Transactiebesluit 1994

Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-05-2002 en zichtdatum 08-05-2002.
Geldend van 08-05-2002 t/m 30-06-2002

Besluit van 9 mei 1994, houdende regels ter uitvoering van artikel 74c van het Wetboek van Strafvordering, inzake de transactiebevoegdheid van de politie, de Koninklijke marechaussee en enige buitengewoon opsporingsambtenaren 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 maart 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 429054/94/6,

Gelet op artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht;

De Raad van State gehoord (advies van 19 april 1994, nr. WO3.94.0132);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 april 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht nr. 436870/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

  • 2 Als korpschef in de zin van dit besluit wordt aangemerkt met betrekking tot

    • a. de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid: de korpschef van het politiekorps waarbij zij in dienst zijn, dan wel hun praktijkstage vervullen;

    • b. de ambtenaren werkzaam bij de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid:

      • 1. voor de toepassing van artikel 4: de betrokken districtscommandant,

      • 2. voor de toepassing van de overige artikelen: de commandant van de Koninklijke marechaussee;

    • c. de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, vierde lid en vijfde lid: het hoofd van de organisatie, waarbij zij werkzaam zijn.

§ 2. De transactiebevoegdheid

Artikel 2

  • 1 Voor de in artikel 3, onder a, aangewezen zaken wordt de transactiebevoegdheid toegekend aan de hulpofficieren van justitie, bedoeld in artikel 154, onder a en b, van het Wetboek van Strafvordering, alsmede aan de hulpofficieren van justitie, bedoeld in artikel 154, onder c, van die wet, voor zover het betreft de brigadecommandanten en de afdelingscommandanten en de adjudant-onderofficier en de opperwachtmeesters die als hun vervanger zijn aangewezen, voor zolang zij als zodanig optreden, alsmede de adjudant-onderofficier en de opperwachtmeesters, ingedeeld bij de centrale recherche Koninklijke marechaussee en de recherchegroepen.

  • 4 Voor de in artikel 3, onder c, aangewezen zaken wordt transactiebevoegdheid toegekend aan:

    • 1°. de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Rijksverkeersinspectie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, voor zover zij bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken;

    • 2°. de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor zover zij bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.

  • 5 Voor de volgende in artikel 3, onder c, aangewezen zaken wordt de transactiebevoegdheid toegekend aan de daarbij genoemde buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover die buitengewoon opsporingsambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken:

    • a. voor de zaken, vermeld onder de nummers R 412, R 587 en F 190 tot en met F 210 uit de bijlage van dit besluit: aan de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van een gemeente die als lid van de parkeerpolitie werkzaam is;

    • b. voor de zaken, vermeld onder de nummers H 002 tot en met H 097, H 325 a tot en met c, F 145 a en b en F 195 uit de bijlage van dit besluit: aan de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van een gemeente die als lid van de reinigingspolitie werkzaam is;

    • c. voor de zaken, vermeld onder de nummers D 537, H 002 tot en met H 097, H 300 tot en met H 330 en F 145: aan de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van een gemeente die als parkwachter of milieuwachter werkzaam is.

Artikel 3

Als zaken waarin de transactiebevoegdheid kan worden uitgeoefend worden aangewezen:

  • a. de zaken, aangeduid in de bijlage van dit besluit en zoals nader omschreven in de richtlijnen, gesteld door het openbaar ministerie, die de ontdekking betreffen van een misdrijf, omschreven in artikel 310 of artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit de toeëigening betreft van goederen met een waarde van ten hoogste € 120 uit een winkel, voor zover de verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;

  • b. de zaken, aangeduid in de bijlage van dit besluit en zoals nader omschreven in de richtlijnen gesteld door het openbaar ministerie, die de ontdekking betreffen van een misdrijf, omschreven in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, met dien verstande dat bij motorvoertuigen de bevoegdheid geldt voor zover bij het in dat artikel bedoelde onderzoek blijkt, dat het alcoholgehalte van de adem niet meer bedraagt dan 350 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed niet meer bedraagt dan acht tienden milligram alcohol per milliliter bloed, voor zover de verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;

  • c. de zaken welke betreffen de op heterdaad of met een technisch hulpmiddel door de bevoegde ambtenaar ontdekte overtredingen, aangeduid in de bijlage van dit besluit, voor zover de verdachte de leeftijd van twaalf jaren bereikt heeft en hetzij behoort tot een categorie die met betrekking tot die feiten in de bijlage van dit besluit is vermeld, hetzij, in het geval bedoeld in artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de eigenaar of houder is van het motorrijtuig waarmee het feit is begaan;

  • d. de op heterdaad of met een technisch hulpmiddel ontdekte verkeersovertredingen, aangeduid in de bijlage van dit besluit en strafbaar gesteld bij artikel 169 van het Wetboek van Militair Strafrecht juncto de Verkeersregeling defensie voor zover de verdachte militair is en hetzij behoort tot een categorie die met betrekking tot die feiten in de bijlage van dit besluit is vermeld, hetzij, in het geval bedoeld in artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de eigenaar of houder is van het motorrijtuig waarmee het feit is begaan en de overtreding is begaan op een militair terrein met een voertuig dat niet bij de krijgsmacht in gebruik is.

Artikel 4

  • 1 De hoofdofficier van justitie kan bepalen dat naar zijn oordeel de taakvervulling van een bevoegde ambtenaar vordert dat tot nader bericht die ambtenaar geen gebruik zal maken van de verleende transactiebevoegdheid. Alvorens een beschikking als bedoeld in de eerste volzin te geven, hoort de hoofdofficier van justitie de betrokken korpschef.

  • 2 De korpschef draagt zorg voor de uitvoering van de beschikking. De hoofdofficier van justitie geeft zijn nader bericht slechts na hernieuwd overleg.

  • 3 Van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op een buitengewoon opsporingsambtenaar, wordt een afschrift gezonden aan de direct toezichthouder van de ambtenaar. Indien de hoofdofficier van justitie niet de toezichthouder van de ambtenaar is, wordt tevens een afschrift gezonden aan de toezichthouder.

Artikel 5

  • 1 De hoofdofficier van justitie kan bepalen dat naar zijn oordeel het belang van een goede rechtsbedeling vordert dat in bepaalde gebieden of op bepaalde openbare wegen binnen het arrondissement of in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de transactiebevoegdheid.

  • 2 Alvorens een besluit als in het eerste lid bedoeld te nemen, hoort de hoofdofficier van justitie de betrokken korpschef. Dit horen kan achterwege blijven, indien de hoofdofficier van justitie het nodig oordeelt dat in het gehele arrondissement in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de transactiebevoegdheid.

  • 3 De betrokken korpschefs dragen zorg voor de uitvoering van het besluit.

  • 4 Indien een besluit als bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op buitengewoon opsporingsambtenaren wordt een afschrift gezonden aan de betrokken direct toezichthouder. Indien de hoofdofficier van justitie niet de toezichthouder van de ambtenaren is, wordt tevens een afschrift gezonden aan de toezichthouder.

§ 3. De betaling en het Centraal Justitieel Incassobureau

Artikel 6

  • 1 De betaling van een geldsom ter voorkoming van strafvervolging geschiedt door storting of overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 2 In bijzondere gevallen kan de betaling eveneens plaatsvinden op een door de bevoegde ambtenaar aan te wijzen plaats.

  • 3 Als plaats van betaling als bedoeld in het tweede lid, wordt slechts aangewezen een politiebureau of - indien de bevoegde ambtenaar een militair van de koninklijke marechaussee is - een brigadebureau of de betrokken doorlaatpost, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege de betrokken korpschef.

  • 4 Degene die betaalt, maakt daarbij op een door de bevoegde ambtenaar aan te geven wijze melding van de zaak waarop de betaling betrekking heeft.

  • 5 Indien de zaak waarop betaling van een geldsom ter voorkoming van strafvervolging betrekking heeft, niet is vermeld op de wijze, bedoeld in het vierde lid, kan het Centraal Justitieel Incassobureau het aan hem betaalde bedrag terugstorten op de rekening waarvan het bedrag afkomstig is, of anderszins het bedrag terugbetalen aan de persoon die heeft betaald.

Artikel 7

  • 1 De betaling van de geldsom geschiedt binnen twee weken na de dag waarop het strafbare feit is ontdekt, dan wel, bij storting of overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau, uiterlijk zes weken na die dag.

Artikel 7a

  • 1 Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak de ambtenaren, bedoeld in artikel 2, te ondersteunen bij hun taken met betrekking tot de inning van de gelden, voortvloeiend uit het gebruik van de transactiebevoegdheid.

  • 2 Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun taken verlangen.

  • 3 De bevoegde ambtenaren verstrekken het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

§ 4. Het toezicht

Artikel 8

  • 1 In het belang van een juist gebruik van de transactiebevoegdheid wordt er op toegezien, dat de bevoegde ambtenaar die besluit een voorwaarde ter voorkoming van strafvervolging te stellen, aan de betrokken persoon een kennisgeving doet toekomen waarin de voorwaarde is vermeld.

  • 2 Indien de verdachte wordt staande gehouden, wordt de kennisgeving aanstonds aan hem uitgereikt. In andere gevallen wordt de kennisgeving achtergelaten op het voertuig waarmee het feit werd begaan, dan wel zo spoedig mogelijk aan de betrokken persoon toegezonden. In het geval bedoeld in artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 vindt de toezending niet later plaats dan drie maanden na de dag waarop het strafbare feit werd begaan.

  • 3 Onze Minister stelt het formulier van de kennisgeving vast, dan wel de eisen waaraan een formulier van kennisgeving moet voldoen.

Artikel 9

  • 1 Mede in het belang van een juiste verantwoording der ontvangen geldsommen wordt er op toegezien, dat de bevoegde ambtenaar ter voorkoming van strafvervolging geen andere voorwaarde stelt dan de betaling van een door het openbaar ministerie vastgestelde en door Onze Minister in de Staatscourant bekend gemaakte geldsom.

  • 2 Er wordt voorts op toegezien, dat aan degene die anders dan door storting of overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau aan de gestelde voorwaarde voldoet, onverwijld een betalingsbewijs wordt uitgereikt dat door de met de inning belaste ambtenaar is gedagtekend en ondertekend.

  • 3 De bevoegde ambtenaar en de met de inning belaste ambtenaar worden in het bezit gesteld van een lijst met voor transactie vatbare feiten en daarvoor vastgestelde geldsommen. Aan de betrokken persoon verlenen zij desgevraagd inzage in deze lijst.

Artikel 10

  • 1 De bevoegde ambtenaar houdt aantekening van elke zaak waarin hij een voorwaarde ter voorkoming van strafvervolging heeft gesteld. Tevens wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, aantekening gehouden van de voldoening aan de gestelde voorwaarde.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden, uiterlijk binnen een jaar nadat zij zijn opgemaakt, desverlangd getoond aan de ambtenaren van het openbaar ministerie in het arrondissement waar de opsporingsambtenaren hun dienst hebben uitgeoefend.

  • 3 De hoofdofficier van justitie wint periodiek rapport in van de korpschefs van de regionale politiekorpsen over de wijze waarop de onder hen ressorterende in het arrondissement hun dienst uitoefenende ambtenaren gebruik hebben gemaakt van de verleende transactiebevoegdheid. De korpschefs zenden hun rapporten in door tussenkomst van de betrokken korpsbeheerder.

  • 4 Het hoofd van het landelijk parket, bedoeld in artikel 137, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wint periodiek rapport in van de korpschef van het Korps landelijke politiediensten over de wijze waarop de onder deze ressorterende ambtenaren gebruik hebben gemaakt van de verleende transactiebevoegdheid. De korpschef zendt zijn rapport in door tussenkomst van de korpsbeheerder.

§ 5. De verantwoording der gelden

Artikel 11

  • 1 Het hoofd van de Directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Justitie draagt zorg voor de opening van een of meer bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau die uitsluitend zijn bestemd voor de betaling van gelden, voortvloeiend uit het gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 74 en 74c van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2 De directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau is belast met het beheer van de rekeningen. Hij draagt er zorg voor dat de ontvangen gelden periodiek worden overgemaakt op een daartoe bestemde bankrekening van het Ministerie van Justitie.

  • 3 Onze Minister stelt nadere voorschriften vast omtrent het beheer van de in het eerste lid bedoelde bankrekeningen en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 12

  • 1 Door of vanwege de korpschef worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met de inning van gelden die anders dan door storting of overschrijving op een in artikel 11, eerste lid, bedoelde rekening worden betaald.

  • 2 Onze Minister stelt het formulier vast van het door deze ambtenaren uit te reiken betalingsbewijs, dan wel de eisen waaraan het betalingsbewijs moet voldoen.

  • 3 De ontvangen gelden worden regelmatig op de voorgeschreven wijze overgemaakt op de daartoe bestemde bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 4 Onze Minister stelt nadere voorschriften vast omtrent de verstrekking en het beheer van de betalingsbewijzen, de afrekening en verantwoording van de ontvangen gelden en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 13

De met de inning belaste ambtenaren en al degenen die verder bij de uitvoering van de in artikel 12, vierde lid, bedoelde voorschriften zijn betrokken, verstrekken desgevraagd alle inlichtingen hieromtrent aan de hoofdofficier van justitie, alsmede aan de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau.

Artikel 14

  • 1 Wat het Korps landelijke politiediensten en de regionale politiekorpsen betreft doen de korpsbeheerders op de door Onze Minister te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 12, vierde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole.

  • 2 Wat de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren betreft doen de betrokken korpschefs op de door Onze Minister te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 12, vierde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole.

§ 6. Bijstand

Artikel 15

In het geval de transactiebevoegdheid wordt uitgeoefend gedurende de periode dat ingevolge Hoofdstuk IX van de Politiewet 1993 bijstand wordt verleend, geschieden de betaling van de transactie op de wijze van, en de afrekening, verantwoording en controle van de ontvangen gelden door het politiekorps waaraan bijstand wordt verleend.

§ 6a. Inning van transactiegelden ten behoeve van het openbaar ministerie

Artikel 15a

  • 1 Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak het openbaar ministerie te ondersteunen bij zijn taken met betrekking tot de inning van de gelden, voortvloeiend uit het gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2 Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun taken verlangen.

  • 3 De amtenaren van het openbaar ministerie verstrekken het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

  • 4 De betaling van de geldsom geschiedt binnen zes weken vanaf de dagtekening van de acceptgiro die de betrokkene van het CJIB ontvangt, dan wel binnen een door het openbaar ministerie bepaalde andere termijn.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 16

Het Besluit politietransactie, het Besluit transactie Koninklijke Marechaussee en het Besluit transactie Rijksdienst voor het Wegverkeer worden ingetrokken.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Politiewet 1993 in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 9 mei 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de veertiende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van het Transactiebesluit 1994.

Feitnr.

Omschrijving

Artikel

Categorie

 

Categorie-indeling B:

   
 

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voorzover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
 

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
 

3. Bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
 

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
 

5. Voetgangers;

   
 

6. Overige weggebruikers;

   
 

7. Schippers;

   
 

8. Een ieder.

   
       
 

Nummers K 005 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en Reglement rijbewijzen (RR)

   
       

K 005

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs is gevorderd dan wel het rijbewijs is ingenomen

9 lid 7 WVW 1994

1/2

       
 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden, terwijl het kentekenbewijs is ingevorderd

36 lid 3 onder c WVW 1994

 

K 020 a

– na deugdelijk herstel

 

1/2

       
 

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde

110 lid 1 WVW 1994 jo. artikel 5 lid 1 onder b RR

 

K 070 a

– een bromfiets

 

3

K 070 b

– een gehandicaptenvoertuig

 

3

K 070 c

– een landbouwtrekker

 

1

K 070 d

– een motorrijtuig met beperkte snelheid (niet zijnde een stoom- of motorwals)

 

1

K 145 b

als bestuurder handelen in strijd met een of meer aan een ontheffing verbonden voorschriften betreffende de lengte/breedte/hoogte/massa en/of begeleiding

150 lid 2 WVW 1994

1

K 160 a

als bestuurder, die in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 6 WVW 1994

1/2/3/4/6

K 160 b

als bestuurder van een voertuig in het kader van het beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, die in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 6 WVW 1994

1

       
 

Categorie-indeling A (Voertuigreglement)

   
 

2. Personenauto's;

   
 

3. Bedrijfsauto's;

   
 

4. Motorfietsen;

   
 

5. Driewielige motorrijtuigen;

   
 

6. Bromfietsen;

   
 

7. Motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
 

8. Landbouwtrekkers;

   
 

9. Fietsen;

   
 

10. Gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een verbrandingsmotor of een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie;

   
 

11. Gehandicaptenvoertuigen uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
 

12. Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;

   
 

13. Aanhangwagens met toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;

   
 

14. Aanhangwagens achter landbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
 

15. Aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);

   
 

16. Aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

   
 

17. Wagens.

   
       
 

Nummers N 150 b – P 351 e: Voertuigreglement (VR)

   
       

N 150 b

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl het na 31-12-1987 in gebruik genomen voertuig, met een toegestane maximum massa van meer dan 12 000 kg niet is voorzien van een snelheidsbegrenzer

5.3.15 VR

3

N 150 c

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de na 31-12-1987 in gebruik genomen bus met een toegestane maximum massa van meer dan 10 000 kg niet is voorzien van een snelheidsbegrenzer

5.3.15 VR

3

N 150 d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer niet aan de eisen voldoet. Wat betreft een bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en wat betreft een bus maximaal 100km/h.

5.3.15 VR

3

       
 

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12 particulier gebruik) de vermindering bedraagt

5.2.38, 5.4.38, 5.5.38 en 5.12.38 VR

 

N 381 e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5/12

       
 

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik) de vermindering bedraagt

5.2.38, 5.4.38, 5.5.38 en 5.12.38 VR

 

N 381 g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3/12

N 381 h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3/12

N 381 i

–1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3/12

N 381 j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3/12

       
 

de maximum lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 VR

 

P 111 c

van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

2/3/5/7/8

P 111 d

van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

2/3/5/7/8

       
 

de lading van een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat wordt gebruikt voor het vervoer van voertuigen, langer dan 20 meter:

5.18.13 VR

 

P 130 k

van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P 130 l

van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

       
 

de lading meer dan de toegestane lengte achter (de achterste as van) het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk meer dan 0,60 meter van de uiterste achterzijde is aangebracht (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 VR

 

P 121 c

van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P 121 d

van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

       
 

de lading meer dan de toegestane lengte achter (de achterste as van) het voertuig uitsteekt (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 en 5.18.21 VR

 

P 131 c

van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P 131 d

van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

       
 

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12 000 kg meer bedraagt dan de som van aslasten van het trekkend motorrijtuig

5.18.31 VR

 

P 310 c

– meer dan 50%

 

12

P 310 d

– meer dan 75%

 

12

       
 

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 VR

 

P 350 e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5

       
 

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel de, vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 VR

 

P 350 g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3

P 350 h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3

P 350 i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3

P 350 j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3

       
 

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 VR

 

P 351 e

– meer dan 2,0 m/s2

 

7/8

 

Nummers K 800 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   
       
       
 

Categorie-indeling B:

   
 

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voorzover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
 

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
 

3. Bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
 

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
 

5. Voetgangers;

   
 

6. Overige weggebruikers;

   
 

7. Schippers;

   
 

8. Een ieder.

   
       

K 800

rijonderricht geven zonder in het bezit te zijn van het vereiste certificaat (particulier)

7 lid 1 WRM 1993

8

       
 

rijonderricht geven terwijl het certificaat:

   

K 810 a

– niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 2 onder a WRM 1993

8

K 810 b

– niet voldoet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering

7 lid 2 onder b WRM 1993

8

K 810 c

– niet behoorlijk leesbaar is

7 lid 2 onder c WRM 1993

8

       
 

als houder niet (tijdig) inleveren van een ongeldig verklaard certificaat voor

   

K 815 a

– rijonderricht

15 lid 4 WRM 1993

8

K 815 b

– vakbekwaamheid

22 lid 5 WRM 1993

8

K 820

het certificaat niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

24 WRM 1993

8

K 825

het instructeurbewijs, dan wel het bewijs van ontheffing niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgegeven

28 WRM 1993

8

       
 

Nummers S 015 – S 020: Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
       
 

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

   
 

1. Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen) en brommobielen;

   
 

2. Vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen;

   
 

3. Bromfietsen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
 

4. Landbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

   
       
 

HOOFDSTUK 2. Verkeersregels

   
       
 

VIII. Maximumsnelheid

   
       
 

a. Algemeen

   
       
 

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. De gedraging/overtreding is geconstateerd met behulp van het Videocontrole systeem (VCS) bij snelheden van meer dan 80km/u tot en met 100 km/u, waarbij de onderlinge afstand tussen de voertuigen overeenkomt met een tijd van:

   

S 015 a

– minder dan 0,5 seconde tot en met 0,4 seconde

 

1/2

S 015 b

–minder dan 0,4 seconde tot en met 0,3 seconde

 

1/2

S 015 c

– minder dan 0,3 seconde tot en met 0,2 seconde

 

1/2

S 015 d

– minder dan 0,2 seconde

 

1/2

       
 

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. De gedraging/overtreding is geconstateerd met behulp van het Videocontrole systeem (VCS) bij snelheden van meer dan 100 km/u tot en met 120 km/u. waarbij de onderlinge afstand tussen de voertuigen overeenkomt met een tijd van:

   

S 020 a

–minder dan 0,5 seconde tot en met 0,4 seconde

 

1/2

S 020 b

– minder dan 0,4 seconde tot en met 0,3 seconde

 

1/2

S 020 c

– minder dan 0,3 seconde tot en met 0,2 seconde

 

1

 

Nummers R 412 – R 630 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990)

   
       
 

Categorie-indeling B:

   
 

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voorzover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
 

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
 

3. Bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
 

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
 

5. Voetgangers;

   
 

6. Overige weggebruikers;

   
 

7. Schippers;

   
 

8. Een ieder.

   
       
 

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
       
 

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R 412

een (brom)fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

3/4

       
 

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
       
 

II. Verkeersborden

   

R 587

een (brom)fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

3/4

       
 

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

   
       
 

als weggebruiker niet

   

R 627 a

–opvolgen van de in de Bijlage II vastgestelde aanwijzing om te stoppen, gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersbrigadiers

82 lid 1 jo. 82 lid 3 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/6

R 627 b

– stoppen voor een stopteken dat bestaat uit een bord F10 van Bijlage I van het RVV 1990, dan wel een rode lamp, dan wel een rode vlag, gegeven door een begeleider van een railvoertuig

82 lid 4 RVV 1990

1/2/3/4/5/6

       
 

als weggebruiker niet opvolgen van de in de Bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

   

R 630 b

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaar

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/5/6

       
 

Categorie-indeling E (Scheepvaartwetgeving)

   
 

1. (gezagvoerende) schippers;

   
 

2. Bestuurder;

   
 

3. Bemanningslid;

   
 

4. Waterskier;

   
 

5. Werkgever;

   
 

6. Exploitant;

   
 

7. Eigenaar of houder;

   
 

8. Een ieder.

   
       
 

Nummers W 065 – W 166: Binnenvaartpolitiereglement (BPR) Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   
       
 

als schipper van een snelle motorboot sneller varen dan 20 km/uur, waar dat verboden is en wel een overschrijding van

6.02 lid 3 BPR

 

W 065

tot 6 km/uur

 

1

W 066

6 tot 15 km/uur

 

1

W 067

15 tot 25 km/uur

 

1

W 068

25 tot 35 km/uur

 

1

W 069

35 km/uur of meer

 

1

       
 

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan, en wel een overschrijding van

5.01 BPR i.v.m. verkeersteken B6 of bekendmaking met zelfde strekking 13 BABS

 

W 075

tot 6 km/uur

1

W 076

6 tot 15 km/uur

 

1

W 077

15 tot 25 km/uur

 

1

W 078

25 tot 35 km/uur

 

1

W 079

35 km/uur of meer

 

1

 

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan en wel een overschrijding van

Plaatselijke regeling

 

W 095

tot 6 km/uur

 

1

W 096

6 tot 15 km/uur

 

1

W 097

15 tot 25 km/uur

 

1

W 098

25 tot 35 km/uur

 

1

W 099

35 km/uur of meer

 

1

       
 

Overige

   

W 150

als schipper van een schip varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een persoon die de voorgeschreven leeftijd heeft bereikt

1.09 lid 1 BPR

1

W 152

als schipper van een snelle motorboot varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een persoon van tenminste 18 jaar

1.09 lid 4 BPR

1

W 156

als schipper van een schip varen terwijl niet aan boord is een bijgewerkt exemplaar van het Binnenvaartpolitiereglement

1.11 BPR

1

       
 

als schipper van een schip bij het meren of verhalen gebruik maken van

   

W 158 a

– verkeerstekens

1.13 lid 1 BPR

1

W 158 b

– andere voorwerpen dan die daarvoor bestemd zijn

7.04 lid 3 BPR

1

W 160

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een voor de doorgaande vaart bestemd gedeelte van de vaarweg

9.05 BPR

1

W 162

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een gedeelte van de vaarweg waar dit verboden is

Plaatselijke regeling

1

       
 

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet zijn aangebracht

   

W 164 a

– schip

2.01 BPR

1

W 164 b

– klein schip

2.02 BPR

1

       
 

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht

   

W 166 a

– schip

2.01 BPR

1

W 166 b

– klein schip

2.02 BPR

1

       

W 170

als schipper varen in strijd met een duidelijk zichtbaar geplaatst en voor hem geldend verbodsteken als bedoeld onder A.1 van de bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement

6.08 onder 2 BPR

1

       
 

Nummers W 300 – W 305 Binnenschepenwet (BSW)

   
       
 

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder dat hij is voorzien van een geldig

46 BSW jo. 16 BSW

 

W 300 b

– klein vaarbewijs

 

1

W 305

als schipper niet op eerste vordering een geldig vaarbewijs of een het vaarbewijs vervangend document behoorlijk ter inzage afgeven

52a BSW

1

       
 

Nummers W 420 – W 485: Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart (WVBB), het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart (BVBB), Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995 (BRPR 1995), Reglement onderzoek schepen op de Rijn (ROSR) en Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATBvv)

   
       
 

Wisseling van de exploitatiewijze

   
       
 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat ieder bemanningslid bij een wisseling van de exploitatiewijze de volledige rusttijd heeft genoten (per bemanningslid)

7 BVBB jo. 5 ATBvv/23.07 ROSR

 

W 420 a

– 1 uur

 

1/5

W 420 b

– 2 uren

 

1/5

W 420 c

– 3 uren

 

1/5

W 420 d

– 4 uren

 

1/5

       
 

Dagvaart

   
       
 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat ieder bemanningslid de volledige rusttijd heeft genoten (per bemanningslid)

5 BVBB jo 5 ATBvv/23.06 ROSR

 

W 425 a

– 1 uur

 

1/5

W 425 b

– 2 uren

 

1/5

W 425 c

– 3 uren

 

1/5

W 425 d

– 4 uren

 

1/5

 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat de vaart tussen 22.00 uur en 06.00 uur wordt onderbroken, met (geen overschrijding van de vaar-/rusttijd)

10 lid 1 BVBB/23.05 ROSR

 

W 435 a

– 1 uur

 

1/5

W 435 b

– 2 uren

 

1/5

W 435 c

– 3 uren

 

1/5

W 435 d

– 4 uren

 

1/5

       
 

Semi-continuvaart

   
       
 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat ieder bemanningslid de volledige rusttijd heeft genoten (per bemanningslid)

5 BVBB jo.5 ATBvv/23.06 ROSR

 

W 440 a

– 1 uur

 

1/5

W 440 b

– 2 uren

 

1/5

W 440 c

– 3 uren

 

1/5

W 440 d

– 4 uren

 

1/5

       
 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat de vaart tussen 23.00 uur en 05.00 uur wordt onderbroken, met (geen overschrijding van de vaar-/rusttijd)

10 lid 2 BVBB/23.05 ROSR

 

W 445 a

– 1 uur

 

1/5

W 445 b

– 2 uren

 

1/5

W 445 c

– 3 uren

 

1/5

W 445 d

– 4 uren

 

1/5

       
 

Continuvaart

   
       
 

als gezagvoerend schipper of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat ieder bemanningslid de volledige rusttijd heeft genoten (per bemanningslid)

5BVBB jo 5 ATBvv/23.6 ROSR

 

W 450 a

– 1 uur

 

1/5

W 450 b

– 2 uren

 

1/5

W 450 c

– 3 uren

 

1/5

W 450 d

– 4 uren

 

1/5

       
 

Minimumbemanning

   
       
 

als gezagvoerend schipper varen terwijl of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat, tijdens de vaart de minimumbemanning zich voortdurend aan boord bevindt, bij het ontbreken van

15 lid 1 BVBB/23.01 ROSR

 

W 455 a

– 1 bemanningslid

 

1/5

W 455 b

– 2 bemanningsleden

 

1/5

       
 

Bescheiden

   
       
 

als gezagvoerend schipper dan wel als werkgever geen zorg hebben gedragen dat de schipper in het bezit is van een Grootpatent, een vaarbewijs, dan wel een bewijs van bekwaamheid voor de binnenvaart

   

W 460 a

– binnenvaart

18 onder a BVBB/23.04 lid 5.1 ROSR

1/5

W 460 b

– zeescheepvaart op binnenwateren

29 onder b BVBB/20.03 ivm 23.04 lid 5.1 ROSR

1/5

W 465

als gezagvoerend schipper/bemanningslid varen terwijl of als werkgever geen zorg hebben gedragen dat het betrokken bemanningslid in het bezit is van een dienstboekje

24 lid 1 BVBB/23.04 lid 1 ROSR

1/3/5

W 470

als gezagvoerend schipper geen zorg hebben gedragen dat een vaartijdenboek aan boord van het schip aanwezig is

25 BVBB/23.08 ROSR

1

W 472

als gezagvoerend schipper het vaartijdenboek niet in de stuurhut aanwezig hebben

27 lid 5 BVBB

1

       
 

als gezagvoerend schipper het vaartijdenboek niet dan wel niet op de juiste wijze bijhouden over een periode van:

27 lid 1, 2 en 3 BVBB/23.08 ROSR

 

W 475 a

– 1 dag

 

1

W 475 b

– 2 dagen

 

1

W 475 c

– 3 dagen

 

1

 

als gezagvoerend schipper geen zorg hebben gedragen dat het vorige ongeldige vaartijdenboek aan boord wordt bewaard, gedurende een periode

27 lid 6 BVBB/23.08 lid 3 ROSR

 

W 480 a

– tot 1 week na de ingebruikname van het nieuwe vaartijdenboek

 

1

       
 

als gezagvoerend schipper geen zorg hebben gedragen dat de registraties van de tachograaf in chronologische volgorde aan boord worden bewaard, gedurende een periode

11 BVBB/23.08 lid 5 ROSR

 

W 485 a

– van 1 week na de laatste aantekening

 

1

       
 

Nummers W 500 – W 532: Binnenvaartpolitiereglement ( BPR) en plaatselijke verordeningen

   
       
 

Snelle motorboten

   

W 500

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen of als eigenaar of houder van een snelle motorboot geen zorg hebben gedragen dat de motorboot is geregistreerd

1.0.2 lid 2 en 8.01 lid 1 BPR

1/7

W 502

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen, terwijl deze wel is geregistreerd, doch niet ten name van de eigenaar of als eigenaar van een snelle motorboot die wel is geregistreerd, doch niet ten name van de eigenaar, geen zorg hebben gedragen dat deze ten name van de eigenaar is geregistreerd

1.0.2.lid 2 en 8.05 jo 8.01 BPR

1/7

W 504

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat het voorgeschreven registratieteken is aangebracht of als eigenaar of houder van een snelle motorboot geen zorg hebben gedragen dat daarop het voorgeschreven registratieteken is aangebracht

1.0.2. lid 2 en 8.05 jo. 8.02 lid 1 BPR

1/7

W 506

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen terwijl het voorgeschreven registratieteken niet op de voorgeschreven wijze is aangebracht of als eigenaar of houder van een snelle motorboot geen zorg hebben gedragen dat het voorgeschreven registratieteken op de voorgeschreven wijze is aangebracht

1.0.2. lid 2 en 8.05 jo. 8.02 lid 1 BPR

1/7

W 508

als schipper van een snelle motorboot, waarvoor qua constructie een registratieteken van 100 x 60 x 15 mm groot genoeg is, aan de scheepvaart deelnemen zonder dat het voorgeschreven registratieteken is aangebracht of als eigenaar of houder van een snelle motorboot waarvoor qua constructie een registratieteken van 100x60x15 mm groot genoeg is, geen zorg hebben gedragen dat daarop het voorgeschreven registratieteken is aangebracht

1.02 lid 2 en 8.05 jo 8.02 lid 2 BPR

1/7

W 510

als schipper van een snelle motorboot, waarvoor qua constructie een registratieteken van 100 x 60 x 15 mm groot genoeg is, aan de scheepvaart deelnemen terwijl het voorgeschreven registratieteken niet op de voorgeschreven wijze is aangebracht of als eigenaar of houder van een snelle motorboot waarvoor qua constructie een registratieteken van 100x60x15 mm groot genoeg is, geen zorg hebben gedragen dat daarop het voorgeschreven registratieteken op de voorgeschreven wijze is aangebracht

1.0.2. lid 2 en 8.0.5. jo 8.02 lid 2 BPR

1/7

W 512

als schipper van een snelle motorboot het registratiebewijs niet aan boord hebben of als eigenaar of houder van een snelle motorboot geen zorg hebben gedragen dat het registratiebewijs aan boord is

1.02 en 8.05 jo.8.01 lid 2 BPR

1/7

W 514

als bestuurder van een snelle motorboot, die qua constructie niet veilig staande kan worden bestuurd, tijdens het varen niet zitten op de bestuurderszitplaats

8.04 lid 1a BPR

2

W 516

als bestuurder van een snelle motorboot, deze staande besturen zonder een reddingsvest te dragen

8.04 lid 5 BPR

2

W 518

als bestuurder van een snelle motorboot varen zonder gebruik te maken van de «dodemansknop»

8.04 lid 1b BPR

2

W 520

als schipper van een snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart terwijl de snelle motorboot niet is voorzien van een deugdelijke geluiddempende inrichting voor de afvoer van uitlaatgassen of als eigenaar of houder van een snelle motorboot die deelneemt aan de scheepvaart, geen zorg hebben gedragen dat deze is voorzien van een deugdelijke geluiddempende inrichting voor de afvoer van uitlaatgassen

1.02 lid 2 en 8.05 jo 8.03 onder b BPR

1/7

W 522

als schipper van een snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart terwijl de snelle motorboot niet is voorzien van een technische voorziening waardoor bij het onderbreken van de besturing de voortstuwingsmiddelen onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen of als eigenaar of houder van een snelle motorboot, die deelneemt aan de scheepvaart, geen zorg hebben gedragen dat deze is voorzien van een technische voorziening waardoor bij het onderbreken van de besturing de voortstuwingsmiddelen onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen(«dodemansknop»)

1.02 lid 2 en 8.05 jo 8.03 onder d BPR

1/7

W 524

als schipper van een snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart terwijl de snelle motorboot niet is voorzien van een deugdelijk brandblusapparaat of als eigenaar of houder van een snelle motorboot, die deelneemt aan de scheepvaart, geen zorg hebben gedragen dat deze is voorzien van een deugdelijk brandblusapparaat

1.02 lid 2 en 8.05 jo 8.03 onder f BPR

1/7

       
 

als schipper van een snelle motorboot deelnemen aan de scheepvaart terwijl de snelle motorboot niet is voorzien van een voor alle opvarenden voldoende aantal reddingsvesten en/of drijfkussens of als eigenaar of houder van een snelle motorboot die deelneemt aan de scheepvaart, geen zorg hebben gedragen dat deze is voorzien van een voor alle opvarenden voldoende aantal reddingsvesten en/of drijfkussens:

1.02 lid 2 en 8.05 jo. 8.03 onder e BPR

 

W 526 a

– bij ontbreken vanéé n

 

1/7

W 526 b

– bij ontbreken van twee

 

1/7

W 526 c

– bij ontbreken van drie

 

1/7

W 526 d

– bij ontbreken van vier

 

1/7

W 526 e

– bij ontbreken van vijf of meer

 

1/7

W 528

als schipper van een snelle motorboot doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik doen maken waar c.q. wanneer waterskiën verboden is of als waterskier waterskien of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken c.q. wanneer waterskien verboden is.

8.06 lid 1 c.q. teken A14 BPR

1/4

W 530

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs voortbewegen zonder dat deze bestuurder zich doet bijstaan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk (geen uitkijk of aanwezige uitkijk jonger dan 12 jaar)

8.06 lid 2 BPR

2

W 532

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs voortbewegen zonder dat deze bestuurder zich doet bijstaan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk (aanwezige uitkijk tussen 12 – 15 jaar)

8.06 lid 2 BPR

2

       
 

Nummers H 002 – H 097: Wet Milieubeheer (Wm), de Model Algemene Plaatselijke verordening ( Model-APV) en de Model Afvalstoffenverordening (MAV)

   
       
 

Categorie-indeling B:

   
 

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voorzover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
 

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
 

3. Bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
 

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
 

5. Voetgangers;

   
 

6. Overige weggebruikers;

   
 

7. Schippers;

   
 

8. Een ieder.

   

H 002

huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aanbieden, terwijl men geen gebruiker van het perceel is

Pl.V.

8

H 003

de voorgeschreven categorieën huishoudelijke afvalstoffen niet afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Pl.V.

8

H 004

huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen inzamelmiddel

Pl.V.

8

H 005

het inzamelmiddel voor andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen gebruiken, dan waarvoor het bestemd is

Pl.V.

8

H 006

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven plaatsen en wijzen aanbieden

Pl.V.

8

H 007

afvalstoffen via het voor dat perceel toegewezen inzamelmiddel aanbieden, terwijl men niet de gebruiker van dat perceel is

Pl.V.

8

H 008

via een inzamelvoorziening op wijkniveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening bestemd is

Pl.V.

8

H 009

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aanbieden

Pl.V.

8

H 010

via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor het brengdepot bestemd is

Pl.V.

8

H 011

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via brengdepot op lokaal of regionaal niveau aanbieden

Pl.V.

8

H 012

categorieën huishoudelijke afvalstoffen, die zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden, niet op de voorgeschreven wijzen ter inzameling aanbieden

Pl.V.

8

H 013

huishoudelijke afvalstoffen op andere dan de vastgestelde dagen en tijden ter inzameling aanbieden

Pl.V.

8

H 014

andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst aanbieden

Pl.V.

8

H 015

niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden, de door B en W aangewezen categorieën van afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen

Pl.V.

8

H 016

afvalstoffen die ter inzameling gereed staan doorzoeken en verspreiden

Pl.V.

8

H 017

andere afvalstoffen dan straatafval achterlaten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken

Pl.V.

8

H 018

afvalstoffen op of in de bodem te brengen of te houden, te verbranden, te bewaren, over te laden of anderszins te bewerken, te verwerken of te vernietigen

28.1 MAV

8

H 019

afvalstoffen op een zodanige plaats opslaan of opgeslagen houden dat deze vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn

29.1 MAV

8

H 020

afvalstoffen zodanig te vervoeren dat de weg kan worden verontreinigd of het milieu kan worden beïnvloed

30 MAV

8

       
 

als particulier afval, vuilnis of andere stoffen of voorwerpen buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats op of in de bodem plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen, te laten lopen of te houden, hetgeen

Pl.V.

 

H 096 a

– verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van een weg tot gevolg heeft

 

8

H 096 b

– aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu

 

8

H 097

als particulier huishoudelijk afval op de bodem werpen/laten vallen/laten lopen, waardoor verontreiniging van de weg ontstaat

 

8

       
 

Autowrakken

   

H 106

een autowrak aanwezig hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (verdachte is verplicht het voertuig bij een legale verwerker af te leveren)

10.17 lid 1 Wm

8

       
 

Nummers H 161 – H 176: Vuurwerkbesluit (Vb)

   
       

H 161

vuurwerk voorhanden hebben dat niet voldoet aan de gestelde eisen (uitgezonderd handel)

1.2.2 Vb

 

H 161 a

–strijkers 1 t/m 100 stuks

 

8

H 161 b

– strijkers 101 t/m 300 stuks

 

8

H 166

vuurwerk is niet voorzien van de aanduiding: bestemd voor particulier gebruik (uitgezonderd handel)

2.1.3 Vb

8

H 171

vuurwerk afsteken buiten de toegestane tijden (31–12 10.00 uur tot 01–01 02.00 uur)

2.3.6 Vb

8

H 176

als particulier vuurwerk voorhanden hebben buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit (uitgezonderd handel)

1.2.4 lid 1 Vb

8

       
 

Nummers H 200 – H 205: Geluidhinder

   

H 200

rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden verstoord

431 WvSr

8

H 205

als particulier met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt, of toelaten dat deze handelingen worden verricht

Pl.V.

8

       
 

Nummers H 300 – H 330: Plaatselijke verordeningen (PL.V)

   

H 300

zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op voor publiek toegankelijke parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken dan wel in/tussen aanplantingen, bloemperken, heester- of struikgewassen, die op of aan de weg liggen

Pl.V.

8

H 305

zonder daartoe bevoegd te zijn schade toebrengen aan bomen, heesters, bloemen of grasperken in een park, een bos of op andere dergelijke plaatsen

Pl.V.

8

H 310

met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V.

1/2/3/4/6

H 311

met een voertuig rijden (crossen) door een park/ plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V.

1/2/3/4/6

H 315

roken in bos, duin dan wel andere dergelijke gebieden op tijd en plaats waarop dit niet is toegestaan

Pl.V.

8

 

het is verboden in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben

Pl.V.

 

H 320 a

– het afbranden van slootkanten, bermen en/of talud

 

8

H 320 b

– overige situaties

 

8

       
 

als eigenaar of houder van een hond er niet voor zorgen dat deze zich niet van uitwerpselen ontdoet

Pl.V.

 

H 325 a

– op een weggedeelte (mede) bestemd voor voetgangers

 

8

H 325 b

– op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide

 

8

H 325 c

–op een andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen plaats

 

8

       

H 330

met een pleziervaartuig varen in/door rietkragen, biezen of ander opstaand gewas dan wel een pleziervaartuig daar afmeren

Pl.V.

8

       
 

Nummer H 425: Jachtwet

   

H 425

niet verhinderen dat de hond die onder zijn toezicht staat wild zoekt, bemachtigt dan wel doodt op grond waar hij niet bevoegd is te jagen

25 JW

8

       
 

Nummer H 710: Wet op de openluchtrecreatie (WodO)

   

H 710

voor recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden, buiten kampeerterreinen waarvoor een vergunning, vrijstelling of ontheffing is verleend

15 lid 1 WodO

8

       
 

Nummers D 515 – D 537: Boek 3 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

D 515

door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven, of woon- of verblijfplaats opgeven

435, onder 4 WvSr

8

D 530

zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden

453 lid 1 WvSr

8

       
 

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden:

460 WvSr

 

D 535 i

–op grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt

 

1/2/3/4/5/6/8

D 535 j

– gedurende de maanden mei tot en met oktober op enig wei- of hooiland

 

1/2/3/4/5/6/8

D 537

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich te bevinden op eens anders grond, waarvan de toegang hem op voor hem blijkbare wijze verboden is

461 WvSr

1/2/3/4/5/6/7/8

       
 

Nummers E 105 – E 146: Wet personenvervoer 2000 (WPV2000) Besluit personenvervoer 2000 (BPV2000), Spoorwegwet (SW) en Algemeen Reglement Vervoer (ARV)

   
       

E 105 b

met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenbewijs is toegestaan.

81 lid 2 BPV 2000

8

E 105 c

openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer met een bus of auto verrichten zonder aanduiding als bedoeld in artikel 28 derde lid van de Wegenverkeerswet 1994 op het kentekenbewijs

80 lid 1 BPV 2000

8

E 105 d

openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer met een bus of auto verrichten, terwijl het keuringsbewijs als bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn geldigheid had verloren, omdat daaruit niet bleek dat werd voldaan aan de eisen, als bedoeld in het derde lid, onder b, van artikel 80 van het Besluit personenvervoer 2000.

80 lid 2 BPV 2000 jo. 72 WVW 1994

8

E 106

geen vergunningsbewijs van de vervoerder aanwezig in bus of auto waarmee openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer wordt verricht

16 lid 1 BPV 2000

8

E 110 a

een bus besturen zonder in het bezit te zijn van een niet ouder dan vijf jaar zijnde geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat hij geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen heeft welke hem zouden kunnen beletten een bus naar behoren te besturen en dat hij beschikt over voldoende gehoor- en gezichtsvermogen

74 lid 1 BPV 2000

1/8

E 110 c

als bestuurder van een bus geen geneeskundige verklaring bij zich hebben

74 lid 3 BPV 2000

1

E 112

als vervoerder taxivervoer heeft verricht zonder er voor zorg te dragen dat terstond voor aanvang en na beëindiging van de rit volledig en naar waarheid een controledocument( rittenstaat) wordt ingevuld

127 lid 1 onder d BPV 2000

8

       
 

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht:

75 lid 1 en lid 3 BPV 2000

 

E 113 a

– niet in het bezit zijn van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurspas

 

1/8

E 113 b

– de chauffeurspas niet bij zich hebben

 

1

E 113 c

– de chauffeurspas niet voor de reiziger zichtbaar aanwezig houden in de auto

 

1

       
 

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

72 WPV 2000 jo. 52a BPV 2000

 

E 120 a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E 120 b

– de bediening en het gebruik van een vervoermiddel

 

8

E 120 c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

       
 

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

72 WPV 2000 jo. 52b BPV 2000

 

E 121 a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E 121 b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

       
 

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door een vervoermiddel te gebruiken

72 WPV 2000 jo. 52b BPV 2000

 

E 122 a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E 122 b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E 123

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door stoffen of voorwerpen uit een vervoermiddel te werpen

72 WPV 2000 jo. 52c BPV 2000

8

       
 

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich

72 WPV 2000 jo. 52d BPV

 

E 124 a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E 124 b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E 125 a

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een vervoermiddel, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan.

72 WPV 2000 jo. 52 i BPV 2000

8

E 125 b

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan.

72 WPV 2000 jo 52 i BPV 2000

8

E 126

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op een, gedeelte van een, station of halte op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

72 WPV 2000 jo. 52 j BPV 2000

8

E 127

als reiziger de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station of halte te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

72 WPV 2000 jo. 52 k BPV 2000

8

E 128

als reiziger niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

73 WPV 2000

8

       
 

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

5 lid 1 jo. 5 lid 2a ARV

 

E 130 a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E 130 b

– de bediening en het gebruik van een trein

 

8

E 130 c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

       
 

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

5 lid 1 jo. 5 lid 2b ARV

 

E 131 a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E 131 b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

       
 

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door een trein te gebruiken

5 lid 1 jo. 5 lid 2b ARV

 

E 132 a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E 132 b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

       
 

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich

5 lid 1 jo. 5 lid 2d ARV

 

E 134 a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E 134 b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E 135

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan.

5 lid 1 jo. 5 lid 2i ARV

8

E 136

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op een, gedeelte van een, station op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

5 lid 1 jo. 5 lid 2j ARV

8

E 137

de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

5 lid 1 jo. 5 lid 2k ARV

8

E 138

het niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

7 ARV

1/2/3/4/5/6/8

E 145

op of langs de spoorweg rijden of lopen

43 SW

1/2/3/4/5/6

E 146

paarden, vee of andere dieren op of langs de spoorweg te drijven of te laten lopen

44 SW

8

       
 

Nummer E 161: Reglement op de Raccordementen (R.Rac)

   
       
 

bij een overweg, die niet in een voor het verkeer openstaande weg is gelegen,

   

E 161 a

– deze opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

12 lid 3 R.Rac

1/2/3/4/5/6

E 161 b

– een railvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten

12 lid 3 R.Rac

1/2/3/4/5/6

E 161 c

– deze opgaan, indien een verkeerslicht rood licht of rood knipperlicht toont, dan wel een stopteken dat bestaat uit een bord F10 van Bijlage I van het RVV 1990, een rode lamp of een rode vlag, wordt getoond

12 lid 4 R.Rac

1/2/3/4/5/6

       
 

Nummer E 320: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

   

E 320 a

– niet voldoen aan vordering van toezichthouder

34 lid 1 onder a WAHV

8

E 320 b

– onjuiste gegevens opgeven, na vordering van toezichthouder

34 lid 1 onder b WAHV

8

E 320 c

– niet voldoen aan de vordering van de officier van justitie het rijbewijs op een bepaalde tijd en aangewezen plaats in te leveren

34 lid 1 onder c WAHV

8

       
 

Nummers E 630 – E 670: Visserijwet 1963 (ViW) Besluit verbod gebruik van levende aasvis (BLVA), Reglement voor de Binnenvisserij 1985 (RB), Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 (RMGT) Reglement zee- en kustvisserij 1977 (RZK) en Beschikking visserij visserijzone zeegebied en kustwateren (BVVZK)

   
       
 

Kustvisserij

   
       
 

Documenten

   
       
 

de kustvisserij uitoefenen zonder schriftelijke vergunning van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

7 lid 1 ViW

 

E 630 a

– meer dan twee hengels

 

8

       
 

de kustvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven:

55 lid 1 onder b ViW

 

E 632 a

– de vergunning (meer dan twee hengels)

 

8

E 632 b

– de vergunning (bij overige toegestane vistuigen)

 

8

       
 

Binnenvisserij

   
       
 

Documenten

   
       
 

de binnenvisserij uitoefenen zonder een geldige sportvisakte te kunnen tonen, met

10 lid 1 jo 10 lid 2 onder a ViW

 

E 640 a

–één of twee hengel(s)

 

8

E 640 b

– één peur

 

8

       
 

de binnenvisserij uitoefenen zonder een geldige grote visakte te kunnen tonen, met

10 lid 1 jo 10 lid 2 onder b ViW

 

E 642 a

– meer dan twee hengels

 

8

E 642 b

– andere toegestane vistuigen

 

8

       
 

de binnenvisserij uitoefenen zonder schriftelijke vergunning van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met:

21 lid 1 ViW

 

E 644 a

– één of twee hengel(s)

 

8

E 644 b

– één peur

 

8

E 644 c

– meer dan twee hengels

 

8

E 644 d

– andere toegestane vistuigen

 

8

       
 

de binnenvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven:

55 lid 1 onder b ViW

 

E 646 a

– de sportvisakte en/of de vergunning (bij één of twee hengel(s))

 

8

E 646 b

–de sportvisakte, de grote visakte en/of de vergunning (bij één peur of bij meer dan twee hengels)

 

8

E 646 c

– de grote visakte en/of de vergunning (bij andere toegestane vistuigen)

 

8

 

Vistuigen

   
       
 

vissen met een toegestaan vistuig dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, bij

4 RB

 

E 650 a

– 1 of 2 toegestane vistuigen

 

8

       
 

Gesloten tijden (visserij)

   
       
 

vissen in de periode van 1 april tot en met 31 mei met:

   

E 652 a

– een hengel geaasd met in die periode verboden aas

6 lid 1 onder a RB

8

E 652 b

– een staand net

6 lid 1 onder e RB

8

E 654

vissen tijdens de door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde periode, in een door hem aangewezen water

6 lid 3 RB

8

E 656

vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang

7 RB

8

       
 

IJsselmeer

   

E 658 a

de in het IJsselmeer gevangen baars en snoekbaars, niet onmiddellijk in het water terugzetten, met dien verstande dat elke visser de hoeveelheid van 30 stuks baars en 5 stuks snoekbaars mag behouden

8 lid 2 RB

8

       
 

Stuw/vispassage

   

E 660

vissen in de Neder-Rijn, de Maas, de Lek of de Overijsselsche Vecht binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw, in een bij een stuw aangebrachte vispassage of binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van deze vispassage

9 RB

8

       
 

Voorhanden hebben

   
       

E 662 a

een vistuig voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater terwijl het gebruik van dat vistuig in het betrokken water of op dat moment verboden is

10 lid 1 RB

8

       
 

het voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater, terwijl men niet bevoegd (akte) of gerechtigd (vergunning) is in dat water te vissen, van

   

E 662 b

– één of twee hengel(s)

 

8

E 662 c

– één peur of meer dan twee hengels

 

8

E 662 d

– een ander toegestaan vistuig

 

8

       
 

Levend aas

   

E 664

bij het vissen in kust- of binnenwater levende vis als aas gebruiken

2c lid 2 ViW jo 2 BVLA

8

       
 

Minimummaten en gesloten tijden (vis)

   

E 666

ondermaatse vis niet onmiddellijk nadat deze is opgehaald weer in hetzelfde water terugzetten

1 RMGT

8

E 668

vis niet onmiddellijk nadat deze is opgehaald tijdens de voor die vissoort geldende de gesloten tijd, weer in hetzelfde water terugzetten

2 RMGT

8

E 670

gerookte aal kleiner dan 25 cm in voorraad hebben, vervoeren, te koop aanbieden, vervreemden, afleveren, bewerken of verwerken

4 RMGT

8

       
 

Nummers E 801 – E 836: Vreemdelingenwet 2000 (VrW) en Vreemdelingenbesluit 2000 (VB)

   

E 801

als vreemdeling die Nederland in- of uitreist zich niet begeven langs een doorlaatpost, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en zich niet aldaar vervoegen bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking

4.4 lid 1 VB.

8

       
 

als gezagvoerder van een Nederland binnengevaren zeeschip gedurende de tijd dat zijn schip zich in Nederland bevindt niet voldoen aan de verplichting

   

E 807 a

–het exemplaar van de bemanningslijst hetwelk hem na controle door de ambtenaar, belast met de grensbewaking, terug is gegeven, onder zijn berusting te houden en desgevorderd onmiddellijk ter inzage te geven aan een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen

4.12. onder a VB

8

E 807 b

– onmiddellijk kennis te geven aan een ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen van elke aanmonstering van een vreemdeling of van elke uit oogpunt van grensbewaking of vreemdelingentoezicht van belang zijnde afwezigheid van een vreemdeling die tot de bemanning van zijn schip behoort.

4.12. onder b VB

8

E 807 c

– tijdig kennis te geven aan een ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen van het voornemen tot afmonstering van een vreemdeling die lid is van de bemanning van zijn schip.

4.12. onder c VB

8

       
 

als vreemdeling niet op vordering van de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling verblijft, namens de Minister van Justitie, binnen de in de vordering aangegeven tijd.

   

E 817 a

– de gevraagde gegevens te verstrekken

4.38 lid 1 VB

8

E 817 b

– de gevraagde gegevens in persoon te verstrekken

4.38 lid 2 VB

8

E 820

als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doen aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.39 VB jo. 108 VrW

8

E 825

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf langer dan drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.47 VB

8

E 827

als vreemdeling te zijner identificatie op vordering van een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, niet een goedgelijkende pasfoto ter beschikking stellen of vingerafdrukken van zich laten nemen indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat

4.45 VB

8

E 830

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.48 VB

8

E 832

als vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, zich niet binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmeldt bij de korpschef van de in deze aantekening vermelde gemeente

4.49 VB

8

E 834

als vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, zich niet binnen driedagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmeldt bij de korpschef van de gemeente waar hij werk zoekt

4.50 VB

8

       
 

niet voldoen aan de verplichting tot wekelijkse aanmelding bij de korpschef van de gemeente van verblijf, behoudens door deze verleende ontheffing

   

E 836 a

– als vreemdeling geen rechtmatig verblijf hebben, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting.

4.51 lid 1 onder a VB

8

E 836 b

– als vreemdeling rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000.

4.51 lid 1 onder b VB

8

       
 

Nummers F 060 – F 260: Plaatselijk geldende verordeningen (PL.V)

   

F 060

niet voldoen aan de verplichting tot het opvolgen van een bevel van een politieambtenaar gedaan in het kader van samenscholing, volksoploop en/of (dreigende) wanordelijkheden

Pl.V

8

       
 

zonder vergunning van de burgemeester:

   

F 070 a

– op of aan de weg een evenement, feest of wedstrijd te geven of te houden

 

8

F 070 b

– een georganiseerde dropping houden of daaraan deelnemen op een ander terrein dan een daarvoor bestemd sportterrein

 

8

F 095

zonder vergunning op of aan de weg als dienstverlener optreden of zijn diensten als zodanig aanbieden

Pl.V

8

F 105

als houder van een horecabedrijf, dit voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven, buiten de vastgestelde openingstijden

Pl.V.

8

F 114

de weg of op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent of soortgelijk ander onderkomen als slaapplaats gebruiken

Pl.V

8

F 115

als degene die een of meer dieren onder zijn hoede heeft, niet door voorzorgsmaatregelen die van hem mogen worden verwacht, voorkomen dat deze dieren voor de omgeving hinderlijk zijn

Pl.V

8

F 117

met een voertuig dat niet is voorzien van rubberbanden rijden over de berm, de glooiing en de zijkant van de weg

Pl.V

1/2/3/4/6

 

op of aan de weg

Pl.V

 

F 120 a

– te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair

 

8

F 120 b

– zodanig op te houden waardoor voor weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt

 

8

F 121 a

op de weg (binnen een door de burgemeester en wethouders aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen

Pl.V.

8

F 121 b

op de weg (binnen een door de burgemeester en wethouders aangewezen gebied) aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

Pl.V.

8

       
 

zonder redelijk doel

   

F 125 a

– zich in een portiek of poort op te houden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen

Pl.V.

8

F 125 b

– zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen zich daar te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte

Pl.V.

8

F 125 c

– zich ophouden op een schoolterrein

 

8

       
 

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte

Pl.V.

 

F 130 a

– zich zonder redelijk doel en op een voor andere hinderlijke wijze op te houden

 

8

F 130 b

– te verontreinigen

 

8

F 130 c

– voor een ander doel te bezigen dan waarvoor de ruimte bestemd is

 

8

F 131

op of aan de weg een fiets, snorfiets of bromfiets plaatsen of laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek, waardoor de doorgang wordt versperd, danwel in strijd met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek

Pl.V

3/4/8

F 133

een motorvoertuig, bromfiets of fiets op of aan de weg laten staan, anders dan deugdelijk afgesloten of onder behoorlijk toezicht

Pl.V

1/2/3/4

F 135

met een fiets of bromfiets bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt

Pl.V.

3/4/8

F 140 a

zich in de nabijheid van een persoon, gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een daarin bevindende persoon te bespieden

Pl.V.

8

F 140 b

een persoon in een gebouw, woonwagen of woonschip door middel van een verrekijker bespieden

Pl.V.

8

       
 

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen

Pl.V.

 

F 145 a

– op een weg gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

 

8

F 145 b

– op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats

 

8

F 145 c

– op een weg zonder dat de hond was voorzien van een halsband of een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

Pl.V

8

F 145 d

– op een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

Pl.V

8

F 155

als rechthebbende er niet voor zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat het vee/pluimvee in een aan een weg liggend weiland of terrein, die weg niet kan bereiken

Pl.V.

8

F 160

ontplofbare stoffen of voorwerpen van klasse 1, in hoeveelheden als bedoeld in artikel 1 van bijlage 2, Hoofdstuk 2 van het Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen, alsmede gevaarlijke stoffen als bedoeld in dat artikel met een transporteenheid vervoeren over andere wegen of weggedeelten dan die, welke door burgemeester en wethouders zijn aangewezen en zijn aangeduid met borden model K 14 van Bijlage I van het RVV 1990

Pl.V.

8

 

de weg niet (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden

Pl.V.

 

F 180 a

– terstond, bij gevaar voor de verkeersveiligheid of bij gevaar voor beschadiging van het wegdek

 

8

F 180 b

– in overige gevallen, (iedere dag) na het beëindigen van de werkzaamheden

 

8

F 185

binnen de bebouwde kom buiten een daarvoor bestemde inrichting/plaats op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen

Pl.V.

8

F 190

een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen

Pl.V.

8

F 195

een defect voertuig op een weg parkeren, langer dan de vastgestelde termijn

Pl.V.

1/2/6/8

F 205

een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te doen of laten staan

Pl.V.

1/2/6/8

F 210

een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V.

1/2/6/8

       
 

recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied:

Pl.V

 

F 212 a

– parkeren of aanwezig hebben van een voertuig of vaartuig

 

1/2/3/4/6/7/8

F 212 b

– anders dan tot doel van dagrecreatie

 

8

F 212 c

– met geluid voortbrengende apparatuur overlast veroorzaken

 

8

F 212 d

–graven of spitten of doen graven of spitten op buiten het strand, de zandhelling, speelkuilen of zandbakken gelegen gedeelten

 

8

F 212 e

– anders dan in de aanwezige afvalbakken wegwerpen, neerleggen en/of achterlaten van afval, vuilnis, resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of verpakkingsmateriaal

 

8

F 212 f

– een afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp op andere wijze gebruiken dan tot het deponeren van klein afval

 

8

F 212 g

– als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in vastgestelde periode bevinden buiten een aangewezen gebied, waar alsdan het verblijf van de hond is toegestaan

 

8

F 214

een voertuig met stankverspreidende stoffen parkeren daar waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast (kunnen) ondervinden

Pl.V

1/2/6/8

F 216

een voertuig parkeren of enig ander voorwerp plaatsen of laten staan op een weggedeelte waarvan door het bevoegde gezag is bekend gemaakt dat dit niet is toegestaan op de in die bekendmaking genoemde dagen en tijden (markt, evenement, kermis enz)

Pl.V

1/2/3/4/6/8

F 235

met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

Pl.V.

7/8

F 240

als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

Pl.V.

8

F 245

zonder redelijk doel aan, op, of in een vaartuig in openbaar water vasthouden, klimmen, te begeven of te bevinden

Pl.V.

8

       
 

in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen ten aanzien waarvan door het bevoegde gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden:

Pl.V

 

F 250 a

– zich in gesloten tijd of gesloten gebied met die vervoermiddelen bevinden

 

1/2/3/4/6/7

F 250 b

– zich met motorvoertuig, bromfiets, fiets of paard buiten de (onverharde) wegen / gemarkeerde paden bevinden

 

1/2/3/4/6

F 250 c

– zich met een rij- of trekdier buiten de daarvoor bestemde paden bevinden

 

6

       
 

met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de Radiosterrenwacht (storingsvrije zone)

Pl.V

 

F 260 a

– rijden

 

1/2/3/6

F 260 b

– parkeren / laten staan

 

1/2/3/6

 

Nummer G 100: Boek 2 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   
       
 

Goederen uit een winkel/vanaf een benzinestation wegnemen/toeeigenen waarde van het ontvreemde goed:

310/312 WvSr

 

G 100 a

– t/m  50

 

8

G 100 b

– meer dan  50 t/m  120

 

8

       
 

Nummers G 300 – G 305: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)

   
       
 

als bestuurder van een motorvoertuig rijden, terwijl het alcoholgehalte van de adem, dan wel het bloed te hoog is:

   

p G 300 a

– 235 t/m 350 µg/l (adem)

8 lid 2 onder a WVW 1994

1/2

p G 301 a

– 0,54 t/m 0,80 o/oo (bloed)

8 lid 2 onder b WVW 1994

1/2

       
 

als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het alcoholgehalte van de adem, dan wel het bloed te hoog is:

   

p G 302 a

– 235 t/m 435 µg/l (adem)

8 lid 2 onder a WVW 1994

3

p G 303 a

– 0,54 t/m 1,00 o/oo (bloed)

8 lid 2 onder b WVW 1994

3

       
 

als bestuurder van een fiets rijden, terwijl het alcoholgehalte van de adem, dan wel het bloed te hoog is:

   

p G 304 a

– 235 µg/l en hoger (adem)

8 lid 2 onder a WVW 1994

4

p G 304 b

– 0,54 o/oo en hoger (bloed)

8 lid 2 onder b WVW 1994

4