Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Geraadpleegd op 17-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2002 en zichtdatum 16-12-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-06-2002

Besluit van 14 juni 1994, houdende regels inzake de rechtspositie van de commissarissen van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 oktober 1993, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK93/U1799;

Gelet op de artikelen 65, 72 en 77 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, no. W04.93 0714);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, nr. BK94/409;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b. bezoldiging: het bedrag per maand waarop een commissaris op grond van artikel 3 van dit besluit aanspraak kan maken;

  • c. commissaris: commissaris van de Koning;

  • d. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie.

Bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten

Artikel 3

  • 1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 8 806,51.

  • 2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

    • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

    • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

  • 3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

  • 4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

  • 5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

  • 6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Vakantie-uitkering

Artikel 4

De commissaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Artikel 4a

  • 1 De commissaris heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

  • 2 Indien op de bezoldiging van de commissaris een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP in mindering is gebracht, wordt voor de toepassing van het eerste lid de bezoldiging geacht onverminderd te zijn genoten.

Vergoeding bij waarneming

Artikel 5

  • 1 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, geniet voor die tijd, ten laste van de provincie, een vergoeding ten bedrage van de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Artikel 4, artikel 7 en artikel 8, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de waarneming geschiedt door een lid van gedeputeerde staten wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als zodanig wegens bezoldiging, vakantie-uitkering en telefoonkostenvergoeding wordt ontvangen.

  • 2 Onze Minister kan in bijzondere gevallen de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, vermeerderen met:

    • a. de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in voorkomende gevallen verminderd met hetgeen als lid van gedeputeerde staten wegens vaste onkostenvergoeding wordt ontvangen.

    • b. een tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Gratificatie bij dienstjubileum

Artikel 6

Bij het volbrengen van een diensttijd als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, van 12½, 25, 40 of 50 jaren in overheidsdienst, ontvangt de commissaris een gratificatie of desgewenst een geschenk, dan wel een combinatie van beide. Artikel 79, derde en vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is van overeenkomstige toepassing.

Computer- en communicatieapparatuur

Artikel 7

  • 2 De provincie stelt aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt benodigde computer- en communicatieapparatuur ter beschikking. Het ter beschikking stellen van computerapparatuur kan geschieden door het bieden van een mogelijkheid tot deelname aan een voor het provinciepersoneel geldende pc-privéregeling.

  • 3 Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen omtrent het ter beschikking stellen van de in het tweede lid bedoelde computer- en communicatieapparatuur.

Verplaatsingskosten en reis- en verblijfkosten

Terugwerkende kracht

Voor deze paragraaf is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 458, datum inwerkingtreding 11-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

Artikel 8

  • 2 Indien het noodzakelijk blijkt dat de commissaris eerst tijdelijke huisvesting betrekt, heeft de commissaris in verband met zijn benoeming ten laste van de provincie eveneens recht op een verhuiskostenvergoeding overeenkomstig het Verplaatsingskostenbesluit 1989 bestaande uit:

  • 3 De reiskosten die de commissaris uit hoofde van zijn functie maakt, worden ten laste van de provincie vergoed overeenkomstig het Reisbesluit binnenland. Indien de commissaris daarbij gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt hij een tegemoetkoming per afgelegde kilometer ter hoogte van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland.

  • 4 De reizen tussen de woning en het provinciehuis worden aangemerkt als niet doelmatig met het openbaar vervoer te ondernemen. Als bijdrage in deze kosten, ten laste van de provincie, geldt het bedrag per kilometer, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland.

  • 5 Indien de commissaris ten behoeve van de dienst verblijfkosten heeft gemaakt, worden hem die kosten ten laste van de provincie vergoed overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit binnenland.

  • 6 Indien een kandidaat voor het ambt van commissaris reis- en verblijfkosten heeft gemaakt ter zake van het gevolg geven aan een uitnodiging voor een bezoek aan Onze Minister of aan de vertrouwenscommissie uit de provinciale staten, worden hem die kosten ten laste van het Rijk vergoed overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit binnenland.

  • 7 Onze Minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 8a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien aan de commissaris een dienstauto ter beschikking is gesteld, kunnen provinciale staten bepalen dat de commissaris een vergoeding ontvangt ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer op grond van de artikelen 3.20 en 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2 De vergoeding wordt berekend aan de hand van de formule:

    C x V x T x 100 / (100 – T) = vergoeding

    In deze formule is:

    • C de catalogusprijs van de dienstauto, met inbegrip van omzetbelasting en belasting van personenauto's en motorrijwielen;

    • V het percentage van de cataloguswaarde van de dienstauto dat, op grond van artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001, bij het belastbaar inkomen geteld moet worden wegens als privé aangemerkte kilometers woon-werkverkeer;

    • T het voor de commissaris geldende inkomstenbelastingpercentage volgens artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Voor de vaststelling van de vergoeding worden de met de dienstauto gemaakte reizen en de daarbij afgelegde kilometers geregistreerd.

  • 4 Op 1 januari van elk jaar wordt aan de hand van de kilometerregistratie de vergoeding voor het voorgaande jaar vastgesteld.

  • 5 Indien de commissaris voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van meer dan één dienstauto wordt bij de berekening van de vergoeding uitgegaan van een gewogen gemiddelde van de catalogusprijzen van de gebruikte dienstauto's.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 458, datum inwerkingtreding 11-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Ambtswoning

Artikel 9

  • 1 Voor het bewonen van een ambtswoning wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12%.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister in zeer bijzondere gevallen de korting vaststellen op een lager percentage dan wel op een bepaald bedrag, mits dit eveneens minder beloopt dan 12% van de bezoldiging.

  • 3 Indien de commissaris een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder zijn.

Kennisgeving bij afwezigheid

Artikel 10

Indien een commissaris langer dan acht dagen wegens ziekte of om andere redenen zijn ambt niet kan vervullen, geeft hij daarvan kennis aan Onze Minister.

Artikel 10a

  • 1 De commissaris die ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 80% van zijn bezoldiging.

  • 2 De commissaris geniet ook na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging indien de ziekte uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn ambt te vervullen in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.

  • 3 Indien de commissaris, bedoeld in het eerste lid, terzake van het ambt waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge het eerste lid recht heeft. Artikel 40a, tweede tot en met vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De commissaris die ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 12 maanden zijn volledige vergoeding voor ambtskosten. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 50% van de vergoeding voor ambtskosten.

  • 5 Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid onderscheidenlijk het vierde lid genoemde termijn van 18 onderscheidenlijk 12 maanden is verstreken, worden perioden van ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 6 Onze Minister kan bepalen dat de commissaris die wegens ziekte ongeschikt is zijn ambt uit te oefenen, de uitoefening van zijn ambt slechts mag hervatten met zijn toestemming. Deze toestemming is in ieder geval vereist, wanneer de ongeschiktheid langer dan een jaar duurt. Alvorens toepassing te geven aan de eerste volzin vraagt Onze Minister advies aan een door hem aangewezen bedrijfsarts.

Artikel 10b

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing gedurende de eerste 52 weken waarin de commissaris wegens ziekte ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt.

  • 2 Voor het berekenen van de termijn van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte tot het uitoefenen van zijn ambt samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3 Onze Minister kan de aanwijzing geven de doorbetaling van de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten te staken, wanneer en voor zolang de burgemeester:

    • a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege een daartoe door Onze Minister aangewezen bedrijfsarts of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing naar het oordeel van Onze Minister ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten geheel of ten dele aan anderen dan aan de commissaris wordt uitbetaald.

  • 5 Ingeval Onze Minister van zijn bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik maakt, kunnen de ingevolge het derde lid ingehouden bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten alsnog aan de commissaris worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een (of meer) door Onze Minister aangewezen arts(en) blijkt, dat het geval op grond waarvan doorbetaling van de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten werd gestaakt, zich niet heeft voorgedaan of niet meer voordoet.

Artikel 10c

  • 1 Na de termijn van 52 weken waarin de commissaris ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte, is op de commissaris wiens bezoldiging wegens ziekte geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, het verplichtingen- en sanctieregime van hoofdstuk II van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing.

  • 2 Indien ten aanzien van de WAO-conforme uitkering, bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP, die de commissaris geniet, een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door Onze Minister zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomende sanctie toegepast op het bedrag waar de commissaris recht op heeft ingevolge artikel 10a, eerste lid, na toepassing van artikel 10a, derde lid.

Tegemoetkoming in ziektekosten

Artikel 12

  • 1 Indien de commissaris deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling, zijn op hem de provinciale regelingen met betrekking tot ziektekosten, welke gelden ten aanzien van het provinciaal personeel, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de commissaris niet deelneemt aan een regeling als bedoeld in het eerste lid, geniet de commissaris ten laste van de provincie een tegemoetkoming in de kosten, verbonden aan verzekering tegen ziektekosten, vastgesteld op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel.

  • 3 Indien een gewezen commissaris in verband met niet-herbenoeming anders dan op eigen aanvraag op grond van de Werkloosheidswet een uitkering wordt toegekend, komen de bijdragen van de provincie in de premie van de publiekrechtelijke ziektekostenregeling, bedoeld in het eerste lid, en in de tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, voor de periode dat aanspraak bestaat op de uitkering op grond van de Werkloosheidswet , ten laste van het Rijk.

Voorzieningen in verband met ziekte

Artikel 13

Ten aanzien van de gewezen commissaris vinden in geval van ziekte, ten laste van de provincie, de artikelen 42, 45 en 48 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement overeenkomstige toepassing.

Artikel 13a

Ten aanzien van de commissaris aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk van overeenkomstige toepassing.

Buitengewoon verlof

Artikel 14

Terugroepen bij afwezigheid

Artikel 16

  • 1 Een commissaris die buiten zijn provincie verblijft kan door Onze Minister wegens dringende redenen van dienstbelang worden teruggeroepen.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat aan een commissaris die een verblijf buiten zijn provincie wegens dringende redenen van dienstbelang voortijdig heeft beëindigd, ten laste van de provincie een schadeloosstelling wordt toegekend.

Schorsing

Artikel 17

De commissaris kan in het belang van een goede uitoefening van het ambt worden geschorst.

Artikel 18

  • 1 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.

  • 2 Gedurende een schorsing is het de commissaris als zodanig niet toegestaan de provinciale dienstgebouwen te betreden.

Ontslag

Artikel 19

  • 1 De commissaris wordt op zijn aanvraag ontslag verleend of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Aan de commissaris die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel op grond van een desbetreffende schriftelijke aanvraag heeft vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die overeenkomst.

    Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

  • 4 Aan de commissaris wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 20

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de commissaris ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid wegens ziekte voor het vervullen van zijn ambt;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken;

    • c. andere gronden.

  • 2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a en b, van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder c, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. er sprake is van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,

    • b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is.

  • 5 Voordat Onze Minister het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de commissaris na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

  • 6 Niet-herbenoeming vindt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet plaats dan nadat de commissaris in de gelegenheid is gesteld door Onze Minister te worden gehoord.

Uitkering

Artikel 21

  • 2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, komt ten laste van het Rijk. De kosten van de uitkering die aan de commissaris wordt betaald op grond van de Werkloosheidswet, worden door het Rijk aan de provincie vergoed.

  • 3 In zeer bijzondere gevallen van ontslag kan bij koninklijk besluit ten laste van het Rijk ten gunste van de commissaris van dit artikel worden afgeweken.

  • 4 Indien bij ontslag of niet-herbenoeming geen recht op uitkering ontstaat, kan bij koninklijk besluit ten laste van het Rijk aan de commissaris een uitkering worden toegekend, die mede in verband met de duur van de ambtsvervulling en de laatstgenoten bezoldiging redelijk is te achten.

Artikel 22

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de commissaris wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde, ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overlijden. Artikel 102, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede de nabestaande levenspartner met wie de overleden niet-gehuwde commissaris samenwoonde en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt. Gedeputeerde staten kunnen verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Overleg

Artikel 23

  • 1 Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de commissarissen wordt niet beslist dan nadat daarover overleg is gepleegd met de commissarissen.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24

  • 1 Voor de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in functie zijnde commissarissen die een ambtswoning van het Rijk bewonen, blijven de daaraan verbonden vergoedingsregelingen en voorzieningen welke op dat tijdstip op hen van toepassing zijn tot hun defungeren van kracht. De kosten hiervan komen ten laste van het Rijk.

  • 2 De commissarissen, bedoeld in het eerste lid, dragen 13,7% van hun bezoldiging af aan het Rijk.

Artikel 26

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden ingetrokken: het koninklijk besluit van 20 maart 1956, tot regeling van de vakantie-uitkering voor de Commissarissen van de Koning, Stb. 159 en het koninklijk besluit van 10 juni 1963 tot regeling van de vergoeding voor de waarneming van het ambt van commissaris des Konings, Stb. 249.

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking op 15 augustus 1994 en werkt terug tot 1 januari 1994.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 juni 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto