Besluit geneeskundige verzorging politie 1994

[Regeling vervallen per 01-07-2008.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 30-04-2008.
Geldend van 01-04-2003 t/m 30-06-2004

Besluit van 18 april 1994, houdende vaststelling van regels over de geneeskundige verzorging van de politieambtenaren en hun gezinsleden, alsmede van de gewezen politieambtenaren en hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 februari 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/U153;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 22 maart 1994, nummer W04.94.0077);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 april 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/1067;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

    • b. de Dienst: de Dienst geneeskundige verzorging politie, bedoeld in artikel 10;

    • c. de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 11, eerste lid;

    • d. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet Privatisering ABP;

    • e. pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;

    • f. AFUP-opbouwreglement: de regeling bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, van het pensioenreglement;

    • g. WAO-uitkering: uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • h. suppletie-uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 6 van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie;

    • i. bezoldiging:

    • j. pensioen: elke periodieke uitkering die is toegekend krachtens het pensioenreglement, met uitzondering van hoofdstuk 16 van dat reglement, dan wel de uitkering krachtens het AFUP-opbouwreglement die een deelnemer, zijn weduwe of haar weduwnaar geniet uit of in verband met de betrekking waaraan het deelnemerschap wordt ontleend;

    • k. te zijnen laste blijvende ziektekosten: de som van de eigen bijdragen voor ziektekosten, indien en voor zover die onderdeel vormen van het verzekeringspakket als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover de deelnemer deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf of voor zijn gezinsleden in de zin van dit besluit, en voor zover deze te zijnen laste blijven;

    • l. wachtgeld: elke periodieke uitkering, door het bevoegd gezag toegekend uit hoofde van onvrijwillige werkloosheid, alsmede de uitkering wegens functioneel leeftijdsonslag, de uitkering zoals bedoeld in artikel 88, achtste lid en artikel 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, de uitkering op grond van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, de ZW-uitkering, de WW-uitkering, de WAO-uitkering en de suppletie-uitkering;

    • m. ZW-uitkering: uitkering krachtens de Ziektewet;

    • n. WW-uitkering: uitkering krachtens de Werkloosheidswet.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede verstaan de geregistreerde partner alsmede de levenspartner met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Onder weduwe of weduwnaar wordt mede begrepen de achtergebleven geregistreerde partner alsmede de achtergebleven partner. Tot gezinslid wordt in voorkomend geval mede gerekend de geregistreerde partner alsmede de levenspartner. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als echtgenoot of echtgenote dan wel weduwe of weduwnaar worden aangemerkt. De commissie kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Deelnemers

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onverminderd artikel 6 is deelnemer:

    • a. degene wiens rechtspositie is geregeld op grond van artikel 50, eerste lid, respectievelijk artikel 53d, eerste lid, van de Politiewet 1993 dan wel op grond van artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet;

    • b. degene die hier te lande in bezoldigde burgerlijke dienst werkzaam is bij de Dienst geneeskundige verzorging politie;

    • c. degene die de dienstbetrekking gedeeltelijk als actief dienende voortzet en voor het resterende deel een uitkering in de zin van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel ontvangt, dan wel een uitkering op grond van het AFUP-opbouwreglement;

    • d. degene die in het genot is van pensioen of wachtgeld, hem toegekend op de dag van ontslag en die op de dag, onmiddellijk voorafgaande aan zijn ontslag, actief dienende deelnemer was, tenzij hij binnen vier weken na de datum van ingang van het ontslag schriftelijk aan de Dienst meedeelt dat hij geen deelnemer wenst te blijven;

    • e. de weduwe of weduwnaar van de deelnemer die als gevolg van het overlijden van die deelnemer recht heeft op onmiddellijk ingaand weduwen- of weduwnaarspensioen, tenzij deze binnen drie maanden na de datum van het overlijden van de echtgenoot of echtgenote schriftelijk aan de Dienst meedeelt dat het deelnemerschap niet wordt gewenst;

    • f. degene die een WAO-uitkering ontvangt en ter benutting van zijn restverdiencapaciteit zijn dienstbetrekking, bedoeld onder a, gedeeltelijk voortzet of herplaatst is in een dienstbetrekking, bedoeld onder a;

    • g. degene die gedeeltelijk een betrekking als actief dienende vervult en voor het resterende deel een uitkering in de zin van het pensioenreglement, een WAO-uitkering of een suppletie-uitkering ontvangt.

  • 2 De in het eerste lid, onder a en b, genoemde deelnemers worden aangemerkt als actief dienende deelnemers en die, genoemd onder c tot en met e, als gepensioneerde deelnemers.

  • 3 Onze Minister is bevoegd, te bepalen dat andere ambtenaren of arbeidscontractanten dan die, bedoeld in het eerste lid onder a en b, als actief dienende deelnemers worden aangemerkt.

  • 4 De schriftelijke mededeling van de gepensioneerde deelnemer, dat het deelnemerschap niet langer gewenst wordt, is onherroepelijk.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onverminderd de artikelen 5, tweede lid, en 6 is gezinslid in de zin van dit besluit:

    • a. de echtgenoot of echtgenote van de deelnemer;

    • b. het eigen kind, het aangehuwde kind en het pleegkind van de deelnemer, indien en zolang voor dat kind recht op kinderbijslag bestaat bij de deelnemer of zijn tot zijn huishouden behorende echtgenoot;

    • c. het eigen kind, het aangehuwde kind en het pleegkind van de deelnemer, waarvoor bij hem of zijn tot zijn huishouden behorende echtgenoot recht op kinderbijslag zal ontstaan met ingang van de eerste dag van het kalenderkwartaal, volgend op dat waarin het kind geboren is, de studie aanvangt dan wel in het huishouden is opgenomen;

    • d. het kind van de deelnemer, waarvoor aanspraak op kinderbijslag zou kunnen worden gemaakt, ware het niet dat dit kind:

      • 1°. in het genot is van wezenpensioen en/of studiebeurs, studietoelage en renteloos voorschot voor studiedoeleinden;

      • 2°. ten laste van de in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geregelde verzekering in een inrichting verblijft;

    • e. de bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de deelnemer, indien deze bij de deelnemer inwoont en, naar het oordeel van de commissie, het huishouden van de deelnemer bestuurt en door de deelnemer geheel of grotendeels wordt onderhouden;

    • f. de echtgenote of echtgenoot van de deelnemer of het kind, bedoeld onder b, c en d, indien sprake is van een betrekking uit hoofde waarvan een verplichte verzekering geldt krachtens de Ziekenfondswet, dan wel van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen.

  • 3 Het gezinslid, bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt op aanvraag van de deelnemer als gezinslid ingeschreven. Dit gezinslidmaatschap kan niet eerder aanvangen dan op de dag waarop de in de eerste volzin bedoelde aanvraag door de commissie is ontvangen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Het deelnemerschap eindigt:

    • a. met ingang van de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer;

    • b. met ingang van de dag waarop men niet meer aan alle voor het deelnemerschap gestelde vereisten voldoet, doch onverminderd artikel 6, eerste lid;

    • c. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de gepensioneerde deelnemer bij aangetekend schrijven te kennen heeft gegeven dat hij niet langer prijs stelt op het deelnemerschap;

    • d. met ingang van de dag waarop de deelnemer zonder behoud van bezoldiging op non-actief is gesteld dan wel anders dan op grond van de Regeling verlofsparen politie met onbezoldigd verlof gaat voor een periode van meer dan twaalf maanden;

    • e. met ingang van een door de commissie te bepalen dag, indien de gepensioneerde deelnemer een door hem verschuldigde betaling niet heeft voldaan binnen twee maanden, nadat hij door de commissie bij aangetekende brief op zijn verplichtingen is gewezen;

    • f. met ingang van de dag waarop de deelnemer, anders dan voor herhalingsoefeningen, in werkelijke militaire dienst is, tenzij door dit feit ook een of meer gezinsleden in de zin van dit besluit niet langer als zodanig zouden worden aangemerkt.

  • 2 De hoedanigheid van gezinslid vervalt:

    • a. met ingang van de dag waarop het gezinslid niet meer aan de vereisten voor die hoedanigheid als omschreven in artikel 3 voldoet;

    • b. met ingang van de dag waarop op het gezinslid een van de bepalingen van artikel 5, tweede lid, van toepassing is geworden;

    • c. met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die, waarin de deelnemer aan wiens deelnemerschap de hoedanigheid van gezinslid wordt ontleend, is overleden, tenzij artikel 2, eerste lid, onder e, van toepassing is.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Geen deelnemer is:

    • a. degene die geen bezoldiging in de zin van artikel 1 van dit besluit geniet;

    • b. degene, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, aan wie op grond van een ministeriële regeling met betrekking tot gewetensbezwaren vrijstelling is verleend.

    • c. degene, bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, die vakantiewerker is in de zin van het Besluit algemene rechtspositie politie, en het lichaam, belast met de uitbetaling van zijn bezoldiging, schriftelijk meedeelt dat hij geen deelnemer wenst te zijn.

  • 2 Geen gezinslid is:

    • a. de echtgenoot of echtgenote van wie de deelnemer is gescheiden van tafel en bed;

    • b. de echtgenoot of echtgenote van de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, alsmede de kinderen uit dat huwelijk;

    • c. de echtgenoot of echtgenote die een betrekking vervult, uit hoofde waarvan aanspraak gemaakt kan worden op:

      • 1°. gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging

      • 2°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten van geneeskundige verzorging of

      • 3°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de premie voor een ziektekostenverzekering;

    • d. de echtgenoot of echtgenote van wie het inkomen meer bedraagt dan dat van de deelnemer, alsmede de kinderen uit dit huwelijk;

    • e. het eigen kind, het aangehuwde kind en het pleegkind van de deelnemer, dat een betrekking vervult uit hoofde waarvan aanspraak gemaakt kan worden op:

      • 1°. gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of

      • 2°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten van geneeskundige verzorging of

      • 3°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de premie voor een ziektekostenverzekering;

    • f. het eigen kind, het aangehuwde kind en het pleegkind dat gezinslid, mede-verzekerde of medebetrokkene is in de onder c bedoelde aanspraken.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onze Minister kan, gehoord de commissie, besluiten dat wanneer op grond van dit besluit het deelnemerschap dan wel de hoedanigheid van gezinslid zou moeten worden beëindigd, de betrokkene onder nader door hem te bepalen voorwaarden als deelnemer of gezinslid in de zin van dit besluit zal worden gehandhaafd.

  • 2 Het deelnemerschap van degene, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, kan op aanvraag worden opgeschort voor de periode gedurende welke een door betrokkene gesloten verzekering tegen de kosten van geneeskundige verzorging niet kan worden beëindigd, mits die periode langer is dan twee maanden.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt binnen twee weken na de dag waarop het deelnemerschap is aangevangen, ingediend bij het tot aanstelling bevoegde gezag. Het bevoegd gezag brengt het besluit ter kennis van de administrateur van de Dienst en aan het lichaam belast met de uitbetaling van de bezoldiging.

Materiële bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Het Rijk kent volgens de bepalingen van dit besluit en volgens nader door Onze Minister te stellen regels, aan of ten behoeve van de deelnemer vergoedingen van of tegemoetkomingen in door hem voor zich en zijn gezinsleden gemaakte ziektekosten toe.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde nader te stellen regels zullen in ieder geval betreffen de kosten van:

    • a. geneeskundige hulp verleend door huisartsen en specialisten;

    • b. tandheelkundige hulp;

    • c. verloskundige hulp en kraamzorg;

    • d. verpleging en behandeling in ziekenhuizen, waaronder psychiatrische ziekenhuizen en sanatoria mede worden begrepen;

    • e. verzorging en behandeling in inrichtingen voor psychiatrische dag- of nachtbehandeling;

    • f. verzorging en behandeling in inrichtingen voor revalidatiedagbehandeling;

    • g. farmaceutische hulp;

    • h. bijzondere medische verrichtingen;

    • i. orgaantransplantatie;

    • j. medische kunst- en hulpmiddelen;

    • k. ziekenvervoer.

  • 3 Indien het deelnemerschap eindigt, wordt de toekenning van de vergoedingen of tegemoetkomingen ten behoeve van betrokkene voortgezet met dien verstande dat:

    • a. voor wat betreft de vergoedingen of tegemoetkomingen voor verpleging en behandeling in ziekenhuizen de voortzetting slechts plaats heeft ten behoeve van degene, die op de datum van beëindiging van het deelnemerschap in een ziekenhuis wordt verpleegd dan wel aan wie reeds een machtiging voor verpleging en behandeling in een ziekenhuis was verleend, mits de opneming in het ziekenhuis geschiedt binnen drie maanden na de datum waarop de machtiging is afgegeven door de Dienst;

    • b. voor wat betreft de vergoedingen of tegemoetkomingen voor verzorging en behandeling in een inrichting voor psychiatrische dag- of nachtbehandeling of een inrichting voor revalidatiedagbehandeling, de voortzetting plaats heeft gedurende ten hoogste zes maanden na beëindiging van het deelnemerschap;

    • c. voor wat betreft de overige vergoedingen of tegemoetkomingen de voorzetting plaats heeft gedurende ten hoogste drie maanden na beëindiging van het deelnemerschap.

  • 4 Indien het deelnemerschap eindigt komen de kosten, verband houdend met orgaantransplantatie, insgelijks voor voortgezette vergoeding in aanmerking, mits tenminste op de ontvanger van het te transplanteren weefsel het derde lid, onder a, van toepassing is.

  • 5 Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien:

    • a. de deelnemer zich aansluitend elders tegen ziektekosten op overeenkomstige wijze als bij of krachtens dit besluit kan verzekeren;

    • b. de gepensioneerde deelnemer het deelnemerschap heeft opgezegd.

  • 6 Indien de hoedanigheid van gezinslid vervalt, zijn op dit gewezen gezinslid het derde lid tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Voor het gezinslid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder f, bedraagt de vergoeding het verschil tussen de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, en de aanspraak op grond van een van de verzekeringen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder f.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 De deelnemer kan een tegemoetkoming verkrijgen in de te zijnen laste blijvende ziektekosten die hij gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden heeft gemaakt. Voor de vraag of die kosten betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de behandeling of verstrekking in dat tijdvak is gelegen.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de deelnemer verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het door Onze Minister vastgestelde percentage van de inkomsten van de deelnemer en zijn medeverzekerde gezinsleden. Indien een tijdvak gelegen is in twee kalenderjaren, wordt het proportionele gemiddelde van dat percentage berekend naar rato van de aantallen maanden in de onderscheiden jaren.

  • 3 Onze Minister stelt regels vast ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De vergoedingen of tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7, worden niet toegekend:

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Tot dekking van de kosten van geneeskundige verzorging is het lichaam, belast met de uitbetaling van de bezoldiging dan wel belast met de uitbetaling van het bedrag dat maandelijks wordt verstrekt in het kader van de Regeling verlofsparen politie, voor de actief dienende deelnemer een maandelijkse bijdrage aan de Dienst verschuldigd. Het lichaam verhaalt op de deelnemer een, op voorstel van de commissie, door Onze Minister vast te stellen percentage van de bijdrage.

  • 2 Aan de Dienst komt een maandelijkse bijdrage toe, gelijk aan de in het eerste lid bedoelde bijdrage, voor de gepensioneerde deelnemer. Het in het eerste lid bedoelde percentage van de bijdrage is aan de Dienst verschuldigd door de gepensioneerde deelnemer. Onze Minister voorziet in de betaling aan de Dienst van het resterende deel van de bijdrage, voor zover daarin niet wordt voorzien bij of krachtens enige andere regeling.

  • 3 De bijdrage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een voor elk kalenderjaar op voorstel van de commissie door Onze Minister vast te stellen percentage van de heffingsgrondslag. Bij het vaststellen van het percentage wordt tevens het bedrag vastgesteld, dat als maximum zal gelden, waarboven van de heffingsgrondslag geen bijdrage zal worden berekend. Indien Onze Minister, gezien het advies van de commissie, van oordeel is, dat het vastgestelde percentage, bedoeld in de eerste volzin, of het percentage, bedoeld in het eerste lid, in de loop van het kalenderjaar wijziging behoeft, stelt hij voor het resterende deel van dat jaar een nieuw percentage vast.

  • 4 Onder heffingsgrondslag, bedoeld in het derde lid, wordt verstaan:

    • a. voor de actief dienende deelnemer: de bezoldiging uit zijn betrekkingen of, indien hij gespaard verlof geniet als bedoeld in de Regeling verlofsparen politie, het bedrag dat hem maandelijks op grond van die regeling wordt verstrekt, met dien verstande dat dit bedrag ten minste 80% van de naar een volledige betrekking herleide bezoldiging bedraagt en in geval van meerdere betrekkingen dit bedrag ten minste 80% van de volledige bezoldiging van de hoofdbetrekking bedraagt;

    • b. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, f en g: de som van de bezoldiging, het wachtgeld of het pensioen, met dien verstande dat dit totale bedrag ten minste 80% van de naar een volledige betrekking herleide bezoldiging bedraagt;

    • c. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, die pensioen ontvangt: het pensioen, doch tenminste 70% van het bedrag, dat tot grondslag strekt voor de berekening van het pensioen;

    • d. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, aan wie een wachtgeld is toegekend: het wachtgeld, doch tenminste 70% van het bedrag waarnaar het wachtgeld is berekend;

    • e. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, die een weduwenpensioen, een weduwnaarspensioen of een tijdelijk pensioen geniet: het pensioen, doch tenminste 50% van het bedrag dat tot grondslag strekt voor de berekening van het pensioen, waarvan haar of zijn pensioen is afgeleid, vermeerderd met 10% van dat bedrag voor elk van haar of zijn voor wezenpensioen in aanmerking komende kinderen tot een maximum van twee kinderen.

  • 6 In afwijking van het vierde lid bedraagt de heffingsgrondslag, bedoeld in het derde lid, voor de deelnemer met een deelbetrekking die op grond van artikel 13b van het Besluit algemene rechtspositie politie politie non-activiteit geniet:

    • a. indien de deelbetrekking minder dan 80% van een volledige betrekking omvat: 80% van het non-activiteitsinkomen van een volledige betrekking;

    • b. indien de deelbetrekking 80% of meer van een volledige betrekking omvat: het non-activiteitsinkomen.

  • 7 Bij de vaststelling van de bedragen die tot grondslag strekken voor de berekening van het pensioen en het wachtgeld, wordt rekening gehouden met de aanpassing van de pensioenen en wachtgelden aan de algemene bezoldigingswijzigingen.

  • 8 Indien de actief dienende deelnemer geen bezoldiging meer geniet, wordt het op grond van het derde lid vastgestelde percentage van de laatstgenoten bezoldiging door het lichaam betaald, met inachtneming van het in de voorlaatste volzin van het derde lid bedoelde bedrag. Het gedeelte van de bijdrage dat moet worden verhaald, wordt door het lichaam, bedoeld in het eerste lid, van de deelnemer ingevorderd.

  • 9 Omtrent de wijze waarop de bijdrage moet worden afgedragen en het verhaal moet plaatsvinden, kan Onze Minister nadere regels geven.

  • 10 Onverminderd het eerste, tweede, derde en achtste lid, is de deelnemer voor zich en ieder van zijn gezinsleden aan de Dienst een nominale bijdrage verschuldigd die door Onze Minister wordt vastgesteld. Bij dit besluit kan Onze Minister, op advies van de commissie, tevens de wijze waarop en de termijnen waarin de nominale bijdrage door de deelnemer dient te worden afgedragen, vaststellen. De totale opbrengst van de nominale bijdrage wordt aangewend ter verlaging van het te verhalen percentage van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid.

  • 11 De nominale bijdrage, bedoeld in het tiende lid, is voor niet meer dan twee gezinsleden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b tot en met e, verschuldigd.

  • 12 De bijdrage, bedoeld in het eerste en het tweede lid, is verschuldigd met ingang van de datum waarop men deelnemer wordt. De nominale bijdrage, bedoeld in het tiende lid, is de deelnemer voor zich en zijn gezinsleden verschuldigd met ingang van een peildatum. Op advies van de commissie worden door Onze Minister regels gesteld met betrekking tot de peildatum. Ter bepaling van de datum waarop men gezinslid is geworden, dient de deelnemer op verzoek van de Dienst een verklaring van voorafgaande verzekering van het desbetreffende gezinslid te overleggen.

  • 13 Een in deeltijd werkzame deelnemer die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet wordt desgevraagd, na het overleggen van betaalbewijzen, eenmaal per kalenderkwartaal een vergoeding gegeven in het werknemersdeel van de procentuele premie, bedoeld in artikel 15 van de Ziekenfondswet, en van het nominale deel van de ziekenfondspremie, bedoeld in artikel 17 van de Ziekenfondswet.

Uitvoering

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Er is een Dienst geneeskundige verzorging politie, welke Dienst Onze Minister, volgens door hem te stellen regels, bijstaat bij de uitvoering van dit besluit en van de krachtens dit besluit gegeven regels.

  • 2 De Dienst ressorteert comptabel onder Onze Minister.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Aan het hoofd van de Dienst staat een commissie, die belast is met de algemene leiding en het beheer van de Dienst.

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste zes leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen bij beschikking van Onze Minister. Onze Minister wijst uit de leden de voorzitter en de secretaris aan. De commissie wijst uit de overige leden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3 Elk van de tot de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken toegelaten politievakorganisaties is bevoegd een voordracht te doen voor de benoeming van één lid van de commissie.

  • 4 De dagelijkse leiding van de Dienst berust bij een administrateur, die kan worden bijgestaan door ambtenaren.

    De administrateur en de ambtenaren worden, de commissie gehoord, bij beschikking van Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 5 Onze Minister geeft in een instructie nadere regels betreffende de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De commissie en de administrateur, bedoeld in artikel 11, kunnen worden bijgestaan door een medisch adviseur, een tandheelkundig adviseur en een farmaceutisch adviseur. Deze adviseurs worden, de commissie gehoord, bij beschikking van Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.

Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Als deelnemer wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit aangemerkt degene die op de dag voorafgaande aan die waarop dit besluit in werking is getreden, deelnemer was op grond van artikel 16, eerste lid, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984.

  • 2 Uitgesloten van het deelnemerschap is degene die op de dag voorafgaande aan die waarop dit besluit in werking is getreden, op grond van artikel 16, tweede lid, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984, geen deelnemer was.

Artikel 13a

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Degene die in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 maart 1994 als gezinslid had kunnen worden aangemerkt, indien artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel f, in genoemde periode reeds zou hebben gegolden, heeft over genoemde periode aanspraak op de vergoedingen, bedoeld in artikel 7, zevende lid.

  • 2 Degene op wie in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 maart 1994, artikel 9, elfde lid, van toepassing zou zijn geweest indien dit lid in genoemde periode reeds zou hebben gegolden, heeft over genoemde periode, na het overleggen van betaalbewijzen, aanspraak op de vergoeding, bedoeld in artikel 9, elfde lid.

  • 3 Besluiten ter uitvoering van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 die in de periode van 1 juli 1989 tot en met 31 maart 1994 zijn genomen waarbij artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, artikel 9, derde lid en vierde lid, aanhef en onderdeel b, van dit besluit zijn toegepast als zouden deze bepalingen in genoemde periode reeds hebben gegolden, worden gelijkgesteld met rechtsgeldig genomen besluiten op grond van dit besluit.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Alle benoemingen door Onze Minister gedaan op grond van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 worden geacht te zijn geschied op grond van dit besluit.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 18 april 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de negentiende mei 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin