4.1. De eigenbouwer
[Regeling vervallen per 09-07-2010]
Ingevolge het bepaalde in artikel 35, lid 3, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990
wordt met een aannemer gelijkgesteld degene die zonder daartoe van een opdrachtgever
opdracht te hebben gekregen, buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van
zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert: de zogenaamde eigenbouwer.
Voor de beantwoording van de vraag of een bedrijf als eigenbouwer kan worden aangemerkt,
moet aan twee voorwaarden zijn voldaan (cumulatief):
Ook in de confectiesector kan sprake zijn van een eigenbouwer. Zo voldoet het confectiebedrijf
(kledingproducent) aan beide bovengenoemde voorwaarden. Indien het confectiebedrijf
zonder daartoe opdracht te hebben verkregen van derden kleding produceert en de produktie
van deze kleding vervolgens uitbesteedt aan bijvoorbeeld een naai-atelier, wordt dit
atelier voor de toepassing van de ketenaansprakelijkheid beschouwd als onderaannemer
omdat het naai-atelier werk heeft aangenomen van een eigenbouwer die op grond van
artikel 35, lid 3, onderdeel b Invorderingswet 1990 gelijk is gesteld met een aannemer.
Het confectiebedrijf is in dat geval aansprakelijk voor de loonbelasting die het naai-atelier
verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers
ter zake van het aangenomen werk.
Aan de voorwaarde dat binnen het bedrijf werkzaamheden van stoffelijke aard worden
uitgevoerd (ad a hiervoor), wordt ook voldaan indien het bedrijf de kleding niet zelf
produceert noch in staat is die werkzaamheden zelf uit te voeren. Voorwaarde is dan
wel dat dit bedrijf dat de werkzaamheden uitbesteedt, de algehele leiding over die
werkzaamheden houdt. Hierdoor zal ook de opdrachtgever (bijvoorbeeld het winkelbedrijf)
onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als eigenbouwer en daardoor in de ketenaansprakelijkheid
worden betrokken. Het moet dan gaan om voor het winkelbedrijf normale bedrijfsaktiviteiten
(betrokkenheid bij de produktie) en de bemoeienis bij de uitbesteding moet verder
gaan dan die van een opdrachtgever. Bepalend is of het winkelbedrijf het proces in
technische of organisatorische zin beheerst. Hiervan zal sprake zijn indien het winkelbedrijf
normaliter zeer gedetailleerde opdrachten verstrekt en ook in het verdere produktieproces
een begeleidende/controlerende rol kan vervullen.
Voorbeeld: het winkelbedrijf/opdrachtgever dat zelf modellen ontwerpt, de patronen
vervaardigt, de te gebruiken stoffen aanlevert of specificeert en daarnaast ingevolge
de voorwaarden van de met het confectiebedrijf gesloten overeenkomst bevoegd is om
toezicht uit te oefenen op het produktieproces, is eigenbouwer in de zin van de wet.
De beoordeling van het eigenbouwerschap in vorenbedoelde zin zal in de praktijk van
geval tot geval moeten plaatsvinden.