Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 22-09-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Besluit van 14 juni 1994, houdende regels inzake de rechtspositie van de commissarissen van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 oktober 1993, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK93/U1799;

Gelet op de artikelen 65, 72 en 77 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, no. W04.93 0714);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, nr. BK94/409;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. bezoldiging: het bedrag per maand waarop een commissaris op grond van artikel 3 van dit besluit aanspraak kan maken;

  • c. commissaris: commissaris van de Koning;

  • d. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie.

Bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten

Artikel 3

  • 1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 11.270,20.

  • 2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

    • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

    • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 485,73.

  • 3 De kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van commissaris komen ten laste van de provincie.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen over de in het derde lid bedoelde scholing nadere regels stellen.

  • 5 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

  • 6 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

  • 7 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

  • 8 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Artikel 3a

  • 1 Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, verstrekt de commissaris aan Onze Minister, dan wel aan een door hem aangewezen instantie:

    een opgave van de neveninkomsten welke hij over dat kalenderjaar of over een gedeelte daarvan heeft genoten, dan wel

    een verklaring dat hij geen neveninkomsten heeft genoten of niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis aan neveninkomsten heeft genoten over dat jaar of, indien hij het ambt van commissaris vervulde gedurende een gedeelte van het kalenderjaar, een evenredig deel daarvan, dan wel

    een verklaring dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, verminderen gedeputeerde staten op verzoek van de commissaris diens bezoldiging reeds gedurende het kalenderjaar met een bedrag waarmee hij verwacht dat zijn bezoldiging zal worden verrekend vanwege zijn neveninkomsten.

  • 3 Onze Minister, dan wel een door hem aangewezen instantie, deelt gedeputeerde staten het bedrag van de bezoldiging dat teruggevorderd dient te worden, mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de commissaris.

  • 4 Gedeputeerde staten vorderen, indien Onze Minister, dan wel een door hem aangewezen instantie, constateert dat er sprake is van te verrekenen neveninkomsten, het teveel aan ontvangen bezoldiging terug van de commissaris.

  • 5 Indien de commissaris geen informatie kan verstrekken, meldt hij dit binnen zes maanden onder opgaaf van redenen aan Onze Minister, dan wel aan een door Onze Minister aangewezen instantie. De commissaris meldt tevens een redelijke termijn waarop hij deze informatie alsnog zal verstrekken.

  • 6 In het geval genoemd in het eerste lid, onderdeel c, alsmede indien de commissaris binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave of verklaring, als bedoeld in het eerste lid, heeft ingezonden, of niet heeft voldaan aan het vijfde lid, stellen gedeputeerde staten de bezoldiging over het afgelopen jaar vast op 65% van de bezoldiging op jaarbasis, tenzij zij uit anderen hoofde kunnen vaststellen tot welk bedrag er verrekend moet worden.

  • 7 Op verzoek van de commissaris kunnen gedeputeerde staten besluiten de verrekening of terugbetaling in termijnen te laten plaatsvinden.

Vakantie-uitkering

Artikel 4

De commissaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Artikel 4a

De commissaris heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Vergoeding bij waarneming

Artikel 5

  • 1 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, geniet voor die tijd, ten laste van de provincie, een vergoeding ten bedrage van de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Artikel 4, artikel 7 en artikel 8, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de waarneming geschiedt door een lid van gedeputeerde staten wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als zodanig wegens bezoldiging, vakantie-uitkering en telefoonkostenvergoeding wordt ontvangen.

  • 2 Voor de waarnemend commissaris van de Koning zijn de bepalingen van dit besluit van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 3a en 17 tot en met 20.

Computer- en communicatieapparatuur

Artikel 7

  • 1 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de commissaris op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    • a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    • b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 4 Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de commissaris verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.

Verhuis- en pensionkosten

Artikel 8

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing in verband met de benoeming.

  • 2 Indien de commissaris na benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, heeft hij ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten.

  • 3 De commissaris heeft tevens aanspraak op een vergoeding voor verhuiskosten ten laste van de provincie ingeval van het na benoeming betrekken van tijdelijke huisvesting.

  • 4 De provincie kan een vergoeding toekennen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet-herbenoeming.

  • 5 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8a. Reis- en verblijfkosten

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

  • 2 Aan een kandidaat voor het ambt van commissaris worden reiskosten vergoed die zijn gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister of aan de vertrouwenscommissie.

  • 3 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8b

Indien aan de commissaris van de Koning een dienstauto ter beschikking is gesteld en hij voor het gebruik van deze dienstauto loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat deze belastingheffing door de provincie aan de commissaris van de Koning wordt vergoed. De vergoeding betreft ten hoogste de verschuldigde loon- en inkomstenbelasting voor het gebruik van de dienstauto.

Ambtswoning

Artikel 9

  • 1 Voor het bewonen van een ambtswoning wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 18%.

  • 2 Indien gedeputeerde staten de economische huurwaarde van de ambtswoning lager vaststellen dan 18% van de bezoldiging, stellen zij de korting, in afwijking van het eerste lid, vast op dat lagere percentage.

  • 3 Indien de commissaris van de Koning een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik ten laste van de huurder zijn.

  • 4 Indien de commissaris van de Koning voor het gebruik van een ambtswoning loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, vergoedt de provincie deze belasting aan de commissaris van de Koning.

Artikel 9a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

Voorzieningen in verband met ziekte, een dienstongeval of een structurele functionele beperking

Artikel 12

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. een ziekte: een ziekte die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de uitoefening van de aan het ambt verbonden werkzaamheden;

    • b. een dienstongeval: een ongeval dat plaatsvindt tijdens de uitoefening van de aan het ambt verbonden werkzaamheden.

  • 2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor de noodzakelijk gemaakte kosten in verband met een geneeskundige behandeling of verzorging of overige kosten in verband met een ziekte of een dienstongeval:

    • a. voor zover deze kosten ten laste van de commissaris blijven en

    • b. voor zover de ziekte of het dienstongeval niet aan eigen schuld of onvoorzichtigheid te wijten is.

  • 3 In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten bepalen dat overige schade aangemerkt wordt als voortvloeiend uit de ziekte of het dienstongeval, naar redelijkheid en billijkheid, en gehoord de vergadering van de fractievoorzitters van alle partijen in provinciale staten.

  • 4 Onder overige schade valt niet het gederfde inkomen.

  • 5 Als de schade van de ziekte of het dienstongeval is ontstaan tijdens zijn ambtsperiode en voortduurt na zijn aftreden is dit artikel van overeenkomstige toepassing op de gewezen commissaris.

Artikel 13

Buitengewoon verlof

Artikel 14

  • 1 De vrouwelijke commissaris heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Bewaken en beveiligen

Artikel 15a

Indien gedeputeerde staten ten behoeve van een veilige woon- en werkplek van de commissaris kosten maken, die in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen zijn aangemerkt als werkgeverskosten, komen deze ten laste van de provincie.

Terugkeer uit het buitenland wegens dringende redenen

Artikel 16

  • 1 Indien een commissaris die in het buitenland verblijft, overweegt om wegens dringende redenen van dienstbelang terug te keren naar zijn provincie, legt hij dit voor aan Onze Minister.

  • 2 Indien Onze Minister het in het eerste lid genoemde voornemen redelijk acht, wordt aan de commissaris ten laste van de provincie een schadeloosstelling toegekend.

  • 3 De schadeloosstelling betreft uitsluitend de direct uit de terugkeer voortvloeiende kosten van de commissaris en in voorkomend geval die van zijn meereizende gezinsleden. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van de schadeloosstelling vast.

Schorsing

Artikel 17

De commissaris kan in het belang van een goede uitoefening van het ambt worden geschorst.

Artikel 18

  • 1 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.

  • 2 Gedurende een schorsing is het de commissaris als zodanig niet toegestaan de provinciale dienstgebouwen te betreden.

Ontslag

Artikel 19

  • 1 De commissaris wordt op zijn aanvraag ontslag verleend of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Aan de commissaris die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel op grond van een desbetreffende schriftelijke aanvraag heeft vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die overeenkomst.

    Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

  • 3 Het ontslag op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 4 Aan de commissaris wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 20

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de commissaris ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid wegens ziekte voor het vervullen van zijn ambt;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken;

    • c. andere gronden.

  • 2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a en b, van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder c, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. er sprake is van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van zes maanden,

    • b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van zes maanden te verwachten is.

  • 4 Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie, als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt een medisch onderzoek ingesteld door een of meer door Onze Minister aangewezen geneeskundigen, en, indien de commissaris dit wenst, een door de commissaris aangewezen geneeskundige. De commissaris is verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek en wordt schriftelijk in kennis gesteld van het starten van het onderzoek en de in de vorige zin bedoelde mogelijkheid. Indien de commissaris geen medewerking verleent, is de in het derde lid, onder b, genoemde voorwaarde niet van toepassing.

  • 5 Voordat Onze Minister het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de commissaris na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

  • 6 Niet-herbenoeming vindt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet plaats dan nadat de commissaris in de gelegenheid is gesteld door Onze Minister te worden gehoord.

Uitkering bij overlijden

Artikel 22

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de commissaris wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde, ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overlijden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan: de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk waren van de bezoldiging van de commissaris.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden commissaris ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

Overleg

Artikel 23

Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de commissarissen wordt niet beslist dan nadat daarover overleg is gepleegd met de commissarissen.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking op 15 augustus 1994 en werkt terug tot 1 januari 1994.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 juni 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto