Ambtsinstructie commissaris van de Koning

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-08-2004 en zichtdatum 25-08-2004.
Geldend van 25-08-2004 t/m 30-09-2010

Besluit van 10 juni 1994, houdende regels inzake de taken die de commissaris van de Koning op grond van artikel 126 Grondwet als rijksorgaan vervult

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 24 januari 1994, nr. BK94/226, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken;

Gelet op artikel 182 van de Provinciewet, artikel 61 van de Gemeentewet, de artikelen 25, 32, 34 en 35 van de Politiewet 1993 en artikel IV van de wet tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden;

De Raad van State gehoord (advies van 5 april 1994, nr. WO4.94.0081);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 30 mei 1994, nr. BK94/816;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De commissaris bevordert de door hem noodzakelijk geachte samenwerking tussen in zijn provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, en tussen deze functionarissen en het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen.

Artikel 2

  • 1 De commissaris is bevoegd bij in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht inlichtingen in te winnen en met hen overleg te plegen. Deze functionarissen zijn, behoudens het bepaalde in het tweede lid, verplicht de gevraagde inlichtingen te verstrekken en aan het overleg deel te nemen.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde functionarissen weigeren de op grond van deze ambtsinstructie gevraagde medewerking te verlenen, brengt de commissaris Onze Ministers wie het aangaat, alsmede Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarvan op de hoogte.

  • 3 De commissaris geeft, indien een ramp, een zwaar ongeval of een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zulks noodzakelijk maken, de in het eerste lid bedoelde functionarissen, met uitzondering van de ambtenaren van het openbaar ministerie, zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot de wijze waarop zij bij de uitoefening van de hun opgedragen taken met elkaar samenwerken en met het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen. De functionarissen zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen. Onze Minister wie het aangaat kan de aanwijzingen ongedaan maken. Het verzoek daartoe heeft geen schorsende werking. De commissaris kan aan het College van procureurs-generaal verzoeken de ambtenaren van het openbaar ministerie de nodige instructies te geven.

Artikel 3

De commissaris brengt met redelijke tussenpozen bezoeken aan de gemeenten in de provincie. Van bijzondere bevindingen bij zijn bezoek aan een gemeente brengt hij verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en doet hij, voor zover voor dat college van belang, mededeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 4

Artikel 5

  • 1 De commissaris coördineert de voorbereiding van de civiele verdediging door de in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen, met inachtneming van de aanwijzingen van Onze Minister, belast met de coördinerende verantwoordelijkheid voor de civiele verdediging.

  • 2 De commissaris zit het overleg voor tussen de in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, de burgemeesters en de voorzitters van de waterschapsbesturen over de wederzijdse afstemming van hun beleid met betrekking tot de civiele verdediging.

Artikel 6

  • 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de benoeming van een burgemeester.

  • 2 Voordat de vacature van burgemeester in een gemeente wordt opengesteld overlegt de commissaris met de raad over de eisen die aan de te benoemen burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt. Indien zijn overleg met de raad niet tot overeenstemming leidt geeft hij aan welke eisen hij in afwijking van de raad zal hanteren bij zijn oordeel over de geschiktheid van kandidaten.

  • 3 De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming, alsmede vergezeld van afschrift van de sollicitatiebrieven van laatstgenoemde kandidaten. Hij informeert desgevraagd de vertrouwenscommissie over de criteria die hij heeft gehanteerd bij zijn selectie van kandidaten. Een dergelijk oordeel alsmede afschrift van de sollicitatiebrieven geeft hij op verzoek van de vertrouwenscommissie ook met betrekking tot andere kandidaten.

  • 4 De commissaris verschaft zich de informatie over de sollicitant welke hij nodig acht of welke de vertrouwenscommissie door zijn tussenkomst nodig acht. Het inwinnen van referenties vindt slechts plaats met toestemming van de kandidaat, die hiervoor de gegevens aandraagt. De commissaris stelt de door hem verkregen inlichtingen ter beschikking van de vertrouwenscommissie, tenzij de kandidaat die het aangaat heeft laten weten dat verstrekking van die gegevens bij hem bezwaar ontmoet.

  • 5 Zodra de raad zijn aanbeveling heeft vastgesteld rapporteert de commissaris aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.

Artikel 7

  • 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de herbenoeming van een burgemeester.

  • 2 Voordat de raad een aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester opstelt overlegt hij met de commissaris over het functioneren van de burgemeester.

  • 3 Na de ontvangst van de aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.

Artikel 7a

  • 1 De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot het ontslag van een burgemeester.

  • 2 De commissaris onderzoekt de mogelijkheid of een gerezen conflict tussen de raad en de burgemeester kan worden opgelost.

  • 4 Na de ontvangst van de aanbeveling inzake het ontslag van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.

Artikel 8

  • 1 De commissaris zendt een ingekomen voorstel tot verlening van een onderscheiding met zijn advies en het advies van de burgemeester van de woonplaats van de te decoreren persoon aan het Kapittel voor de civiele orden.

  • 2 Een voorstel tot verlening van een onderscheiding aan een burgemeester wordt gedaan door de commissaris. De commissaris zendt het voorstel met zijn advies aan het Kapittel voor de civiele orden.

Artikel 9

  • 1 Van het beroepschrift, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 34, derde lid, en 35, tweede lid, van de Politiewet 1993 zendt de commissaris onverwijld een afschrift aan het College van procureurs-generaal. Binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift zendt de commissaris het ontwerp van het op het beroep te nemen besluit aan het College van procureurs-generaal.

  • 2 Indien de commissaris over het ontwerp van het besluit geen overeenstemming met het College van procureurs-generaal bereikt, stelt hij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld schriftelijk daarvan in kennis.

Artikel 10

Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan de commissaris een ieder belast met bevoegdheden in de openbare dienst in de provincie verzoeken om bericht en raad, voor zover hij dat nodig acht in verband met de hem bij deze instructie opgedragen taken. Aan deze verzoeken dient te worden voldaan.

Artikel 11

De commissaris is belast met de bewaring en de registratie van de door hem verzonden en aan hem gerichte stukken, verband houdend met deze instructie.

Artikel 12

Het koninklijk besluit van 12 januari 1966 tot vaststelling van een nieuwe instructie voor de commissarissen des Konings in de provinciën (Stb. 25), wordt ingetrokken.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Ambtsinstructie commissaris van de Koning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 juni 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de eenentwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto