Toepassing van de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector

[Regeling vervallen per 09-07-2010.]
Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 18-04-1994 t/m 08-07-2010

Toepassing van de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

Bij wet van 22 december 1993 tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de toepassing van de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector (Stb. 1993, 734) is een aanvang gemaakt met de bestrijding van de reeds langer geconstateerde misstanden in de confectiesector zoals het ontgaan van de belasting- en premieplicht en de tewerkstelling van arbeidskrachten die illegaal in Nederland verblijven.

Naast deze wettelijke aanpassing van de ketenaansprakelijkheid, is bij Koninklijk Besluit van 15 september 1993 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (Stb. 1993, 481), de verleggingsregeling ex artikel 24b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 uitgebreid tot de confectiesector.

Voor de bestrijding van de fraude in de confectiesector is een ‘plan van aanpak tot bestrijding van de confectiefraude’ opgesteld. De onderhavige wetswijziging – welke overigens geen uitvloeisel is van dit plan van aanpak – kan worden gezien als een (eerste) stap in de bestrijding van die fraude. Naar aanleiding van het plan van aanpak heeft een ambtelijke werkgroep een rapport gepubliceerd waarin wordt voorgesteld in de confectiesector tevens een aansprakelijkheid in te voeren van de opdrachtgever en de koper van een bestaande zaak voor de niet betaalde loonheffing en premies. Een wetsvoorstel tot invoering van deze aansprakelijkheid is thans in voorbereiding.

Naar aanleiding van de invoering van de ketenaansprakelijkheid voor de confectiesector is vanuit de branche een aantal vragen gesteld met betrekking tot de gevolgen van de invoering voor de confectiesector. Deze vragen en de antwoorden daarop zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.

2. Datum van inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

De wetswijziging op grond waarvan de confectiesector onder de ketenaansprakelijkheid is gebracht, is op 1 februari 1994 in werking getreden.

De aansprakelijkheid geldt voor de niet afgedragen loonbelasting- en premieschulden die betrekking hebben op werk dat op of na 1 februari 1994 is verricht, dit, ongeacht de datum waarop de aan deze werkzaamheden ten grondslag liggende overeenkomst tot aanneming van werk is gesloten.

Met ingang van 1 februari 1994 is eveneens een wijziging van artikel 24b, lid 1, onderdeel b, en lid 7, onderdeel 1 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 van kracht geworden op grond waarvan de verleggingsregeling in de omzetbelasting ook van toepassing is op de confectiesector.

De verleggingsregeling omzetbelasting is van toepassing in alle gevallen waarin de belasting op of na 1 februari 1994 verschuldigd wordt. In onderdeel 12 van de bijlage is een aantal voorbeelden opgenomen.

3. Inhoud van de wetswijziging

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

In artikel 35 van de Invorderingswet 1990 is een aansprakelijkheidsbepaling opgenomen op grond waarvan de aannemer aansprakelijk is voor de verschuldigde loonbelasting van zijn onderaannemer(s). In lid 4 van dit artikel is bepaald dat de aansprakelijkheid van de aannemer niet van toepassing is indien het aangenomen werk door de onderaannemer geheel of grotendeels (voor meer dan 50%) wordt uitgevoerd op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd.

Aangezien in de confectiesector de uitvoering van een werk in de regel plaatsvindt op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd, viel de confectiesector tot 1 februari 1994 niet onder de werking van de ketenaansprakelijkheid. Met ingang van 1 februari 1994 is de uitzonderingsbepaling van artikel 35, lid 4, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 niet langer van toepassing indien het aangenomen werk betrekking heeft op de vervaardiging van kleding en elke daarop gerichte handeling, andere dan schoeisel.

4. De aannemer, onderaannemer en verkoper van een toekomstige zaak

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

De in artikel 35 Invorderingswet 1990 omschreven begrippen aannemer, onderaannemer en verkoper van een toekomstige zaak, gelden eveneens voor de confectiesector. Opgemerkt wordt dat voor de toepassing van deze begrippen – en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid – de aard en inhoud van de overeenkomst welke tussen partijen is gesloten, doorslaggevend is, ongeacht de benaming die aan de opdracht wordt gegeven. Op grond van de inhoud van de overeenkomst moet worden bezien of bijvoorbeeld een inkoopcombinatie of een tussenhandelaar (onder welke benaming dan ook) kan worden aangemerkt als opdrachtgever, aannemer, onderaannemer of verkoper van een toekomstige zaak. Indien daarvan sprake is dan is ook de ketenaansprakelijkheid van toepassing.

4.1. De eigenbouwer

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

Ingevolge het bepaalde in artikel 35, lid 3, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 wordt met een aannemer gelijkgesteld degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen, buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert: de zogenaamde eigenbouwer.

Voor de beantwoording van de vraag of een bedrijf als eigenbouwer kan worden aangemerkt, moet aan twee voorwaarden zijn voldaan (cumulatief):

  • a. het bedrijf moet werkzaamheden van stoffelijke aard uitvoeren en

  • b. de uitvoering van de werkzaamheden geschiedt in de normale uitoefening van het bedrijf.

Ook in de confectiesector kan sprake zijn van een eigenbouwer. Zo voldoet het confectiebedrijf (kledingproducent) aan beide bovengenoemde voorwaarden. Indien het confectiebedrijf zonder daartoe opdracht te hebben verkregen van derden kleding produceert en de produktie van deze kleding vervolgens uitbesteedt aan bijvoorbeeld een naai-atelier, wordt dit atelier voor de toepassing van de ketenaansprakelijkheid beschouwd als onderaannemer omdat het naai-atelier werk heeft aangenomen van een eigenbouwer die op grond van artikel 35, lid 3, onderdeel b Invorderingswet 1990 gelijk is gesteld met een aannemer.

Het confectiebedrijf is in dat geval aansprakelijk voor de loonbelasting die het naai-atelier verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van het aangenomen werk.

Aan de voorwaarde dat binnen het bedrijf werkzaamheden van stoffelijke aard worden uitgevoerd (ad a hiervoor), wordt ook voldaan indien het bedrijf de kleding niet zelf produceert noch in staat is die werkzaamheden zelf uit te voeren. Voorwaarde is dan wel dat dit bedrijf dat de werkzaamheden uitbesteedt, de algehele leiding over die werkzaamheden houdt. Hierdoor zal ook de opdrachtgever (bijvoorbeeld het winkelbedrijf) onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als eigenbouwer en daardoor in de ketenaansprakelijkheid worden betrokken. Het moet dan gaan om voor het winkelbedrijf normale bedrijfsaktiviteiten (betrokkenheid bij de produktie) en de bemoeienis bij de uitbesteding moet verder gaan dan die van een opdrachtgever. Bepalend is of het winkelbedrijf het proces in technische of organisatorische zin beheerst. Hiervan zal sprake zijn indien het winkelbedrijf normaliter zeer gedetailleerde opdrachten verstrekt en ook in het verdere produktieproces een begeleidende/controlerende rol kan vervullen.

Voorbeeld: het winkelbedrijf/opdrachtgever dat zelf modellen ontwerpt, de patronen vervaardigt, de te gebruiken stoffen aanlevert of specificeert en daarnaast ingevolge de voorwaarden van de met het confectiebedrijf gesloten overeenkomst bevoegd is om toezicht uit te oefenen op het produktieproces, is eigenbouwer in de zin van de wet. De beoordeling van het eigenbouwerschap in vorenbedoelde zin zal in de praktijk van geval tot geval moeten plaatsvinden.

5. Het vervaardigen van kleding en elke daarop gerichte handeling

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

Het begrip ‘kleding’ is in het algemeen duidelijk genoeg. Het gaat om het vervaardigen van kleding, van alle soorten en materialen onder welke benaming en voor welk doel dan ook. Alleen schoeisel valt niet onder het begrip ‘kleding’. Het voorgaande houdt dus in dat bijvoorbeeld het vervaardigen van broekriemen, stropdassen en andere accessoires wel onder dit begrip valt. De woorden ‘en elke daarop gerichte handeling’ strekken ertoe de regeling ook van toepassing te doen zijn voor werkzaamheden zoals bijvoorbeeld het knippen van stof, het aanzetten van knopen en fournituren, het bleken en persen van kleding, het toevoegen van maataanduidingen en wasvoorschriften alsmede het verpakken van kleding. Elke handeling, mits van stoffelijke aard, welke erop is gericht het eindprodukt zelf consumptiegereed te maken, wordt met de toevoeging ‘en elke daarop gerichte handeling’ onder de ketenaansprakelijkheid c.q. de verleggingsregeling gebracht.

