Kaderwet bestuur in verandering

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-06-2016 en zichtdatum 15-11-2024.
Geldend van 02-11-2005 t/m 31-12-2005

Wet van 21 april 1994, houdende voorzieningen ter bevordering van de totstandkoming van regionaal bestuur in daartoe aangewezen gebieden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorzieningen te treffen ter bevordering van de totstandkoming van regionaal bestuur in daartoe aangewezen gebieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet is van toepassing op:

  • a. het samenwerkingsgebied waarin de gemeente Amsterdam is gelegen;

  • b. het samenwerkingsgebied waarin de gemeente Rotterdam is gelegen;

  • c. het samenwerkingsgebied waarin de gemeente 's-Gravenhage is gelegen;

  • d. het samenwerkingsgebied waarin de gemeente Utrecht is gelegen;

  • e. het samenwerkingsgebied waarin de gemeenten Eindhoven en Helmond zijn gelegen;

  • f. het samenwerkingsgebied waarin de gemeenten Enschede en Hengelo (O) zijn gelegen;

  • g. het samenwerkingsgebied waarin de gemeenten Arnhem en Nijmegen zijn gelegen.

Afdeling 2. Bepalingen inzake de indeling in samenwerkingsgebieden

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij toepassing van artikel 3, eerste lid, stellen provinciale staten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de in dat artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur, de indeling in samenwerkingsgebieden opnieuw vast, met inachtneming van die maatregel.

  • 3 Indien provinciale staten niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, de indeling in samenwerkingsgebieden hebben aangepast, stelt Onze Minister, provinciale staten gehoord, de indeling in samenwerkingsgebieden opnieuw vast. Artikel 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is niet van toepassing ten aanzien van een wijziging van een krachtens artikel 3, eerste lid, vastgesteld samenwerkingsgebied.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien krachtens artikel 3, eerste lid, een samenwerkingsgebied is vastgesteld dat in meer dan één provincie is gelegen, wordt bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaald welk van de betrokken provinciebesturen binnen dat samenwerkingsgebied de bevoegdheden met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen uitoefent die bij of krachtens de wet aan het provinciebestuur zijn toegekend.

Hoofdstuk 2. Regionaal bestuur door een regionaal openbaar lichaam

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 1. Goedkeuring van een regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De besturen van de in een samenwerkingsgebied gelegen gemeenten leggen binnen zes maanden na de dag waarop deze wet voor het samenwerkingsgebied in werking is getreden, een regeling ter goedkeuring voor aan gedeputeerde staten. Tegelijk met de verzending ter goedkeuring wordt een afschrift van de regeling gezonden aan Onze Minister.

Afdeling 2. Afwijkingen van de wet gemeenschappelijke regelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In afwijking van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voorziet een regeling in de instelling van een openbaar lichaam.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 In afwijking van artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, kan in een regeling worden bepaald dat:

    • a. de leden van het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam door de leden en de voorzitters van de raden van de in het samenwerkingsgebied gelegen gemeenten gezamenlijk worden aangewezen;

    • b. als lid van het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam tevens kunnen worden aangewezen degenen die voorkomen op de kandidatenlijsten voor de laatst gehouden of gelijktijdig te houden verkiezing van de raden van de in het samenwerkingsgebied gelegen gemeenten, doch die niet tot raadslid zijn of worden verkozen;

    • c. het lidmaatschap van het algemeen bestuur niet van rechtswege eindigt, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel secretaris van de desbetreffende gemeente.

  • 4 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onderdeel b, en personen tot lid van het algemeen bestuur worden aangewezen, die niet tevens lid van de raad of wethouder zijn van een in het samenwerkingsgebied gelegen gemeente, zijn op hen de artikelen 12 tot en met 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, is artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen niet van toepassing. Bij de regeling, of krachtens de regeling door het algemeen bestuur, wordt de bezoldiging van de voorzitter geregeld, alsmede aangelegenheden zijn rechtspositie betreffende die regeling behoeven.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 In een regeling kan worden bepaald dat het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam commissies kan instellen waaraan de behartiging van de belangen van een deel van het samenwerkingsgebied is opgedragen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In een regeling kan worden bepaald dat artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen niet van toepassing is. In dat geval voorziet de regeling anderszins in de beslechting van geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voorzover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In afwijking van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, kan aan het bestuur van het regionaal openbaar lichaam de bevoegdheid worden overgedragen de baatbelasting, genoemd in artikel 222 van de Gemeentewet, te heffen.

Afdeling 3. Bepalingen met betrekking tot bevoegdheden van het regionaal openbaar lichaam

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een regeling voorziet in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam voorschriften te geven met betrekking tot het door de in het samenwerkingsgebied gelegen gemeenten verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de in het samenwerkingsgebied gelegen gemeenten.

  • 2 Een regeling voorziet tevens in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam gebieden aan te wijzen, ten aanzien waarvan dat bestuur kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van de gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het bestuur van het regionale openbaar lichaam kan plaatsvinden.

  • 3 Een regeling voorziet voorts in de bevoegdheid van het bestuur van het regionaal openbaar lichaam voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de in het eerste en het tweede lid bedoelde gronden.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Een regeling voorziet in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam regels te stellen inzake de uitoefening van de aan het regionaal openbaar lichaam krachtens artikel 81, derde lid, van de Woningwet overgedragen bevoegdheden en verplichtingen.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een regeling voorziet erin dat het algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam een regionaal verkeers- en vervoerplan vaststelt, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het bestuur van het regionaal openbaar lichaam te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het bestuur van het regionaal openbaar lichaam aan de in het samenwerkingsgebied gelegen gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.

  • 2 Een regionaal verkeers- en vervoerplan is een geïntegreerd plan, waarin in ieder geval zijn opgenomen het fietsbeleid, het parkeerbeleid, het verkeersveiligheidbeleid, het openbaar-vervoerbeleid, het wegenbeleid, het lokatiebeleid, het carpoolbeleid en het beleid inzake het goederenvervoer.

  • 4 Bij het opstellen van het plan houdt het algemeen bestuur rekening met het bestaande rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de in het tweede lid genoemde beleidsterreinen en vindt afstemming plaats met het regionaal structuurplan, met oog op de samenhang tussen enerzijds wonen, werken en recreëren en anderzijds het geïntegreerd verkeers- en vervoerbeleid.

  • 5 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan aan een regionaal openbaar lichaam een financiële bijdrage verlenen voor de kosten van uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoerplan, behoudens in de gevallen waarin een uitkering wordt verstrekt ter uitvoering van de Wet BDU verkeer en vervoer. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, kunnen regels worden gesteld over het verlenen van deze bijdrage.

  • 6 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat verleent slechts een bijdrage als bedoeld in het vijfde lid, indien het regionaal verkeers- en vervoerplan past binnen het rijksbeleid ten aanzien van de in het tweede lid genoemde beleidsterreinen.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, worden regels gesteld over de compensatie van kosten verbonden aan het voorbereiden en opstellen van een regionaal verkeers- en vervoerplan. Deze regels bevatten in elk geval bepalingen over:

    • a. de gegevens die bij een aanvraag moeten worden verstrekt;

    • b. de voorwaarden, waaraan moet worden voldaan om voor een bijdrage in aanmerking te kunnen komen;

    • c. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;

    • d. de controle op de besteding van de bijdrage.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een regeling voorziet in de behartiging door het regionaal openbaar lichaam van het belang van de economische ontwikkeling van het samenwerkingsgebied.

  • 2 Hiertoe voorziet de regeling er ten minste in dat het regionaal openbaar lichaam:

    • a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie opstelt;

    • b. bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, milieu en arbeidsmarktbeleid, rekening houdt met de regionaal-economische ontwikkelingsstrategie;

    • c. het beleid aangeeft ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijfsterreinen, kantoorlokaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslokaties;

    • d. het regionaal economisch onderzoek bevordert;

    • e. de hoofdlijnen vaststelt van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien bij de besturen van de in een samenwerkingsgebied gelegen gemeenten bezwaren van overwegende aard bestaan tegen opneming in de regeling van één of meer van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 14 tot en met 18, kan Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, op gezamenlijk verzoek van die besturen besluiten:

  • a. dat één of meer van die bevoegdheden niet in de regeling behoeven te worden opgenomen, danwel

  • b. dat de desbetreffende bevoegdheden wel in de regeling worden opgenomen, doch dat zij gedurende een door Onze Minister te bepalen termijn niet behoeven te worden uitgeoefend.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd het bepaalde in artikel 107, eerste lid, van de Provinciewet, kan het provinciebestuur bevoegdheden van regeling en bestuur, gevorderd bij of krachtens een andere wet dan de Provinciewet, voor het samenwerkingsgebied overdragen aan het bestuur van een regionaal openbaar lichaam, voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en het bestuur van dat regionaal openbaar lichaam daarmee instemt. Artikel 107, tweede tot en met achtste lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het bestuur van een in het samenwerkingsgebied gelegen gemeente verleent zijn medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van het regionaal openbaar lichaam neemt in verband met de uitoefening van de aan dat bestuur overgedragen bevoegdheden.

  • 2 Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel van het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam de in het eerste lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam zelf ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 3 Alvorens over te gaan tot toepassing van het tweede lid, wordt het bestuur van de betrokken gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.

Afdeling 4. Oplegging van een regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Onder oplegging van een regeling wordt mede begrepen de oplegging van een toetreding tot en uittreding uit, alsmede wijziging van een regeling.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Gedeputeerde staten leggen een regeling op binnen acht weken na het verstrijken van de in artikel 23 genoemde termijn.

  • 2 Alvorens een regeling op te leggen, horen gedeputeerde staten de besturen van de betrokken gemeenten.

  • 3 Gedeputeerde staten zenden een afschrift van de opgelegde regeling aan Onze Minister.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien Onze Minister, gelet op de door een regionaal openbaar lichaam uit te oefenen bevoegdheden, bedenkingen heeft tegen een door gedeputeerde staten ingevolge artikel 24 opgelegde regeling, geeft hij, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, binnen acht weken na de datum waarop gedeputeerde staten de regeling hebben opgelegd, een aanwijzing aan gedeputeerde staten die inhoudt dat gedeputeerde staten een nieuwe regeling moeten opleggen overeenkomstig het in de aanwijzing bepaalde.

  • 2 De aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat Onze Minister het bestuur van de betrokken provincie of provincies heeft gehoord.

  • 3 Bij de aanwijzing stelt Onze Minister een termijn binnen welke gedeputeerde staten een nieuwe regeling moeten opleggen.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien niet binnen de termijn, genoemd in artikel 24, eerste lid, door gedeputeerde staten een regeling is opgelegd, wordt een regeling opgelegd bij koninklijk besluit. In dat geval is artikel 24, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een regeling wordt voorts bij koninklijk besluit opgelegd, indien niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 25, derde lid, in de oplegging is voorzien.

Afdeling 5. Verplichte uitvoering van een regeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten het bestuur van een regionaal openbaar lichaam tekortschiet in de uitoefening van een aan dat bestuur krachtens de regeling of krachtens hoofdstuk 4 van deze wet overgedragen bevoegdheid of opgedragen taak, kunnen gedeputeerde staten aan dat bestuur een aanwijzing geven die inhoudt dat het bestuur die bevoegdheid of taak uitoefent op de wijze als in de aanwijzing bepaald.

  • 2 De aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat gedeputeerde staten het bestuur van het regionaal openbaar lichaam hebben gehoord.

  • 3 Bij de aanwijzing stellen gedeputeerde staten een termijn binnen welke het bestuur van het regionaal openbaar lichaam aan de aanwijzing moet voldoen.

  • 4 Indien het bestuur van het regionaal openbaar lichaam niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de aanwijzing voldoet, oefenen gedeputeerde staten de desbetreffende bevoegdheid of taak uit namens het bestuur van het regionaal openbaar lichaam en ten laste van dat openbaar lichaam.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Onze Minister wie het aangaat, kan, in overeenstemming met Onze Minister, gedeputeerde staten uitnodigen toepassing te geven aan artikel 27, eerste lid.

