat deze na de omzetting van het elektronische bestand naar een leesbare tekst aan de voet van het afschrift verschijnt.

  • 5 Het afschrift van de tekening wordt, indien dit noodzakelijk is om voldoende raadpleegbaar te zijn, verdeeld over een aantal doorlopend genummerde deeltekeningen. Bij het afschrift wordt een overzichtstekening gevoegd, waarop de ligging van de deeltekeningen ten opzichte van elkaar wordt vermeld onder toevoeging van de nummers van de deeltekeningen.

  • 6 In gevallen als bedoeld in het vijfde lid wordt de verklaring, bedoeld in artikel 3, vierde lid, opgenomen in het afschrift van de overzichtstekening. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Indien het afschrift van de tekening overeenkomstig artikel 11 in bewaring is genomen, wordt dit afschrift niet voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid. In plaats daarvan wordt de verklaring, bedoeld in artikel 3, vierde lid, aan de voet van het afschrift of het uittreksel van het stuk waar de tekening deel van uitmaakt, uitgebreid met een verklaring, inhoudende dat het in bewaring genomen afschrift van de tekening inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de originele tekening. In de verklaring wordt eveneens het betrokken depotnummer vermeld.

Artikel 8

  • 1 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden en een ander stuk, niet zijnde een tekening, deel uitmaakt van dat stuk, dan wordt naast het afschrift of het uittreksel van dat stuk tevens een afschrift aangeboden van het stuk dat daarvan deel uitmaakt.

  • 2 Het afschrift of het uittreksel van het in elektronische vorm ter inschrijving aangeboden stuk kan tezamen met het afschrift van het stuk dat daarvan deel uitmaakt in een elektronisch bestand worden aangeboden. Het elektronische bestand wordt voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en van een elektronische handtekening. De verklaring en de elektronische handtekening worden op zodanige wijze in het elektronische bestand opgenomen, dat deze na de omzetting van het elektronische bestand naar een leesbare tekst aan de voet van het afschrift of het uittreksel verschijnen.

  • 3 Indien het afschrift van het stuk dat deel uitmaakt van het stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, in een afzonderlijk bestand wordt aangeboden, wordt dit bestand afzonderlijk voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en van een elektronische handtekening. De verklaring wordt op zodanige wijze in het elektronische bestand opgenomen dat deze na de omzetting van het elektronische bestand naar een leesbare tekst aan de voet van het afschrift verschijnt.

  • 4 Indien het origineel van het stuk dat deel uitmaakt van het in elektronische vorm ter inschrijving aangeboden stuk, is voorzien van een elektronische handtekening, wordt in de verklaring, bedoeld in artikel 3, vierde lid, vermeld:

    • a. de naam van degene die het originele stuk heeft voorzien van een elektronische handtekening, zoals blijkt uit het bij de elektronische handtekening behorende certificaat;

    • b. de identiteitscode van voornoemd certificaat, en

    • c. de naam van de certificatiedienstverlener die voornoemd certificaat heeft afgegeven.

Artikel 9

Indien het afschrift van een tekening of een ander stuk dat deel uitmaakt dan wel deel uit zal gaan maken van een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk als bedoeld in de artikelen 7 en 8 overeenkomstig artikel 10 in papieren vorm in bewaring is genomen, wordt dit afschrift niet voorzien van een verklaring van eensluidendheid. In plaats daarvan wordt de verklaring, bedoeld in artikel 3, vierde lid, aan de voet van het afschrift van het stuk waar de tekening of het andere stuk deel van uitmaakt uitgebreid met een verklaring, inhoudende dat het in bewaring genomen afschrift van de tekening of het stuk inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de originele tekening of het originele stuk. In de verklaring wordt tevens het betrokken depotnummer vermeld.

Artikel 10

  • 1 Van een tekening in papieren vorm die deel uitmaakt dan wel deel uit zal gaan maken van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving zal worden aangeboden, kan voorafgaand aan de inschrijving een afschrift in papieren vorm in bewaring worden genomen, indien de aanbieder dit verzoekt en dit bijdraagt aan de raadpleegbaarheid van het afschrift van de tekening in de openbare registers.

  • 2 Het verzoek tot inbewaringneming wordt ingediend ten minste twee weken voordat het stuk waarvan de tekening deel uitmaakt, ter inschrijving wordt aangeboden, door middel van een formulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 17 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Indien de tekening deel uitmaakt van een stuk dat betrekking heeft op een appartementsrecht of een netwerk, wordt het verzoek tot inbewaringneming, in afwijking van het tweede lid, gedaan gelijktijdig met een verzoek tot vaststelling van het complexnummer of een verzoek tot vaststelling van het nummer van een netwerk als bedoeld in artikel 26 door middel van een formulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

  • 4 Het verzoek wordt in tweevoud ingediend en bevat een afschrift van de tekening, alsmede een door de aanbieder aan de tekening toegekend uniek kenmerk.

  • 5 Indien het afschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen, neemt de bewaarder dit afschrift in bewaring onder vermelding van een uniek depotnummer. Indien de tekening deel uit zal gaan maken van een stuk dat betrekking heeft op een appartementsrecht of een netwerk, neemt de bewaarder, in afwijking van de eerste zin, het afschrift slechts in bewaring, indien het verzoek tot vaststelling van het complexnummer of het verzoek tot vaststelling van het nummer van een netwerk als bedoeld in artikel 26 wordt ingewilligd.

  • 6 Na de inbewaringneming voorziet de bewaarder beide exemplaren van het verzoek tot inbewaringneming van een depotverklaring, waarin het toegekende depotnummer wordt vermeld, en zendt hij een exemplaar van het verzoek aan de aanbieder terug. Indien de tekening deel uit zal gaan maken van een stuk dat betrekking heeft op een appartementsrecht of een netwerk, zendt de bewaarder, in afwijking van de eerste zin, de depotverklaring gelijktijdig terug met de verklaring inzake de vaststelling van het complexnummer of het nummer van een netwerk als bedoeld in artikel 27a.

  • 7 Indien het stuk waarvan de tekening deel uitmaakt niet binnen een jaar na de inbewaringneming wordt ingeschreven, eindigt de inbewaringneming en zendt de bewaarder het afschrift aan de aanbieder terug door middel van een bericht dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 18 bij deze regeling is gevoegd.

  • 8 Het eerste tot en met zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere stukken dan tekeningen in papieren vorm, die deel uitmaken dan wel deel uit zullen gaan maken van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving zal worden aangeboden.

Artikel 11

  • 1 Van een tekening in elektronische vorm die deel uitmaakt dan wel deel zal gaan uitmaken van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving zal worden aangeboden, kan op verzoek van de aanbieder voorafgaande aan de inschrijving een afschrift in elektronische vorm in bewaring worden genomen, indien de aanbieder dit verzoekt en dit bijdraagt aan een doelmatige inschrijving in de openbare registers of bijwerking van de kadastrale registratie.

  • 3 Na de inbewaringneming voorziet de bewaarder het verzoek tot inbewaringneming van een depotverklaring, waarin het toegekende depotnummer wordt vermeld, en zendt deze aan de aanbieder terug. Indien de tekening deel uit zal gaan maken van een stuk dat betrekking heeft op een appartementsrecht of een netwerk, zendt de bewaarder, in afwijking van de eerste zin, de depotverklaring gelijktijdig terug met de verklaring inzake de vaststelling van het complexnummer of het nummer van een netwerk als bedoeld in artikel 27b.

  • 4 Artikel 10, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder na de beëindiging van de inbewaringneming een bericht zendt aan de aanbieder dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere stukken dan tekeningen in elektronische vorm, die deel uitmaken dan wel deel uit zullen gaan maken van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving zal worden aangeboden.

Artikel 11a

  • 1 Indien in een ter inschrijving aangeboden stuk in elektronische vorm verklaringen zijn opgenomen van een persoon die verklaart notaris of waarnemend notaris te zijn, wordt in het verzoek tot inschrijving een bewijsstuk opgenomen, waaruit blijkt dat die persoon bevoegd is om als notaris, dan wel waarnemend notaris op te treden.

  • 2 Het bewijsstuk is niet ouder dan twee jaar.

  • 3 Indien het bewijsstuk wordt geleverd door middel van een specifiek attribuut in het gekwalificeerde certificaat waarop de elektronische handtekening van de notaris of de waarnemend notaris gebaseerd is, dient de certificatiedienstverlener dit attribuut te baseren op inlichtingen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

Artikel 11b

  • 1 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door de aanbieder bewijsstukken als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, derde zin, van de wet worden overgelegd, kan die overlegging zowel in papieren als in elektronische vorm plaatsvinden, met dien verstande dat de overlegging van bewijsstukken in elektronische vorm slechts plaats kan vinden met inachtneming van het tweede en derde lid.

  • 2 Indien het origineel van het bewijsstuk is voorzien van een elektronische handtekening, wordt bij het afschrift een verklaring van een certificatiedienstverlener gevoegd, inhoudende dat de elektronische handtekening op het originele stuk is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat, onder toevoeging van de volgende gegevens:

    • a. de naam van degene die het originele stuk heeft voorzien van een elektronische handtekening, zoals blijkend uit het bij de elektronische handtekening behorende certificaat;

    • b. de identiteitscode van voornoemd certificaat, en

    • c. de naam van de certificatiedienstverlener die voornoemd certificaat heeft afgegeven.

  • 3 Indien het origineel van het bewijsstuk is opgemaakt in papieren vorm, kan een door een notaris voor eensluidendheid gewaarmerkt elektronisch afschrift worden overgelegd. Artikel 11a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11c

  • 1 Een hernieuwd verzoek tot inschrijving van een stuk dat oorspronkelijk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt gedaan door middel van een verzoek dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Indien het hernieuwde verzoek tot inschrijving wordt gedaan in elektronische vorm, wordt dit verzoek voorzien van de elektronische handtekening van:

    • a. de oorspronkelijke aanbieder, dan wel

    • b. een persoon die bevoegd is tot het opmaken van het stuk waarop het hernieuwde verzoek tot inschrijving betrekking heeft.

  • 3 Indien het hernieuwde verzoek tot inschrijving wordt gedaan in papieren vorm, vindt de hernieuwde aanbieding van tekeningen, foto’s en andere stukken die deel uitmaken van het ter inschrijving aangeboden stuk, in papieren vorm plaats tezamen met de indiening van dat verzoek.

Hoofdstuk 3. Vereisten waaraan in te schrijven stukken moeten voldoen

Artikel 12

  • 1 Ingeval een ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft op een bepaald reeds eerder ingeschreven stuk als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, bevat het een verwijzing naar dit eerdere stuk door de vermelding van het kantoor van de Dienst waar het eerdere stuk is ingeschreven, het soort register waarin inschrijving plaatsvond, alsmede deel en nummer van inschrijving.

Artikel 12a

Een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de wet kan uitsluitend worden ingeschreven, indien:

  • a. de bijhoudingsverklaring betrekking heeft op een eerder ingeschreven stuk betreffende de overdracht van een gedeelte van een perceel of de vestiging van een beperkt recht op een gedeelte van een perceel;

  • b. onduidelijk is op welk gedeelte van het betrokken perceel het eerder ingeschreven stuk betrekking heeft, en

  • c. de notaris in de bijhoudingsverklaring in aanvulling op het eerder ingeschreven stuk verklaart op welk gedeelte van het betrokken perceel dit stuk betrekking heeft.

Artikel 13

Indien in een in te schrijven stuk de plaatselijke aanduiding van een onroerende zaak of een appartementsrecht moet worden vermeld, geschiedt zulks door de vermelding van de plaats en het adres, of, zo de desbetreffende onroerende zaak of het desbetreffende appartementsrecht geen adres heeft, de naam van de plaats en de straat in welks nabijheid de onroerende zaak of het appartementsrecht is gelegen.

Hoofdstuk 4. In de kadastrale registratie op te nemen gegevens

Artikel 14

  • 1 In de kadastrale registratie worden de volgende gegevens betreffende de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken opgenomen:

    • a. de cultuuraanduiding;

    • b. voor bebouwde percelen: het objectadres met postcode; voor onbebouwde percelen: de plaatselijke benaming, zo deze bekend is;

    • c. de coördinaten van het perceel in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting;

    • d. gegevens omtrent het beheer van aan overheden toebehorende onroerende zaken, zo deze bij de Dienst bekend zijn;

    • e. in geval van bebouwde percelen waaraan een of meer adressen zijn toegekend: de coördinaten van elk huisnummer in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting.

  • 2 In de kadastrale registratie worden tevens de volgende gegevens met betrekking tot onroerende zaken opgenomen:

    • a. het feit dat een onroerende zaak is gelegen in een herverkavelingsblok als bedoeld in artikel 161 van de de Landinrichtingswet, dan wel in een gebied als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet Midden-Delfland of artikel 1 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;

    • b. het feit dat afwijkingen bestaan tussen de lijst van rechthebbenden, bedoeld in artikel 188 van de Landinrichtingswet, artikel 68 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, dan wel in artikel 53 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën en de kadastrale registratie;

    • c. het feit dat een verkrijging plaatsvond onder een ontbindende of opschortende voorwaarde;

    • d. gegevens omtrent de koopsom, zo die bekend is;

    • e. de aanduiding van degene die geheel of voor het grootste deel eigenaar is van de onroerende zaak alsmede van degene die als beperkt gerechtigde geheel of voor het grootste deel het genot van een onroerende zaak heeft;

    • f. het feit dat een onroerende zaak of een appartementsrecht is betrokken bij een voorgenomen splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten, dan wel bij een wijziging van de splitsing in appartementsrechten;

    • g. een korte aanduiding van de aard van de in de openbare registers ingeschreven stukken betreffende de volgende feiten:

      • 1°. ondercuratelestelling van een rechthebbende;

      • 2°. faillietverklaring van een rechthebbende;s

      • 3°. surséance van betaling, verleend aan een rechthebbende;

      • toestemming als bedoeld in de artikelen 42, eerste lid, en 50, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek om een boom, heester of heg dan wel een venster, balcon of soortgelijke werken binnen de verboden afstand van de grens van een erf te hebben;

      • afwijkende regeling als bedoeld in artikel 59 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

      • bestemming van een onroerende zaak tot gemeenschappelijk nut in verband met mandeligheid als bedoeld in artikel 1 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

      • huurkoop als bedoeld in de Tijdelijke wet huurkoop onroerend zaken;

      • reglementen en andere regelingen die tussen medegerechtigden in registergoederen zijn vastgesteld;

      • instelling van een rechtsvordering of de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak;

      • 10º instelling van een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak;

      • 11º ruilverkavelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de Landinrichtingswet;

      • 12º het van toepassing zijn van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op een rechthebbende.

    • h. inzake hypotheken, ingeschreven vanaf 1 januari 1995:

      • de rangorde van de hypotheek;

      • het feit dat inzake een hypotheek een overeenkomst van borgtocht is gesloten met de te 's-Gravenhage gevestigde Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen;

      • de rentevast periode van een geldlening waarvoor de hypotheek is gevestigd, alsmede de duur van de rentevast periode;

    • i. inzake beslagen, ingeschreven vanaf 1 januari 1995:

      • ten behoeve en ten laste van wie het beslag is gelegd, alsmede het desbetreffende bedrag;

      • de datum waarop het proces-verbaal van inbeslagneming is opgemaakt;

    • j. met betrekking tot een appartementsrecht:

Hoofdstuk 5. Bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Artikel 15

Als publiekrechtelijke rechtspersonen of andere lichamen, aan wie een deel van de overheidstaak is opgedragen, als bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder b, c en e, van de wet, worden aangewezen:

  • a. voor zover het betreft inlichtingen omtrent het overlijden van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld:

    de gemeenten;

  • b. voor zover het betreft inlichtingen omtrent de wettelijke woonplaats, daaronder begrepen het adres, van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld:

    • de gemeenten,

    • de Kamers van Koophandel en Fabrieken;

  • c. voor zover het betreft inlichtingen omtrent de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken:

    de gemeenten.

Artikel 16

Indien uit een ingeschreven stuk blijkt dat sprake is van een trust, wordt in de kadastrale registratie als rechthebbende vermeld de trustee, alsmede die hoedanigheid, onder vermelding van de gegevens betreffende de trust.

Artikel 17

  • 1 De Dienst doet van het voornemen tot het uitvoeren van een meting mededeling aan de in artikel 57, eerste lid, van de wet bedoelde belanghebbenden door middel van een brief. Indien sprake is van een nieuw te vormen perceel en naar het oordeel van de met meting belaste ambtenaar aanwijzing ter plaatse niet nodig is bevat de brief de op dat nieuw te vormen perceel betrekking hebbende gegevens.

  • 2 Indien de brief gegevens bevat die betrekking hebben op een nieuw te vormen perceel kan een belanghebbende binnen zes weken na dagtekening van die brief bedenkingen inbrengen tegen die gegevens. In de brief wordt de belanghebbende uitdrukkelijk op die mogelijkheid gewezen en wordt hem het vervolg van de procedure medegedeeld, zowel voor het geval waarin geen bedenkingen worden ingebracht als voor het geval waarin wel bedenkingen worden ingebracht.

  • 3 De belanghebbenden die vóór het in het eerste lid bedoelde tijdstip bericht hebben gedaan op het desbetreffende tijdstip verhinderd te zijn, worden opnieuw in de gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken.

Artikel 18

  • 1 De Dienst doet van het voornemen tot het houden van een onderzoek, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, naar het zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29 dan wel in artikel 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, mededeling aan belanghebbenden door middel van een brief.

Artikel 19

  • 1 De Dienst doet van het voornemen tot het ter plaatse inwinnen van nadere inlichtingen, bedoeld in artikel 73, derde lid, van de wet, mededeling aan belanghebbenden door middel van een brief.

Artikel 20

  • 1 Het voornemen tot het instellen van een onderzoek van vernieuwing, bedoeld in artikel 75, eerste lid, van de wet, wordt tenminste één maand vóór de aanvang van dat onderzoek openbaar gemaakt in tenminste twee dag- of nieuwsbladen die in het desbetreffende gebied worden verspreid.

  • 2 In de bekendmaking wordt de omvang van het desbetreffende gebied duidelijk omschreven en op een topografische kaart weergegeven. Tevens bevat de bekendmaking een korte uiteenzetting omtrent doel en inhoud van het voornemen, waarbij tevens wordt gewezen op de in artikel 78, tweede en derde lid, van de wet genoemde gevolgen die de wet aan de vernieuwing verbindt.

  • 3 In de bekendmaking wordt melding gemaakt van het adres en het telefoonnummer van het kantoor van de Dienst, alsmede van de naam van de ambtenaar tot wie belanghebbenden zich desgewenst kunnen wenden ter verkrijging van nadere gegevens.

Artikel 21

  • 1 De Dienst doet van het voornemen tot een onderzoek van vernieuwing mededeling aan de in artikel 75, tweede lid, van de wet bedoelde belanghebbenden door middel van een brief.

  • 2 De brief wordt verzonden tenminste twee weken vóór het tijdstip waarop het onderzoek van vernieuwing zal plaatsvinden.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde brief maakt ook melding van het adres en het telefoonnummer van het kantoor van de Dienst, alsmede van de naam van de ambtenaar tot wie een belanghebbende zich desgewenst kan wenden, indien het in het vierde lid bedoelde geval zich voordoet.

  • 4 Ingeval een belanghebbende die ter plaatse inlichtingen moet verschaffen tijdig bericht heeft gedaan op het desbetreffende tijdstip verhinderd te zijn, wordt hij opnieuw in de gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken.

Artikel 22

Het relaas van bevindingen bevat tenminste naast de gegevens die op grond van de desbetreffende bepalingen van de wet en het Kadasterbesluit daarin moeten worden vermeld:

  • a. de namen en overige personalia van de bij de bijwerking belanghebbende personen die inlichtingen hebben verstrekt of ter plaatse aanwijzingen hebben gegeven dan wel van hun vertegenwoordigers zo zij niet in persoon verschijnen dan wel wettelijke vertegenwoordi gers hebben;

  • b. ingeval van vertegenwoordiging, de aard van deze en, ingeval een rechtspersoon wordt vertegenwoordigd, de relatie van de vertegenwoordiger tot de rechtspersoon;

  • c. de relatie van de verschenen personen of de door hen vertegenwoordigde personen tot de onroerende zaak;

  • d. de omschrijving van de door belanghebbenden aangewezen grenzen, vastgelegd op een schets of tekening onder aanduiding van grenspunten en onder vermelding van maten en coördinaten dan wel een verwijzingscode naar deze coördinaten;

  • e. het al dan niet eensluidend zijn van de aanwijzingen van belanghebbenden;

  • f. in geval de aanwijzingen niet eensluidend zijn, alle gegeven aanwijzingen;

  • g. de resultaten van de controle of de omschrijving van de onroerende zaak in het ingeschreven stuk verenigbaar is met de door belanghebbenden gegeven aanwijzingen;

  • h. in geval van het niet-ontvangen van inlichtingen, de reden daarvan.

Artikel 23

  • 1 De voorstellen van vernieuwing, bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de wet, worden als volgt ingedeeld:

    • a. de kadastrale aanduiding van de in het onderzoek van vernieuwing betrokken percelen, zoals deze luidt op de dag waarop het voorstel is opgemaakt;

    • b. de gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden en de grootte zoals deze luiden op de dag waarop het voorstel is opgemaakt;

    • c. de inhoud van het voorstel van vernieuwing;

    • d. de gronden waarop de inhoud van het voorstel berust;

    • e. bijhoudingen als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de wet.

  • 2 De gegevens omtrent rechten van hypotheek en inbeslagnemingen, alsmede gegevens omtrent erfdienstbaarheden, worden afzonderlijk vermeld.

  • 3 Indien de kadastrale aanduiding gewijzigd zal worden, wordt hierop in het voorstel geattendeerd.

Artikel 24

  • 2 Ingeval de geautomatiseerde bestanden van de kadastrale registratie mede onderdelen omvatten van het geautomatiseerde systeem Hypotheken waardoor het mogelijk wordt in de kadastrale registratie een of meer soorten van gegevens omtrent hypotheken op te nemen als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de wet, vindt bijhouding plaats op grond van veranderingen als bedoeld in artikel XI van hoofdstuk II van de Invoeringswet Kadasterwet en vangt de bijhouding van die soorten van gegevens in de kadastrale registratie terstond aan.

  • 3 De wijze van bijhouding vindt, voorts, plaats in overeenstemming met de inhoud van het desbetreffende gereed gekomen onderdeel van het geautomatiseerde systeem Hypotheken dat aan de geautomatiseerde bestanden van de kadastrale registratie wordt toegevoegd, en met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet daaromtrent is bepaald.

Hoofdstuk 6. Inlichtingen

Artikel 25

  • 1 De in artikel 57, zesde lid, van de wet bedoelde inlichtingen worden op het desbetreffende kantoor van de Dienst verstrekt door belanghebbenden inzage te geven in, dan wel mondelinge inlichtingen te verstrekken uit de kadastrale registratie, de kadastrale kaarten en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden, voor zover het de percelen betreft die in de kennisgeving zijn vermeld. Tevens wordt aan belanghebbenden desgewenst een toelichting verstrekt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden aan een belanghebbende slechts éénmaal verstrekt. Nadat de inlichtingen zijn gegeven wordt dit feit door de ambtenaar van de Dienst op de bekendmaking vermeld.

Hoofdstuk 7. Vaststelling van het complexnummer van een appartementsrecht en het nummer van een netwerk

Artikel 26

Een verzoek tot vaststelling van het complexnummer of het nummer van een netwerk als bedoeld in artikel 2, derde en vijfde lid, van het Kadasterbesluit wordt gedaan door middel van een formulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 26a

  • 1 Een verzoek als bedoeld in artikel 26 wordt in papieren vorm in tweevoud ingediend bij de bewaarder. Het verzoek wordt gedagtekend en door een notaris ondertekend.

  • 2 In het verzoek tot vaststelling van het complexnummer worden de kadastrale aanduidingen van de desbetreffende onroerende zaken en de appartementsrechten, waarin deze onroerende zaken zullen worden gesplitst, vermeld. Bij het verzoek worden, voorzover artikel 26b niet van toepassing is, twee afschriften van de tekening, bedoeld in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, gevoegd. Op de tekening worden de onroerende zaken waarop de in de splitsing te betrekken appartementsrechten betrekking hebben, perceelsgewijs aangeduid door middel van hun kadastrale aanduiding.

  • 3 Bij het verzoek tot vaststelling van het nummer van een netwerk worden, voorzover artikel 26b niet van toepassing is, twee afschriften van de tekening gevoegd waarop het netwerk is weergegeven door middel van een lijn lopend over de onroerende zaken waarin het netwerk is of wordt aangelegd. Op de tekening worden de onroerende zaken perceelsgewijs aangeduid door middel van hun kadastrale aanduiding, wordt de voor de desbetreffende afbeelding gebruikte schaal vermeld en de richting van het noorden door middel van een pijl aangegeven.

  • 4 Indien het afschrift van de tekening, bedoeld in het tweede en derde lid, uit meerdere bladen bestaat, wordt op elk blad vermeld de daarop afgebeelde onroerende zaken met perceelsgewijs hun kadastrale aanduiding en de dagtekening van het verzoek. Elk blad wordt voorzien van een open ruimte, bestemd voor de verklaring, bedoeld in artikel 27, tweede lid, en wordt door de notaris gewaarmerkt.

  • 5 De notaris vermeldt in het verzoek, bedoeld in artikel 26, uit hoeveel bladen het afschrift van de tekening bestaat en verklaart dat de overgelegde afschriften van de tekening onderling geheel gelijkluidend zijn.

Artikel 26b

Indien het afschrift van de tekening overeenkomstig artikel 10 in papieren vorm in bewaring wordt gegeven, wordt een verzoek als bedoeld in artikel 26 in papieren vorm ingediend. Artikel 26a is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij het verzoek slechts één afschrift van de tekening wordt gevoegd.

Artikel 26c

  • 1 Een verzoek als bedoeld in artikel 26 wordt in elektronische vorm in enkelvoud ingediend op het elektronische postadres dat daartoe is vastgesteld bij regeling van het bestuur van de Dienst. Het verzoek wordt gedagtekend en door een notaris voorzien van een elektronische handtekening die voldoet aan artikel 7e van de wet.

  • 3 Op het verzoek tot vaststelling van het nummer van een netwerk is artikel 26a, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij het verzoek een elektronisch afschrift van de tekening wordt gevoegd.

  • 4 Indien het afschrift van de tekening, bedoeld in het tweede en derde lid, uit meerdere deeltekeningen bestaat, worden op elke deeltekening vermeld de daarop afgebeelde onroerende zaken met perceelsgewijs hun kadastrale aanduiding en de dagtekening van het verzoek. Op elke deeltekening worden de voor de desbetreffende afbeelding gebruikte schaal en de afmetingen van de originele afbeelding vermeld.

  • 5 De notaris verklaart in het verzoek, bedoeld in artikel 26, uit hoeveel deeltekeningen het afschrift van de tekening, bedoeld in het tweede en derde lid, bestaat.

Artikel 27

  • 1 Indien het verzoek, bedoeld in artikel 26, overeenkomstig artikel 26a in papieren vorm is ingediend, stelt de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk vast en voorziet beide exemplaren van het verzoek en beide afschriften van de tekening van een gedagtekende en ondertekende verklaring waarin dit complexnummer of nummer van het netwerk wordt vermeld.

  • 2 Indien het afschrift van de tekening uit meerdere bladen bestaat, worden de overzichtstekening en alle bladen voorzien van de verklaring, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Nadat de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk heeft vastgesteld, zendt hij een exemplaar van het verzoek, bedoeld in artikel 26, voorzien van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en een afschrift van de tekening aan de notaris terug. Het andere exemplaar van het verzoek en het andere afschrift van de tekening blijven bij de Dienst berusten.

Artikel 27a

  • 1 Indien het verzoek, bedoeld in artikel 26, overeenkomstig artikel 26b in papieren vorm is ingediend, stelt de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk vast en voorziet het verzoek, alsmede het bij het verzoek tot inbewaringneming gevoegde afschrift van de tekening, van een gedagtekende en ondertekende verklaring waarin deze complexaanduiding of kadastrale aanduiding wordt vermeld.

  • 3 Nadat de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk heeft vastgesteld, zendt hij een exemplaar van het verzoek, bedoeld in artikel 26, voorzien van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en het bij het verzoek gevoegde afschrift van de tekening aan de notaris terug.

Artikel 27b

  • 1 Indien het verzoek, bedoeld in artikel 26, overeenkomstig artikel 26c in elektronische vorm is ingediend, stelt de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk vast en voorziet het verzoek en het afschrift van de tekening van een gedagtekende verklaring, waarin het complexnummer of het nummer van het netwerk wordt vermeld. De bewaarder voorziet de verklaring van een elektronische handtekening.

  • 2 Indien het afschrift van de tekening uit meerdere deeltekeningen bestaat, worden de overzichtstekening en alle deeltekeningen voorzien van de verklaring, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Nadat de bewaarder het complexnummer of het nummer van het netwerk heeft vastgesteld, vervaardigt hij een elektronisch afschrift van het verzoek, bedoeld in artikel 26. De bewaarder zendt het afschrift van het verzoek, voorzien van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en zijn elektronische handtekening terug aan de notaris. Een exemplaar van het verzoek en het elektronische afschrift van de tekening blijven bij de Dienst berusten.

  • 4 De elektronische handtekening van de bewaarder, bedoeld in het eerste en derde lid, voldoet aan artikel 7e van de wet.

Artikel 28

  • 2 De tekening die bij het verzoek betreffende de voorgenomen ondersplitsing wordt overgelegd, stemt geheel overeen met de laatste ingeschreven tekening, met dien verstande dat binnen de begrenzing van het gedeelte van de gebouwen en de grond, waarvan het uitsluitend gebruik in het onder te splitsen appartementsrecht begrepen is, de begrenzingen worden aangegeven van de onderscheidene gedeelten die bestemd zijn om na de voorgenomen ondersplitsing als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van ondersplitsing het uitsluitend gebruik in de onderscheidene nieuwe appartementsrechten zal zijn begrepen.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gedeelten worden op de over te leggen tekening aangeduid met de nummers, volgende op het hoogste nummer dat als kenmerk van een gedeelte voorkomt op de laatste ingeschreven tekening.

    Tevens wordt elk van deze gedeelten en die waarvan na de ondersplitsing het uitsluitend gebruik niet zal zijn begrepen in een der nieuwe appartementsrechten, op de over te leggen tekening voorzien van het nummer dat op de laatste ingeschreven tekening voorkomt als kenmerk van het onder te splitsen appartementsrecht. Dit nummer wordt omkringd.

Artikel 29

  • 2 De appartementsindices blijven bij wijziging van de akte van splitsing gehandhaafd, voor zover deze wijziging niet een verandering betreft in de begrenzing van enig gedeelte van de gebouwen of de grond, dat al dan niet tezamen met andere gedeelten voor gebruik als afzonderlijk geheel is bestemd en waarvan het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen.

  • 3 De tekening die bij het verzoek betreffende de voorgenomen wijziging wordt overgelegd, geeft de begrenzing aan van de onderscheidene gedeelten van de gebouwen en de grond, die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan na inschrijving van de akte van wijziging het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen.

  • 4 De op de tekening binnen de begrenzing van elk zodanig gedeelte als kenmerk daarvan aangebrachte nummers zijn:

    • a. voor elk gedeelte, welks begrenzing bij de voorgenomen wijziging geen verandering ondergaat: het nummer dat als kenmerk van dat gedeelte is aangebracht op de laatste ingeschreven tekening;

    • b. voor de overige gedeelten: de nummers volgende op het hoogste nummer, dat als kenmerk van een gedeelte voorkomt op de onder a bedoelde tekening.

Hoofdstuk 8. Inhoud en bijwerking van de registratie voor schepen

Artikel 30

In de registratie voor schepen worden ten aanzien van elk daarin te boek staand schip tevens de volgende gegevens opgenomen:

  • a. het feit dat een verkrijging plaatsvond onder een ontbindende of opschortende voorwaarde;

  • b. een korte aanduiding van de aard van de in de openbare registers ingeschreven stukken betreffende de volgende feiten:

    • ondercuratelestelling van een rechthebbende, alsmede de naam en de woonplaats met adres van de curator;

    • faillietverklaring van een rechthebbende, alsmede de naam en de woonplaats met adres van de curator;

    • surséance van betaling, verleend aan een rechthebbende, alsmede de naam en de woonplaats met adres van de bewindvoerder;

    • scheepshuurkoopovereenkomst waarop artikel 800, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is;

    • reglementen en andere regelingen die tussen medegerechtigden in schepen zijn vastgesteld;

    • instelling van een rechtsvordering of de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak;

    • instelling van een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak;

    • het van toepassing zijn van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op een rechthebbende, alsmede de naam en woonplaats met adres van de bewindvoerder;

  • c. inzake beslagen: ten behoeve van wie het beslag is gelegd, alsmede het desbetreffende bedrag.

Artikel 31

Als publiekrechtelijke rechtspersonen of andere lichamen, aan wie een deel van de overheidstaak is opgedragen, als bedoeld in artikel 87, eerste lid, onder b en c, van de wet, worden aangewezen:

  • a. voor zover het betreft inlichtingen omtrent het overlijden van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een schip in de registratie voor schepen staan vermeld:

    • de Staat (rijksbelastingdienst), en

    • de gemeenten;

  • b. voor zover het betreft inlichtingen omtrent de wettelijke woonplaats, daaronder begrepen het adres, van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een schip in de registratie voor schepen staan vermeld:

    • de Staat (rijksbelastingdienst),

    • de gemeenten, en

    • de Kamers van Koophandel en Fabrieken.

Artikel 32

Indien uit een ingeschreven stuk blijkt dat sprake is van een trust, wordt in de registratie voor schepen als rechthebbende vermeld de trustee, alsmede die hoedanigheid, onder vermelding van de gegevens betreffende de trust.

Artikel 33

  • 1 De in artikel 9 van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992 bedoelde certificaten en duplicaten van certificaten hebben de vorm van het model dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd onder toevoeging van het woord ‘certificaat’ dan wel, ingeval artikel 10, eerste lid, van die maatregel van toepassing is, ‘vervangend certificaat’, onderscheidenlijk ‘duplicaat-certificaat’.

    De in de eerste zin genoemde documenten worden aan de achterzijde voorzien van een tekst met de vorm van het model dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd, met dien verstande dat ingeval van afgifte van vervangende certificaten dan wel van duplicaten van certificaten het woord ‘certificaat’ wordt gewijzigd in ‘vervangend certificaat’ onderscheidenlijk ‘duplicaat-certificaat’.

Artikel 34

  • 2 Ingeval de geautomatiseerde bestanden van de registratie voor schepen mede onderdelen omvatten waardoor het mogelijk wordt in de registratie voor schepen een of meer soorten van gegevens omtrent hypotheken op te nemen als bedoeld in artikel 85, tweede lid, van de wet, vindt bijhouding plaats op grond van veranderingen als bedoeld in artikel XVI van hoofdstuk II van de Invoeringswet Kadasterwet en vangt de bijhouding van die soorten van gegevens in de registratie voor schepen terstond aan.

  • 3 De wijze van bijhouding vindt, voorts, plaats in overeenstemming met de inhoud van het desbetreffende gereed gekomen onderdeel van het geautomatiseerde systeem dat aan de geautomatiseerde bestanden van de registratie voor schepen wordt toegevoegd, en met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet daaromtrent is bepaald.

Hoofdstuk 9. Inhoud en bijwerking van de registratie voor luchtvaartuigen

Artikel 36

Als publiekrechtelijke rechtspersonen of andere lichamen, aan wie een deel van de overheidstaak is opgedragen, als bedoeld in artikel 94, eerste lid, onder b en c, van de wet, worden aangewezen:

  • a. voor zover het betreft inlichtingen omtrent het overlijden van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een luchtvaartuig in de registratie voor luchtvaartuigen staan vermeld:

    • de Staat (rijksbelastingdienst), en

    • de gemeenten;

  • b. voor zover het betreft inlichtingen omtrent de wettelijke woonplaats, daaronder begrepen het adres, van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een luchtvaartuig in de registratie voor luchtvaartuigen staan vermeld:

    • de Staat (divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat).

    • de gemeenten, en

    • de Kamers van Koophandel en Fabrieken.

Artikel 37

Indien uit een ingeschreven stuk blijkt dat sprake is van een trust, wordt in de registratie voor luchtvaartuigen als rechthebbende vermeld de trustee, alsmede die hoedanigheid, onder vermelding van de gegevens betreffende de trust.

Artikel 38

De in artikel 15 van de Maatregel teboekgestelde luchtvaartuigen 1996 bedoelde verzoeken en aangiften hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 14 tot en met 16 bij deze regeling zijn gevoegd.

Artikel 39

  • 3 De wijze van bijhouding vindt, voorts, plaats in overeenstemming met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de wet daaromtrent is bepaald.

Hoofdstuk 10. Overige en slotbepalingen

Artikel 40

De gevallen waarin de Dienst bevoegd is om de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten te wijzigen en de grootte van percelen opnieuw vast te stellen, bedoeld in artikel 111, eerste lid, van de wet, zijn:

  • a. de gevallen waarin vernieuwing van de kadastrale kaart plaatsvindt, waarbij deze op een andere kaartschaal wordt gebracht;

  • b. de gevallen waarin de indeling in kadastrale gemeenten wijzigt.

Artikel 42

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994.

    Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen die ter inzage zullen worden gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 14 april 1994

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

Bijlage 14. als bedoeld in artikel 38 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994

Verzoek tot teboekstelling van een luchtvaartuig

De ondergetekende(n)

wonende

woonplaats kiezende te: …

eigen(a)ar(en) van het luchtvaartuig met het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk … genaamd …

gebouwd te … in het jaar …

fabrikaat: … type: …

serienummer: …

fabrikaat motoren: …

type: … aantal: …

maximum startgewicht: …

welk luchtvaartuig:

  • -

    te boek gestaan heeft te … 1

  • -

    nummer heeft te boek gestaan

    verzoekt/verzoeken de bewaarder van het kadaster en de openbare registers te Rotterdam bovengenoemd luchtvaartuig te boek te stellen.

Hij/Zij verklaart/verklaren 2:

  • a. dat het luchtvaartuig is een Nederlands luchtvaartuig in de zin der Luchtvaartwet en niet reeds te boek staat

  • b. dat het luchtvaartuig niet te boek staat

  • c. dat het luchtvaartuig in een verdragsregister te boek staat, doch is verkregen door toewijzing na een executie welke in Nederland heeft plaatsgevonden.

Voorts verklaart/verklaren hij/zij, dat naar zijn/haar/hun beste weten het luchtvaartuig voor teboekstelling vatbaar is.

De ondergetekende(n) verzoek/verzoeken de arrondissementsrechtbank te deze verklaring goed te keuren.

Teneinde deze goedkeuring te verkrijgen, worden bij dit verzoek overgelegd:

  • 1e. het bewijs van inschrijving in het Nederlandse nationaliteitsregister,

  • 2e. een door de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat afgegeven verklaring, waaruit het startgewicht van het luchtvaartuig blijkt,

  • 3e. 3

…, …

Totaal der bijlagen: …

Beschikking van de rechtbank

...

Bijlage 15. als bedoeld in artikel 38 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994

Verzoek tot doorhaling van de teboekstelling van een luchtvaartuig

De ondergetekende(n)

wonende …

verzoekt/verzoeken de bewaarder van het kadaster en de openbare registers te Rotterdam de teboekstelling van het luchtvaartuig met het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk …

nummer van teboekstelling: …

genaamd …

door te halen.

De mede-ondergetekende(n) 4

wonende …

te wiens/wier gunste inschrijvingen of voorlopige aantekeningen betreffende het luchtvaartuig bestaan, verklaart/verklaren in de doorhaling toe te stemmen, verklaart/verklaren dat zij zijn voldaan.

Teneinde de machtiging tot deze doorhaling te verkrijgen, worden aan de arrondissementsrechtbank te … bij dit verzoek overgelegd:

  • a. een uittreksel van de registratie voor luchtvaartuigen;

  • b. het/de bewijsstuk(ken) waaruit blijkt dat degene(n) te wiens/wier gunste inschrijvingen of voorlopige aantekeningen betreffende het luchtvaartuig bestaan, is/zijn voldaan 5.

…, …

Totaal der bijlagen: …

Bijlage 16. als bedoeld in artikel 38 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994

Aangifte

De ondergetekende(n)

wonende …

verklaart/verklaren omtrent het luchtvaartuig met het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk …

nummer van teboekstelling: …

genaamd …

  • a. dat het de Nederlandse nationaliteit heeft verloren

  • b. dat het heeft opgehouden als zodanig te bestaan,

  • c. dat daarvan gedurende 2 maanden na het laatste vertrek geen tijding is ontvangen, en verzoekt/verzoeken de doorhaling ter teboekstelling 6.

Teneinde de machtiging tot deze doorhaling te verkrijgen, worden aan de arrondissementsrechtbank te bij dit verzoek overgelegd:

  • 1e. een uittreksel van de registratie voor luchtvaartuigen,

  • 2e. een verklaring van de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat dat het luchtvaartuig is afgevoerd uit het nationaliteitsregister, 7

  • 3e. 8

Totaal der bijlagen: …

… (plaats), … (datum)

  1. Invullen: register en teboekstellingen ^ [1]
  2. Doorhalen wat niet van toepassing is ^ [2]
  3. Hier de stukken vermelden welke overgelegd moeten worden in de gevallen genoemd in artikel 6, eerste lid, onder c, d en e, van de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 1996 ^ [3]
  4. Doorhalen, indien de bewijsstukken genoemd onder b worden overgelegd ^ [4]
  5. Doorhalen, indien belanghebbenden mede hebben ondertekend ^ [5]
  6. Doorhalen wat niet toepasselijk is ^ [6]
  7. Doorhalen, indien de gevallen sub b of c zich voordoen ^ [7]
  8. In te vullen de bescheiden en/of bewijsstukken, waaruit de gestelde feiten kunnen blijken ^ [8]