De zuivere vervoersovereenkomst leidt niet tot een werk van stoffelijke aard en valt derhalve niet onder de ketenaansprakelijkheid. Bij de zogenaamde gemengde overeenkomsten, waarin naast het vervoeren van de kleding tevens het verpakken etc. wordt overeengekomen, dienen de onderscheiden prestaties met het oog op de toepassing van de ketenaansprakelijkheid en de verleggingsregeling in beginsel te worden gesplitst.

Ook het ontwerpen en styleren van kleding door bijvoorbeeld ontwerp- en/of stylingburo’s, valt als werk van louter intellectuele aard niet onder de toepassing van de laatstgenoemde regelingen. Zie ook onderdeel 10 van de bijlage.

6. De vrijwaring van aansprakelijkheid

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

In artikel 35, lid 6, van de Invorderingswet 1990 is een disculpatiemogelijkheid opgenomen welke inhoudt dat de ketenaansprakelijkheid niet geldt indien aannemelijk is dat het niet betalen van de verschuldigde loonbelasting en/of premies door de onderaannemer noch aan hem noch aan een aannemer is te wijten.

In vergelijking met de situatie in de bouw zal het voor de hoofdaannemer in de confectiesector lastiger zijn om plaatselijk toezicht uit te oefenen tijdens de werkzaamheden van de onderaannemer. Immers, de werkzaamheden worden, in tegenstelling tot de bouw, verricht op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd.

In verband daarmede wordt goedgekeurd dat de in de confectiesector opererende aannemer die kan aantonen bij de uitbesteding van het werk aan zijn onderaannemer alle vereiste voorzorgsmaatregelen te hebben getroffen en voorts alle voorschriften met betrekking tot het gebruik van de g-rekening is nagekomen, daardoor gevrijwaard is van aansprakelijkheid ter hoogte van het op de g-rekening gestorte bedrag. Deze vrijwaring geldt ook in het geval dat het via de g-rekening betaalde bedrag zijn aangegeven bestemming uiteindelijk niet heeft bereikt. De vraag of alle voorzorgsmaatregelen zijn getroffen en alle voorschriften zijn nagekomen, wordt per schakel bezien.

7. De overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

De ketenaansprakelijkheid is niet van toepassing indien sprake is van overeenkomst van koop en verkoop met betrekking tot een bestaande zaak.

De belastingdienst dient bedacht te zijn op de mogelijkheid dat een overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak wordt voorgewend met de opzet om de aansprakelijkheid te ontgaan, terwijl de overeenkomst bij nadere beoordeling dient te worden gekarakteriseerd als aanneming van werk dan wel van koop en verkoop van een toekomstige zaak.

Indien in de bedrijfskolom een (handels)onderneming voorkomt die (uitsluitend) vervaardigde kleding verkoopt, wordt de aansprakelijkheidsketen verbroken. Indien zich een dergelijke situatie voordoet dienen de aard en inhoud van de aan deze onderneming verstrekte opdrachten in voorkomend geval aan een onderzoek te worden onderworpen.

Voorts kan zich de situatie voordoen dat zowel de handelsonderneming (de ‘Koop BV’) als de confectionair tot hetzelfde concern behoren, waarbij de ‘Koop BV’ onder omstandigheden kan worden vereenzelvigd met de confectionair. Indien de ‘Koop BV’ nagenoeg uitsluitend zaken doet met de confectionair en binnen het concern feitelijk geen afzonderlijk bestaansrecht heeft, kan worden gesteld dat de keten niet is onderbroken zodat de aansprakelijkheid zich uitstrekt tot de boven de ‘Koop BV’ gelegen schakels.