  • 2 De uitnodiging vermeldt de termijn binnen welke een aanwijzing als bedoeld in artikel 27, eerste lid, dient te worden gegeven.

  • 3 Indien gedeputeerde staten aan de uitnodiging geen gevolg geven, wordt de aanwijzing gegeven door Onze Minister wie het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister. Artikel 27, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 6. Beroep

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien het bestuur van een in het samenwerkingsgebied liggende gemeente beroep tegen een besluit van het bestuur van een regionaal openbaar lichaam instelt, is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Tegen een besluit als bedoeld in de artikelen 24 en 26 en tegen een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 27, eerste lid, en 28, derde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afdeling 7. Geldingsduur van een regeling en evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Een regeling geldt gedurende ten hoogste 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Op verzoek van het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam kan bij koninklijk besluit de in het tweede lid genoemde termijn eenmaal worden verlengd met ten hoogste vier jaar.

  • 4 Een regeling houdt bepalingen in omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de in artikel 31, tweede lid, genoemde termijn rapporteren de raden van de in een samenwerkingsgebied gelegen gemeenten en het algemeen bestuur van het betrokken regionaal openbaar lichaam afzonderlijk of gezamenlijk aan provinciale staten van de betrokken provincie of provincies en aan Onze Minister omtrent het functioneren van het regionaal openbaar lichaam. In de rapportage doen zij voorts verslag van hun overige bevindingen.

  • 2 Binnen drie maanden nadat provinciale staten de rapportage hebben ontvangen delen zij hun oordeel daaromtrent mee aan de raden van de betrokken gemeenten, aan het algemeen bestuur van het betrokken regionaal openbaar lichaam en aan Onze Minister.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De Minister van Binnenlandse Zaken deelt binnen zes maanden na ontvangst van de in artikel 32, eerste lid, bedoelde rapportage zijn standpunt omtrent de rapportage aan beide Kamers der Staten-Generaal mede.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De Minister van Binnenlandse Zaken zendt jaarlijks aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen ten aanzien van het samenwerkingsgebied waarin de gemeente Rotterdam is gelegen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit hoofdstuk is van toepassing voor het samenwerkingsgebied waarin de gemeente Rotterdam is gelegen.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 37;

  • b. de betrokken besturen: het bestuur van de gemeente Rotterdam, het bestuur van de provincie Zuid-Holland, het bestuur van het regionaal openbaar lichaam en Onze Minister;

  • c. de nieuwe bestuurlijke organisaties: de bestuurlijke organisaties die in het samenwerkingsgebied worden ingesteld door een wet die voorziet in een regeling van de bestuurlijke organisatie.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Er is een commissie reorganisatie bestuur regio Rotterdam.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De commissie bereidt de totstandkoming voor van een overeenkomst te sluiten tussen de betrokken besturen.

  • 2 In de overeenkomst wordt de afstemming geregeld van de werkzaamheden van de betrokken besturen bij het opbouwen van de nieuwe bestuurlijke organisaties.

  • 3 De overeenkomst bevat ten minste een werkprogramma voor het tot stand brengen van:

    • a. een beschrijving van de organisatorische vormgeving van de nieuwe bestuurlijke organisaties;

    • b. personeelsformatieplannen die een in aantallen en bezoldigingsniveaus uitgedrukte opgave bevatten van de te verwachten functies in de nieuwe bestuurlijke organisaties;

    • c. personeelsplannen die bestemmingsbeslissingen inhouden voor de overgang van personeel naar de nieuwe bestuurlijke organisaties;

    • d. verdelingsplannen voor de overgang van rechten en verplichtingen naar de nieuwe bestuurlijke organisaties.

    • e. een beschrijving van het voorgestane stelsel van informatievoorziening.

  • 4 De overeenkomst bevat een regeling van het overleg met de bonden van overheidspersoneel over de uitvoering van de in het derde lid, onder a tot en met c, bedoelde onderdelen van het werkprogramma.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 De betrokken besturen rapporteren volgens regels door de commissie te stellen, aan de commissie over de uitvoering van het in artikel 38, derde lid, bedoelde werkprogramma.

  • 3 Indien uit de rapportage, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitvoering van het werkprogramma niet loopt volgens het bepaalde in de overeenkomst, brengt de voorzitter dit zo spoedig mogelijk ter kennis van de commissie. Daarbij doet de voorzitter voorstellen voor door de commissie te nemen besluiten.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De commissie bevordert waar nodig de integratie van gemeenschappelijke regelingen met de regeling. Zij bevordert tevens de aanpassing van gemeenschappelijke regelingen, die ten gevolge van de inwerkingtreding van een wet die voorziet in een regeling van de bestuurlijke organisatie noodzakelijk is.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en zeven andere leden.

  • 2 Onze Minister is lid en tevens voorzitter van de commissie.

  • 3 De andere leden worden als volgt aangewezen:

    • a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam wijst twee leden aan;

    • b. het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam wijst twee leden aan;

    • c. het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland wijst twee leden aan;

    • d. Onze Minister wijst een lid aan.

  • 4 De voorzitter en leden kunnen zich doen vervangen.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De commissie regelt haar werkwijze.

  • 2 De commissie is bevoegd subcommissies in te stellen, waarin ook personen van buiten de commissie zitting hebben.

  • 3 De commissie is bevoegd deskundigen uit te nodigen om aan de werkzaamheden van de commissie een bijdrage te leveren.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onze Minister treft in overleg met de betrokken besturen voorzieningen ten behoeve van het secretariaat van de commissie.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de commissie worden voor twee-zesde deel gedragen door Onze Minister, voor twee-zesde deel door het bestuur van het regionaal openbaar lichaam, voor een-zesde deel door het bestuur van de gemeente Rotterdam en voor een-zesde deel door het bestuur van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het beheer van het archief van de commissie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het Besluit Algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie op overeenkomstige wijze als bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het archief wordt bij opheffing van de commissie overgedragen aan het hoofd van de algemene secretarie van dat ministerie.

Hoofdstuk 4. Wijziging van andere wetten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 1. Ruimtelijke ordening

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Afdeling 2. Volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Afdeling 3. Milieu

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Afdeling 4. Verkeer en Vervoer

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Afdeling 5. Jeugdhulpverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen, titels, hoofdstukken en paragrafen van de Gemeentewet in overeenstemming met de op dat moment geldende nummering van de Gemeentewet.

  • 2 Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen, titels, hoofdstukken en paragrafen van de Provinciewet in overeenstemming met de op dat moment geldende nummering van de Provinciewet.

  • 3 Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen en afdelingen van de Algemene wet bestuursrecht in overeenstemming met de door Onze Minister van Justitie opnieuw vastgestelde nummering daarvan.

  • 4 Indien het bij koninklijke boodschap van 18 mei 1990 ingediende voorstel van wet, houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met een regeling inzake de sanering van de bodem, tot de wet wordt verheven en in werking treedt op een eerder tijdstip dan deze wet, brengt Onze Minister de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen van de Wet bodembescherming in overeenstemming met de door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer opnieuw vastgestelde nummering daarvan.

  • 5 Indien het bij koninklijke boodschap van 18 mei 1990 ingediende voorstel van wet, houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met een regeling inzake de sanering van de bodem, tot wet wordt verheven en in werking treedt op hetzelfde of een later tijdstip dan deze wet, wordt de tekst van het krachtens artikel 51 gewijzigde onderdeel van de Wet bodembescherming door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst, nadat de in dat artikel voorkomende aanhalingen van artikelen van de Wet bodembescherming door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met de door hem opnieuw vastgestelde nummering daarvan zijn gebracht.

  • 6 Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken daarmee in overeenstemming.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Onze Minister is belast met de uitvoering van deze wet.

  • 2 Voor zover bij die uitvoering belangen zijn betrokken, welke aan de zorg van een andere minister zijn toevertrouwd, geschiedt de uitvoering in overeenstemming met de desbetreffende minister.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

  • 2 Artikel 54 treedt in werking een jaar na de datum, bedoeld in het eerste lid, tenzij bij koninklijk besluit een eerder tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet kan worden aangehaald als: Kaderwet bestuur in verandering.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 21 april 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de veertiende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto