Bekostigingsbesluit cultuuruitingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 31-12-2004 en zichtdatum 31-12-2004.
Geldend van 01-01-2002 t/m 24-03-2005

Besluit van 21 juni 1994, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidies en specifieke uitkeringen ten behoeve van cultuuruitingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 2 september 1993 (kenmerk DGCZ/SCB-U-935307),

Gelet op artikel 8 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Gezien de adviezen van de Raad voor de Gemeentefinanciën, de Raad voor het cultuurbeheer en de Raad voor de Kunst;

De Raad van State gehoord (advies van 28 maart 1994, no. W.13.93.0601);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 juni 1994, DGCZ/SCB-U-944172;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. de wet: de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een publiekrechtelijke rechtspersoon;

    • c. project: een activiteit op het terrein van cultuur met een incidenteel karakter;

    • d. instellingssubsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 6;

    • e. projectsubsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 11;

    • f. beleidsplan: een plan als bedoeld in artikel 9;

    • g. cultuurnota: de cultuurnota, bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • h. sectornota: een sectornota als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister maakt openbaar welke activiteiten voor subsidie of voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 40 in aanmerking komen voor zover dit niet reeds blijkt uit de cultuurnota of uit sectornota’s, alsmede voor zover hij voornemens is af te wijken van het in die nota’s gestelde.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister kan subsidie verstrekken voor perioden van ten hoogste vier jaren, doch uitsluitend binnen de perioden waarvoor een cultuurnota geldt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Een subsidie of een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 40 ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 2 De subsidieverlening of de verlening van een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 40 wordt geweigerd indien Onze Minister van oordeel is dat het verstrekken daarvan zijn beleid dat is neergelegd in de cultuurnota, in een sectornota, of met toepassing van artikel 2 openbaar is gemaakt, mede gelet op de beschikbare financiële middelen, niet ondersteunt.

  • 3 De subsidieverlening wordt voorts geweigerd indien:

    • a. naar het oordeel van Onze Minister mag worden verwacht dat de met de subsidieverlening beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt;

    • b. de aanvrager naar het oordeel van Onze Minister de behoefte aan subsidie niet heeft aangetoond, tenzij de aanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon is;

    • c. de aanvrager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen met inbegrip van subsidie voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

  • 4 Onze Minister kan bepalen dat in een geval of een categorie gevallen de behoefte aan subsidie niet behoeft te worden aangetoond.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop het bedrag van een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 40 of van een subsidie wordt berekend.

Hoofdstuk IA. Subsidieplafonds en verdelingsbepaling

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister kan ieder jaar subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende categorieën van activiteiten waarvoor een instellings- of projectsubsidie kan worden verstrekt.

Artikel 5b

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Indien Onze Minister een subsidieplafond vaststelt, voorziet hij in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke instellingen en soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie, tenzij Onze Minister bij de vaststelling van een subsidieplafond bepaalt dat hij het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeelt.

  • 2 Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt in het geval, bedoeld in het eerste lid, laatste zinsdeel, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst.

Hoofdstuk II. Het aanvragen van subsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

§ 1. Aanvraag van een jaarlijks instellingssubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De instelling die voor zijn activiteiten of een gedeelte daarvan in een kalenderjaar subsidie verlangt, dient uiterlijk zes maanden vóór de aanvang van het desbetreffende jaar een subsidieaanvraag in. De aanvraag wordt onderbouwd met een activiteitenplan en een begroting van de instelling en gaat vergezeld van een liquiditeitsprognose, indien de liquiditeitsbehoefte van de instelling onregelmatig over het jaar is gespreid.

  • 2 In het activiteitenplan worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling de instelling met de activiteiten nastreeft, op welke wijze zij zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroep zij zijn bestemd.

  • 3 De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de activiteiten in dat jaar. Daarbij wordt uitgegaan van het prijspeil en het niveau van de kosten van de arbeidsvoorwaarden op 1 januari van het jaar van indiening van de aanvraag. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting. Tevens bevat de begroting zowel de baten en lasten van de instelling als geheel als de baten en lasten van elk te onderscheiden onderdeel van de instelling.

  • 4 De liquiditeitsprognose geeft gemotiveerd inzicht in het verloop van de liquiditeitsbehoefte van de activiteiten per kalenderkwartaal.

  • 5 Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde aanvraagtermijn.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Bij de aanvraag van een instellingssubsidie worden tevens overgelegd:

    • a. een afschrift van de oprichtingsakte of de statuten;

    • b. een afschrift waaruit de inschrijving van de instelling in het geldende openbaar register blijkt;

    • c. een volledig overzicht van de financiële toestand van de instelling op het tijdstip van de aanvraag.

  • 2 Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3 Overlegging van de in het eerste lid, onder a, b of c, bedoelde bescheiden kan achterwege blijven indien de aanvrager er redelijkerwijs van uit kan gaan dat de in die bescheiden opgenomen gegevens aan Onze Minister bekend zijn. In de aanvraag wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing indien een publiekrechtelijke rechtspersoon een instellingssubsidie aanvraagt.

§ 2. Aanvraag van een meerjarig instellingssubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Een aanvraag voor een meerjarig instellingssubsidie wordt ingediend vóór een door Onze Minister te bepalen tijdstip, dat voor verschillende cultuuruitingen verschillend kan worden vastgesteld. Dit tijdstip ligt ten minste zes maanden vóór de aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd. De aanvraag gaat vergezeld van een beleidsplan voor de hele periode en een liquiditeitsprognose. Artikel 6, vierde lid, en artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het beleidsplan geeft ten minste een duidelijk inzicht in:

    • a. de beleidsvoornemens voor de betrokken periode; en

    • b. de geschatte baten en lasten gedurende de betrokken periode.

    Daarbij wordt uitgegaan van het prijspeil en het niveau van de kosten van de arbeidsvoorwaarden in het jaar van indiening van de aanvraag.

  • 3 Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde aanvraagtermijn.

§ 3. Aanvraag van een projectsubsidie

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die subsidie voor een bepaald project verlangt, dient ten minste dertien weken vóór de aanvang van het project een aanvraag in. De aanvraag wordt onderbouwd met een projectplan en een begroting en gaat vergezeld van een liquiditeitsprognose.

  • 2 In het projectplan worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling de aanvrager met de activiteiten nastreeft en op welke wijze die zullen worden uitgevoerd.

  • 3 De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van het project. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting. Daarbij wordt uitgegaan van het prijspeil en het niveau van de kosten van de arbeidsvoorwaarden op 1 januari van het jaar van indiening van de aanvraag.

  • 4 De liquiditeitsprognose geeft gemotiveerd inzicht in het verloop van de liquiditeitsbehoefte van de activiteiten per kalenderkwartaal. De liquiditeitsprognose kan achterwege blijven als de liquiditeitsbehoefte regelmatig gespreid is over de duur van het project; in de aanvraag wordt dit uitdrukkelijk vermeld.

  • 5 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister:

    • a. bepalen dat aanvragen voor bepaalde categorieën projecten vóór een of meer door hem vastgestelde data dienen te worden ingediend;

    • b. een andere aanvraagtermijn vaststellen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Bij de aanvraag van de subsidie door een privaatrechtelijke rechtspersoon worden tevens overgelegd:

    • a. een afschrift van de oprichtingsakte of de statuten; en

    • b. een afschrift waaruit de inschrijving van de instelling in het geldende openbaar register blijkt.

  • 2 Onze Minister kan een aanvrager of een categorie aanvragers tevens verplichten tot het overleggen van een volledig overzicht van de financiële toestand van de instelling op het tijdstip van de aanvraag.

  • 3 Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4 Overlegging van in het eerste lid bedoelde afschriften kan achterwege blijven, indien de aanvrager er redelijkerwijs van uit kan gaan dat deze gegevens aan Onze Minister bekend zijn. In de aanvraag wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 5 Het eerste en tweede lid is niet van toepassing indien een publiekrechtelijke rechtspersoon een projectsubsidie aanvraagt.

Hoofdstuk III. Subsidieverlening en bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Op een aanvraag voor een instellingssubsidie wordt beslist dertien weken voorafgaand aan het betrokken jaar. Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan Onze Minister bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor een bepaalde datum in een kalenderjaar, dan wel dat wordt beslist op of na een of meer data in een kalenderjaar.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Nadat een subsidieaanvraag is ingediend, kan Onze Minister voorschotten verlenen. Daarbij wordt rekening gehouden met de liquiditeitsbehoefte.

  • 2 Onze Minister kan met betrekking tot de bevoorschotting nadere regels stellen.

  • 3 Indien de subsidieaanvraag te laat wordt ingediend en Onze Minister de aanvraag desondanks in behandeling neemt, kan hij het verlenen van voorschotten evenredig later doen plaatsvinden.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Ten aanzien van de verlening en bevoorschotting van een meerjarig instellingssubsidie zijn de artikelen 13 en 14 van toepassing, met dien verstande dat Onze Minister beslist dertien weken voorafgaand aan de betrokken periode en dat in een beslissing waarbij een meerjarig instellingssubsidie wordt verleend, wordt vermeld welk bedrag elk jaar van de betrokken periode als voorschot zal worden verstrekt.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Bij de verlening van een meerjarig instellingssubsidie kan Onze Minister bepalen dat het subsidiebedrag jaarlijks door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil en met de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan Onze Minister bij de verlening van de subsidie tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil, onderscheidenlijk van de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

  • 4 Jaarlijks vindt overleg plaats tussen Onze Minister en, naar het oordeel van Onze Minister, representatieve vertegenwoordigers van subsidieontvangers over de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden in het daarop volgende jaar in relatie tot de kwaliteit en de kwantiteit van de gesubsidieerde activiteiten. Een bijstelling van het subsidiebedrag met toepassing van het eerste lid vindt eerst plaats nadat dit overleg heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk IV. Aan subsidieverlening verbonden verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a. de doeleinden gesteld in het activiteitenplan en het beleidsplan dan wel het projectplan op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • b. dat de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd; en

  • c. dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor het wordt verleend.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De subsidieontvanger zorgt er voorts voor dat:

  • a. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

  • b. de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de instelling;

  • c. van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken, aanwezig zijn; en

  • d. de administratie en de daarbij behorende bewijsstukken ten minste gedurende vijf jaar na de vaststelling van de subsidie worden bewaard.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Bij instellingen die een instellingssubsidie ontvangen, is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2 Onze Minister kan van het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De ontvanger van een instellingssubsidie verzekert zijn roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen het risico van diefstal en brand, alsmede tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.

  • 2 De ontvanger van een instellingssubsidie verzekert voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten, hun wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op zaken van provincies en gemeenten en op collecties van musea.

  • 4 Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid.

  • 5 Onze Minister kan het eerste of tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaren op de ontvanger van een projectsubsidie.

Artikel 23a

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Tenzij bij ministeriële regeling of bij de subsidieverlening anders is bepaald, dient de ontvanger van een meerjarig instellingssubsidie jaarlijks bij Onze Minister een activiteitenplan en een begroting van de instelling in. Artikel 6, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor het eerste jaar van de meerjarige subsidieperiode worden de in het eerste lid genoemde bescheiden ingediend uiterlijk 13 weken nadat een meerjarig instellingssubsidie is verleend.

  • 3 Voor de overige jaren van de meerjarige subsidieperiode worden de in het eerste lid bedoelde bescheiden ingediend uiterlijk 13 weken voorafgaand aan het betrokken jaar.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De subsidieontvanger stelt na afloop van de periode of het project waarvoor subsidie is verleend een activiteitenverslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het activiteitenverslag vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het beleidsplan, activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan voorgenomen activiteiten.

  • 2 De ontvanger van een meerjarig instellingssubsidie dient binnen vier maanden na afloop van enig jaar waarvoor subsidie is verleend, het activiteitenverslag, bedoeld in het eerste lid, en de jaarrekening in vergezeld van een toelichting; de artikelen 33, derde lid, 35 en 36 zijn van toepassing.

  • 3 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot tussentijdse verslaglegging bij projectsubsidies die zich over meer dan één kalenderjaar uitstrekken.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Indien een gesubsidieerd project leidt tot een publikatie, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat bij de publikatie wordt aangegeven wie de uitvoerder en subsidiënt van het project zijn geweest.

  • 2 Indien een subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de Auteurswet 1912, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.

  • 3 De subsidieontvanger vrijwaart de Staat der Nederlanden voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publikaties.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Voor zover na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit besluit het bedrag van een verleend instellingssubsidie niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt, kan het worden gereserveerd. De aldus gereserveerde bedragen kunnen uitsluitend worden besteed aan doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.

  • 2 Het totaal van de gereserveerde bedragen, bedoeld in het eerste lid, gaat een door Onze Minister voor een subsidieontvanger of categorie subsidieontvangers te bepalen percentage van de verleende subsidie of bedrag niet te boven.

  • 3 Bedragen die zijn bestemd voor reserveringen voor toekomstige uitgaven, die door Onze Minister zijn aangewezen, worden voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als bedragen die zijn besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 2 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 3 Toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de activiteiten van de subsidieontvanger, na toestemming van Onze Minister, door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa tegen boekwaarde aan die andere rechtspersoon in eigendom zijn overgedragen.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling ter beschikking gestelde goederen, is niet hoger dan het bedrag dat op grond van de historische kostprijs berekend wordt, rekening houdend met de geldende afschrijvingspercentages.

  • 2 De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling geleverde diensten, is indien het diensten betreft die in het algemeen door soortgelijke instellingen in eigen beheer worden verricht, niet hoger dan het bedrag dat gelijk is aan de kosten die de instelling zou hebben gehad bij het verrichten van de diensten in eigen beheer.

  • 3 De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling geleverde diensten, andere dan de in het tweede lid bedoelde diensten, is niet hoger dan het bedrag dat voor het doen verrichten van dergelijke diensten door andere organisaties gebruikelijk kan worden geacht.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn. Onze Minister kan ook andere gevallen aanwijzen waarin de bepaling niet geldt.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

  • 2 Indien bij Onze Minister het vermoeden is gerezen dat artikel 28 niet is nageleefd, spant de subsidieontvanger zich desgevraagd in de jaarrekening van de desbetreffende organisatie over te leggen.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent aan de verlening van bepaalde categorieën subsidies te verbinden verplichtingen.

  • 2 Indien subsidie wordt verstrekt voor activiteiten op een terrein van cultuur waarvoor een sponsorcode is vastgesteld, kan Onze Minister bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger zich dient aan te sluiten bij de code.

Hoofdstuk V. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Binnen vier maanden na afloop van de periode dan wel het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger de volgende bescheiden in:

    • a. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 24;

    • b. een subsidiedeclaratie; en

    • c. de jaarrekening.

  • 2 Een subsidiedeclaratie kan achterwege blijven indien de daarmee te verstrekken informatie reeds in de in te zenden jaarrekening is opgenomen.

  • 3 De jaarrekening behoeft niet te worden ingezonden, indien het gaat om:

    • a. een projectsubsidie; of

    • b. een subsidie aan een publiekrechtelijke rechtspersoon.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de besteding van de subsidie door de instelling. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht. Verschillen van meer dan 5% worden in ieder geval belangrijk geacht. In de subsidiedeclaratie van instellingssubsidies wordt de aansluiting tussen de subsidiedeclaratie en de jaarrekening toegelicht.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op de jaarrekening, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening; op deze rekening zijn de bepalingen omtrent de winsten verliesrekening van overeenkomstige toepassing. Bepalingen omtrent winst en verlies zijn van overeenkomstige toepassing op het exploitatiesaldo.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat bepalingen van Titel 9 of onderdelen daarvan niet van toepassing zijn op bepaalde instellingen of categorieën instellingen.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 2 De jaarrekening of de subsidiedeclaratie gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig een door Onze Minister vast te stellen protocol.

  • 3 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale accountantsdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

  • 4 Indien de voor het boekjaar begrote exploitatielasten minder dan € 230 000 bedragen en het totaal van de door het Rijk verleende subsidies met betrekking tot dat jaar minder dan € 115 000 bedraagt, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. Voor projectsubsidies blijft het bedrag van de begrote exploitatielasten buiten beschouwing.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Na ontvangst van de gegevens, bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36, stelt Onze Minister de subsidie binnen zes maanden vast.

Hoofdstuk VI. Specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ten behoeve van het door het desbetreffende openbaar lichaam te voeren cultuurbeleid worden door Onze Minister verstrekt met inachtneming van de artikelen 41 tot en met 49.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 De aanvraag voor een specifieke uitkering wordt uiterlijk zes maanden vóór de aanvang van het desbetreffende kalenderjaar ingediend.

  • 2 Bij de aanvraag wordt aangegeven welke activiteiten met behulp van de specifieke uitkering zullen worden gesubsidieerd, welke beleidsdoelen daarmee worden nagestreefd en welke kosten met de activiteiten zullen zijn gemoeid.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan Onze Minister bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor een bepaalde datum in een kalenderjaar, dan wel op of na een of meer data in een kalenderjaar. Op een aanvraag wordt dertien weken voorafgaande aan het betrokken jaar beslist.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Nadat een aanvraag voor een specifieke uitkering is ingediend, kan Onze Minister voorschotten verlenen.

  • 2 Onze Minister kan met betrekking tot de bevoorschotting nadere regels stellen.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De provincie of gemeente doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van een specifieke uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd. Artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin een specifieke uitkering is verstrekt zendt de provincie of gemeente een schriftelijk verslag aan Onze Minister over de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

De provincie of gemeente werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

  • 1 Binnen tien maanden na afloop van het jaar waarin een specifieke uitkering is verstrekt, legt de provincie of gemeente aan Onze Minister een verklaring over, waaruit blijkt in hoeverre de verstrekte specifieke uitkering is besteed ten behoeve van het doel waarvoor zij was bestemd. Deze verklaring gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Indien de specifieke uitkering minder bedroeg dan € 115 000, kan worden volstaan met de in de eerste volzin bedoelde verklaring.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens voldoende blijken uit de vastgestelde rekening van de provincie of gemeente, kan worden volstaan met de toezending van de rekening, voorzien van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.

  • 3 Voor zover niet uit een verklaring als bedoeld in het eerste lid of uit de rekening, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitkering is besteed ten behoeve van het doel waarvoor zij was bestemd, wordt het desbetreffende bedrag teruggevorderd.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van de inrichting van aanvragen, het beleidsplan, het activiteitenplan, het projectplan, de begroting, de liquiditeitsprognose, de administratie, de jaarrekening, de subsidiedeclaratie, de verklaring van de accountant en activiteitenverslagen.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Onze Minister kan, gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-07-2010]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 juni 1994

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d’Ancona

Uitgegeven de dertigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto