Wijzigingswet Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek enz. (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen)

Geraadpleegd op 07-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 17-02-1999 t/m 31-08-2005

Wet van 22 juni 1994, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting te wijzigen met betrekking tot de voorwaarden voor nationaliteitsverlening en registratie van zeeschepen in verband met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1991, C-221/89;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

  • 1 In afwijking van artikel 195, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, geschiedt ambtshalve doorhaling van de teboekstelling van zeeschepen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet te boek staan in het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wegens het verlies van de hoedanigheid van Nederlands schip, uitsluitend na ontvangst van een daartoe strekkende verklaring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. Deze uitzondering is niet meer van toepassing met ingang van het tijdstip waarop het schip na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet opnieuw wordt teboekgesteld.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt afgegeven aan de reder van het desbetreffende schip indien niet meer voldaan wordt aan de volgende vereisten:

    • a. het schip behoort voor ten minste twee derde deel toe aan een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die de nationaliteit van een der lid-staten van de Europese Gemeenschappen bezitten, en

    • b. indien het niet betreft een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt,

      • 1°. de persoon of personen, bedoeld onder a, oefenen het zeescheepvaartbedrijf in Nederland uit door middel van een onderneming die in Nederland gevestigd is of in Nederland een nevenvestiging heeft in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996 en voeren het beheer over het schip in overwegende mate vanuit Nederland;

      • 2°. de dagelijkse leiding van de onder 1° bedoelde vestiging berust bij een of meer natuurlijke personen die de nationaliteit bezitten van een der lid-staten van de Europese Gemeenschappen;

      • 3°. de natuurlijke persoon of personen, bedoeld onder 2°, beschikken over vertegenwoordigingsbevoegdheid inzake alle met het beheer over het schip verband houdende aangelegenheden betreffende het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning.

    Onder rechtspersoon met de nationaliteit van een der lid-staten van de Europese Gemeenschappen wordt in dit lid verstaan: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 311, derde lid, van het Wetboek van Koophandel, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.

  • 4 Van de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist, onverwijld mededeling gedaan aan de bewaarder van het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5 Tegen de afgifte van een verklaring, bedoeld in het eerste lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 juni 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. Kosto

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de veertiende juli 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto