Rijkswet tot wijziging Wet Instelling van de Orde van Oranje-Nassau enz.

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2014 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Rijkswet van 15 april 1994, tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met een herziening van het decoratiestelsel wenselijk is de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, te wijzigen en tot instelling van het Kapittel voor de civiele orden over te gaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van de State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

  • 1 Er is een Kapittel voor de civiele orden.

  • 2 Het Kapittel heeft tot taak Onze Minister wie het aangaat te adviseren over het verlenen van onderscheidingen in een van de civiele orden.

  • 3 Het Kapittel is samengesteld uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen, die bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen.

  • 4 De Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw is lid van het Kapittel.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van de taak, samenstelling, inrichting en werkwijze van het Kapittel.

Artikel IV

  • 1 De commissaris van de Koning adviseert Onze Minister wie het aangaat volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie over de verlening van onderscheidingen in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan inwoners van de provincie.

  • 2 De Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba adviseert Onze Minister wie het aangaat volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie over de verlening van onderscheidingen in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan inwoners van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel V

  • 1

    • a. Gehandhaafd blijven alle benoemingen tot Broeder, verbonden aan de Orde van de Nederlandse Leeuw, zoals deze hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van artikel II van deze wet.

    • b. De toelagen die de Broeders, verbonden aan de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede die welke de weduwen van Broeders genieten op de dag van inwerkingtreding van artikel II van deze wet, blijven na de inwerkingtreding van dat artikel van kracht.

  • 2

    • a. Gehandhaafd blijven alle koninklijke besluiten waarbij de eremedailles in brons, zilver en goud zijn verleend, zoals deze zijn genomen voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet.

    • b. Het lint van de eremedaille mag als draagteken zonder de eremedaille worden gedragen.

Artikel VI

De tekst van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, wordt overgebracht in de wettelijke spelling en in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba geplaatst.

Artikel VII

De verschillende artikelen van deze rijkswet treden in werking op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstippen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 april 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

De Minister van Buitenlandse Zaken,

P. H. Kooijmans

Uitgegeven de eenendertigste mei 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin