Wet van 27 april 1994, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de naamloze
vennootschap De Nederlandse Munt N.V. en tot wijziging van de Muntwet 1987
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden
overgaat tot oprichting van De Nederlandse Munt N.V. waarin de vermogensbestanddelen
van de Staat die kunnen worden toegerekend aan 's Rijks Munt worden ingebracht en
van de Stichting Nederlands Muntmuseum die het beheer zal voeren over de niet in de
op te richten vennootschap onder te brengen collectie van het Muntmuseum van 's Rijks
Munt en dat ingevolge artikel 29 van de Comptabiliteitswet voor de oprichting van deze beide rechtspersonen machtiging bij wet vereist is, en
voorts dat het wenselijk is in verband met oprichting van De Nederlandse Munt N.V.
en de beleidswijziging inzake de uitgifte van zilveren dukaten de Muntwet 1987 te
wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: