Regeling grenswaarden voor cadmium in afvalwater

Geraadpleegd op 19-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-12-2009 en zichtdatum 22-12-2009.
Geldend van 22-12-2009 t/m heden

Regeling van 29 april 1994, houdende grenswaarden voor cadmium voorkomend in afvalwater dat in oppervlaktewateren wordt gebracht

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op richtlijn nr. 83/513/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium (PbEG L 291), alsmede op artikel 1a, eerste, tweede en derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1992, 628);

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. cadmium: het chemisch element cadmium of het cadmium in cadmiumverbindingen;

  • b. verwerken van cadmium: elk industrieel proces waarbij cadmium of cadmium bevattende stoffen worden geproduceerd, omgezet of gebruikt, of waarbij cadmium of cadmium bevattende stoffen vrijkomen;

  • c. bestaand bedrijf: bedrijf dat cadmium verwerkt, dat op 24 oktober 1983 in werking is en waarvan de capaciteit voor het verwerken van cadmium na 24 oktober 1983 niet aanzienlijk is uitgebreid;

  • d. nieuw bedrijf: bedrijf dat cadmium verwerkt en geen bestaand bedrijf is;

  • e. bijlage I: bij deze regeling behorende bijlage I;

  • f. bijlage II: bij deze regeling behorende bijlage II;

  • g. lozen: brengen van:

    • 1°. stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;

    • 2°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel, een openbaar ontwateringstelsel, een openbaar vuilwaterriool of een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, of

    • 3°. stoffen op een zuiveringtechnisch werk met behulp van een werk niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater.

Artikel 2

Voor een nieuw bedrijf gelden, als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium voorkomend in afvalwater dat wordt geloosd, de grenswaarden die overeenkomen met de waarden die het resultaat zijn van toepassing van de beste bestaande technieken, met dien verstande dat voor een nieuw bedrijf behorende tot een van de in bijlage I vermelde bedrijfstakken, die gewichtshoeveelheid en concentratie in ieder geval niet hoger is dan de in die bijlage opgenomen grenswaarde de op de betrokken bedrijfstak van toepassing is.

Artikel 3

Voor een bestaand bedrijf gelden als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium voorkomend in afvalwater dat wordt geloosd:

  • a. . indien dat bedrijf behoort tot een van de in bijlage I genoemde bedrijfstakken: de in die bijlage voor die bedrijfstak opgenomen grenswaarde;

  • b. indien dat bedrijf niet behoort tot een in bijlage I genoemde bedrijfstak: de grenswaarden die overeenkomen met de waarden die het resultaat zijn van de toepassing van de beste bestaande technieken.

Artikel 4

De wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium, bedoeld in de artikelen 2 en 3, dient ten minste te voldoen aan de in bijlage II daaraan gestelde eisen.

Artikel 5

De regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 augustus 1985, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor cadmium (Stb. 455) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling grenswaarden voor cadmium in afvalwater.

Deze regeling zal in het Staatsblad worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 april 1994

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

de vierentwintigste mei 1994
De

Minister

van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. Bijlage I behorende bij de artikelen 2 en 3 van de Regeling grenswaarden voor cadmium in afvalwater

bedrijfstak

grenswaarden

 

gewicht (g/kg)

concentratie (mg/l)

1. winning van zink, raffinage van lood en zink en de fabricage van non-ferrometalen en van metallisch cadmium

-

0,2

2. fabricage van cadmiumverbindingen

0,5

0,2

3. fabricage van pigmenten

0,3

0,2

4. fabricage van stabilisatoren

0,5

0,2

5. fabricage van primaire en secundaire batterijen

1,5

0,2

6. galvanotechniek

0,3

0,2

a. Voor de onder 2 tot en met 6 genoemde bedrijfstakken worden de grenswaarden voor lozing van cadmium uitgedrukt in gram cadmium per kilogram verwerkt cadmium. Indien de hoeveelheid verwerkt cadmium niet kan worden bepaald, wordt uitgegaan van de hoeveelheid cadmium indien het bedrijf kan worden verwerkt. b. De grenswaarden gelden op het punt waar het cadmium bevattende afvalwater het bedrijfsterrein verlaat. Alle afvalstromen die verontreinigd kunnen zijn met cadmium, dienen bij de beoordeling of aan de grenswaarden wordt voldaan, betrokken te zijn. c. De grenswaarden geven de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium aan, die gemiddeld per maand mag worden geloosd. Daarbij geldt dat de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie op één dag ten hoogste twee maal de in de tabel aangegeven waarden mag bedragen.

b. De grenswaarden gelden op het punt waar het cadmium bevattende afvalwater het bedrijfsterrein verlaat. Alle afvalstromen die verontreinigd kunnen zijn met cadmium, dienen bij de beoordeling of aan de grenswaarden wordt voldaan, betrokken te zijn. c. De grenswaarden geven de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium aan, die gemiddeld per maand mag worden geloosd. Daarbij geldt dat de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie op één dag ten hoogste twee maal de in de tabel aangegeven waarden mag bedragen.

Bijlage II

Vereisten waaraan de wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie cadmium, bedoeld in de artikelen 2 en 3, ten minste dient te voldoen.

1. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet geschiedt op het punt waar het cadmium bevattende afvalwater het terrein van het betrokken bedrijf verlaat. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet mag geschieden op een punt dat ligt vóór het punt waar de grenswaarden gelden, indien al het van het bedrijf afkomstige water dat met de betrokken stof verontreinigd kan zijn bij die metingen in aanmerking wordt genomen en indien uit regelmatige controlemetingen blijkt dat de metingen een goed beeld geven van de hoeveelheden die worden geloosd op het punt waar de grenswaarden gelden of altijd een hogere uitkomst geven.

2. Voor de meting van de geloosde hoeveelheid afvalwater (in m3/dag) wordt een methode gehanteerd, waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting kleiner is dan 10%. Dit kan door ijking worden vastgesteld.

3. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een monster wordt verkregen dat representatief is voor de geloosde totale hoeveelheid afvalwater gedurende 24 uur.

4. De frequentie van meting en bemonstering is zodanig dat een representatief beeld wordt verkregen van de concentratie en van de totale hoeveelheid cadmium die gedurende een maand wordt geloosd.

5. Het monster wordt in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd.

De referentiemethode voor het meten van cadmium is de atomaire absorptiespectrometrie, toegepast na een passende conservering en voorbehandeling van het monster. Daarbij wordt voor cadmiumconcentraties lager dan 0,05 mg/l gebruik gemaakt van de grafietoventechniek, voor cadmiumconcentraties vanaf 0,05 mg/l wordt de vlamtechniek toegepast. De analyse moet zodanig worden uitgevoerd dat wordt voldaan aan de volgende eisen ten aanzien van de precisie en de systematische afwijking:

a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk aan 20%. (*)

b. de systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk aan 20%. (*)

Voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking van de toegepaste meetmethode wordt gebruik gemaakt van een oplossing waarin cadmium voorkomt in nauwkeurig bekende concentraties die ten hoogste 10% mogen afwijken van 0,1 mg/l cadmium bij toepassing van de vlamtechniek en van 0,001 mg/l bij toepassing van de grafietoventechniek. De serie meetuitkomsten als bedoeld onder a. en b. bestaat uit ten minste 10 enkelvoudige meetuitkomsten. Deze meetuitkomsten worden verkregen uit metingen, verricht door dezelfde waarnemer, met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen, onder zoveel mogelijk gelijke omstandigheden.