Besluit tenuitvoerlegging geldboeten

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-06-2014.
Geldend van 07-06-2014 t/m heden

Besluit van 8 juni 1994, houdende regels ter uitvoering van artikel 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 december 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 418792/93/6;

Gelet op artikel 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 3 mei 1994, nr. W03.93.0861);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 26 mei 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 440005/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Het Centraal Justitieel Incassobureau

Artikel 1

Artikel 2

Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister van Veiligheid en Justitie of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun in artikel 1 genoemde taken verlangen.

§ 2. De plaats, wijze en termijn van betaling

Artikel 3

  • 1 De betaling van een geldboete, geschiedt door storting of overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. Het openbaar ministerie of het Centraal Justitieel Incassobureau kan bepalen dat de betaling kan geschieden op een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen plaats of aan een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen persoon, dan wel door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

  • 2 De betaling, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, geschiedt binnen dertig dagen na de dagtekening van de acceptgiro die de persoon aan wie de geldboete is opgelegd van het Centraal Justitieel Incassobureau ontvangt.

  • 4 De betaling van het ingevolge artikel 24b van het Wetboek van Strafrecht verhoogde bedrag geschiedt binnen dertig dagen na de dagtekening van de eerstvolgende acceptgiro die de persoon aan wie de geldboete is opgelegd van het Centraal Justitieel Incassobureau ontvangt.

Artikel 3a

  • 1 In geval krachtens artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering een strafbeschikking zal worden uitgevaardigd kan de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening, bepalen dat betaling van de geldboete eveneens kan geschieden op een plaats die is aangewezen door de bevoegde ambtenaar in de zin van artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening. Betaling geschiedt in dat geval binnen een dag na die waarop het strafbare feit is ontdekt.

  • 2 Als plaats van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts aangewezen een politiebureau, een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, of een douanekantoor of, indien de bevoegde ambtenaar een militair van de Koninklijke marechaussee is, een brigadebureau of de betrokken doorlaatpost, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening.

  • 3 Door of vanwege de korpschef, bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening, worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met de inning van gelden die overeenkomstig het eerste lid worden betaald.

Artikel 3b

  • 1 In geval krachtens artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, kan het bevoegde lichaam of de bevoegde persoon bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, bepalen dat betaling van de geldboete eveneens kan geschieden op een daartoe door dit lichaam of deze persoon aangewezen plaats of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening. Betaling van de geldboete geschiedt binnen een dag na die waarop het strafbare feit is ontdekt.

  • 2 Als plaats van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts aangewezen een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel e, van het Besluit OM-afdoening, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege een lichaam of een persoon, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening.

  • 4 De met inning belaste ambtenaar wordt in het bezit gesteld van een lijst met feiten als bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening en de voor deze feiten vastgestelde tarieven. Desgevraagd verleent hij degene die betaalt inzage in deze lijst.

Artikel 4

  • 1 Degene die betaalt, maakt daarbij op een door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te geven wijze melding van de zaak waar betaling van de geldboete betrekking op heeft.

  • 2 Ingeval geen melding is gemaakt van de zaak waar betaling van de geldboete betrekking op heeft op de wijze als bedoeld in het eerste lid, kan het Centraal Justitieel Incassobureau het aan hem betaalde bedrag terugstorten op de rekening waarvan het bedrag afkomstig is, of anderszins het bedrag terugbetalen aan de persoon die betaald heeft.

Artikel 5

  • 1 In het belang van een juiste taakuitoefening bij de inning van een opgelegde geldboete wordt in de gevallen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, tweede zin, 3a, eerste lid en 3b, eerste lid, onverwijld een betalingsbewijs uitgereikt dat door de persoon aan wie wordt voldaan, is gedagtekend en ondertekend.

  • 3 De aantekeningen worden, uiterlijk een jaar nadat zij zijn opgemaakt, desverlangd getoond aan de personen die met het toezicht op de inning van geldboeten zijn belast.

Artikel 6

Een ieder die betrokken is bij de inning en incasso van een opgelegde geldboete verstrekt het Centraal Justitieel Incassobureau en het openbaar ministerie de gegevens die zij behoeven in verband met de uitoefening van hun in artikel 1 bedoelde taken.

§ 3. De verantwoording van de gelden

Artikel 7

  • 1 Het Hoofd van de Centrale Directie Financieel Economische Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor de opening van een of meer afzonderlijke bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau welke rekeningen bestemd zijn voor de betaling van gelden voortvloeiend uit de tenuitvoerlegging van opgelegde geldboeten.

  • 2 De directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau is belast met het beheer van de in het eerste lid bedoelde bankrekeningen.

  • 3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt nadere voorschriften vast omtrent het beheer van de in het eerste lid bedoelde bankrekeningen en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister stelt het formulier vast van het door de in artikel 5, eerste lid, bedoelde personen uit te reiken betalingsbewijs, dan wel de eisen waaraan het betalingsbewijs moet voldoen.

  • 2 De ontvangen gelden worden regelmatig op de door het Centraal Justitieel Incassobureau aangegeven wijze overgemaakt op de daartoe bestemde bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt nadere voorschriften vast omtrent de verstrekking en het beheer van de betalingswijzen, de afrekening en de verantwoording van de ontvangen gelden alsmede de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 9

De korpschef doet op de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 8, derde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole. Voor de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren wordt de in de eerste zin bedoelde opgave gedaan door de betrokken korpschefs, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening of het betrokken lichaam of de betrokken persoon, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening.

Artikel 9a

In het geval de bevoegdheid van artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering wordt uitgeoefend gedurende de periode dat ingevolge artikel 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012 bijstand wordt verleend, geschiedt de betaling, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, op de wijze van de politie, en geschieden de afrekening, verantwoording en controle van de ontvangen gelden door de politie.

§ 3a. De administratiekosten en de kosten van verhaal

Artikel 9b

  • 1 Degene aan wie een geldboete wordt opgelegd, is administratiekosten verschuldigd. De omvang van deze kosten wordt bepaald bij ministeriële regeling. Op de betaling van de administratiekosten zijn de artikelen van dit besluit betreffende de betaling van de geldboete en de verantwoording van de gelden van overeenkomstige toepassing. De administratiekosten worden samen met de geldboete in rekening gebracht.

  • 2 Gedane betalingen strekken in de eerste plaats tot voldoening van de administratiekosten, vervolgens tot voldoening van eventuele verhogingen en ten slotte tot voldoening van de geldboete.

Artikel 9c

De kosten van het verhaal van een opgelegde geldboete worden op gelijke voet als de geldboete verhaald op degene aan wie deze geldboete is opgelegd. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten. De kosten van verhaal, voor zover zij niet betreffen de invorderingskosten, worden berekend overeenkomstig de bij het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders vastgestelde tarieven. De omvang van de invorderingskosten wordt bepaald bij ministeriële regeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 juni 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de veertiende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto