Besluit 27 mei 1994, houdende nadere regelen met betrekking tot de vergoeding van
rente, als bedoeld in de artikelen 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen
1940-1945, 29, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers,
37, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 33, tweede lid, van
de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en 44a, tweede lid, van de Wet
uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, en tot wijziging van enige andere
maatregelen van bestuur
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 10
december 1993, nr. DVVB/WUP/U-932436;
Gelet op de artikelen 12 en 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, 11 en 29, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 16, eerste lid, en 37, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 21, vierde lid, en 33, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en 33, vijfde lid, en 44a, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945;
Gezien de adviezen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, de Stichting 1940-1945, de
Stichting Pelita, de Commissie Indisch Verzet, de Stichting Joods Maatschappelijk
Werk en de Stichting Burger-oorlogsgetroffenen;
De Raad van State gehoord (advies van 8 maart 1994, No. W13.93.0836);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 17 mei 1994, nr. DVVB/WUP-U-94575;
Hebben goedgevonden en verstaan: