1.1
|
De aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg,
autosnelweg of autoweg.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van
5 kilometer of meer.
|
De vaststelling van het tracé of plan door het provinciaal bestuur of het gemeentebestuur
dan wel van het ruimtelijk plan, wanneer dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet.
|
|
|
|
|
1.2
|
De wijziging of uitbreiding van:
-
a. een autosnelweg of autoweg, niet zijnde een hoofdweg, of
-
b. een weg als bedoeld in categorie 1.3 van onderdeel C van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van
5 kilometer of meer.
|
De vaststelling van het tracé of plan door het provinciaal bestuur of het gemeentebestuur
dan wel van het ruimtelijk plan, wanneer dat als eerste in de mogelijke wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van overladingsstations of faciliteiten voor de
overlading tussen vervoerswijzen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare
of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterweg.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een waterweg die kan worden bevaren
door schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
4.1
|
De aanleg van:
-
a. een marinehaven,
-
b. een haven voor civiel gebruik voor de binnenscheepvaart,
-
c. een zeehandelshaven, of
-
d. een visserijhaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een haven die bevaarbaar is voor
schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer.
|
De vaststelling van:
-
1°. het plan van aanleg van een haven als bedoeld onder a door de Minister van Defensie,
of
-
2°. het besluit tot aanleg dan wel, bij het ontbreken daarvan, het ruimtelijk plan dat
als eerste in de mogelijke aanleg voorziet van een haven als bedoeld onder b, c of
d.
|
|
|
|
|
4.2
|
De wijziging of uitbreiding van:
-
a. een marinehaven,
-
b. een haven voor civiel gebruik voor de binnenscheepvaart,
-
c. een zeehandelshaven, of d. een visserijhaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer.
|
De vaststelling van:
-
1°. het plan van wijziging of uitbreiding van een haven als bedoeld onder a door de Minister
van Defensie, of
-
2°. het besluit tot wijziging of uitbreiding dan wel, bij het ontbreken daarvan, het ruimtelijk
plan dat als eerste in de mogelijke wijziging of uitbreiding voorziet van een haven
als bedoeld onder b, c of d.
|
|
|
|
|
5.1
|
De constructie van installaties of bouwwerken in, op of boven de zeebodem of in de
ondergrond daarvan, dan wel de wijziging of uitbreiding daarvan, met uitzondering
van de constructie van installaties of bouwwerken ten behoeve van:
1°. activiteiten als bedoeld in categorie 17.1 of 17.2 van onderdeel C van deze bijlage,
2°. het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 0,5 hectare of meer, of
2°. een hoogte van N.A.P. +25 meter of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, dan wel
de besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
5.2
|
Het ophogen van de zeebodem, inclusief het aanleggen van een eiland, dan wel de uitbreiding
of wijziging daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 250 hectare
of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
|
|
|
|
|
5.3
|
Het gebruik van de zeebodem voor een andere activiteit dan bedoeld in categorie 5.1
of 5.2 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 0,5 hectare
of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, dan wel
de besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
5.4
|
Het op enigerlei bevestigen van installaties in de bodem dan wel de ophoging van de
bodem van grote wateren, niet zijnde de zeebodem, bedoeld in de categorieën 5.1 tot
en met 5.3 van onderdeel D van deze bijlage, waardoor de bodem bij hoog water boven
de waterspiegel komt te liggen, dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, dan wel
het besluit tot concessieverlening, bedoeld in artikel 1 van de Wet van 14 juli 1904
houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (Stb.
147).
|
|
|
|
|
6.1
|
De aanleg, de inrichting of het gebruik van een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel
1, onderdeel g, van de Luchtvaartwet.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een luchtvaartterrein dat de
beschikking krijgt over een start- of landingsbaan met een lengte van 1000 meter of
meer.
|
De aanwijzing, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Luchtvaartwet, of het besluit
tot wijziging daarvan, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet.
|
|
|
|
|
6.2
|
De wijziging in de ligging van een start- of landingsbaan, de verlenging, verbreding
of verharding daarvan, of de intensivering of wijziging van het gebruik van het luchtvaartterrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een start- of landingsbaan met een lengte van 1000 meter of meer, en
-
2°. een geluidszone als bedoeld in artikel 25a, een variant geluidszone als bedoeld in
artikel 25b, eerste lid, of een tijdelijke geluidszone, als bedoeld in artikel 25c,
eerste lid, van de Luchtvaartwet wordt vastgesteld of gewijzigd, tenzij de gewijzigde
zone geheel valt binnen de oorspronkelijke geluidszone of de zone vervalt.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet tot wijziging
van de aanwijzing, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van die wet.
|
|
|
|
|
7
|
De wijziging of uitbreiding van een militair oefenterrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een daadwerkelijk in te richten
oppervlakte van 100 hectare of meer.
|
De vaststelling van het inrichtingsplan door de Minister van Defensie.
|
|
|
|
|
8.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van gas,
olie of chemicaliën, met uitzondering van een buisleiding voor het transport van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding die over een
lengte van 1 kilometer of meer is gelegen of geprojecteerd in een gevoelig gebied
als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A
van deze bijlage.
|
Het besluit, bedoeld in de artikelen 94, eerste lid, en 95, van het Mijnbouwbesluit
dan wel het besluit, bedoeld in artikel 2, van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken
dan wel, bij het ontbreken daarvan, het vaststellen van het ruimtelijk plan dat als
eerste in de mogelijke aanleg, wijziging of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
8.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding die over een
lengte van 5 kilometer of meer is gelegen of geprojecteerd in een gevoelig gebied
als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A
van deze bijlage.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 94, eerste lid, van het Mijnbouwbesluit dan wel het
besluit, bedoeld in artikel 2, van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken dan wel, bij
het ontbreken daarvan, het vaststellen van het ruimtelijk plan dat als eerste in de
mogelijke aanleg, wijziging of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
8.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van water,
afvalwater of stoom.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een buisleiding met een doorsnede van 1 meter of meer, en
-
2°. een lengte van 10 kilometer of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
9
|
De inrichting van het landelijk gebied dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging in de natuur,
recreatie of landbouw met een oppervlakte van 125 hectare of meer, met uitzondering
van ruilverkaveling met een administratief karakter of van een aanpassingsinrichting.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de inrichting, wijziging
of uitbreiding voorziet, dan wel, bij het ontbreken daarvan, de vaststelling van:
1°. het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Landinrichtingswet,
of
2°. het reconstructieplan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden,
of een uitwerking daarvan als bedoeld in artikel 18 van die wet.
|
|
|
|
|
10.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. 250 000 bezoekers of meer per jaar,
-
2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, of
-
3°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet dan wel, bij het ontbreken daarvan, de vaststelling van:
-
1°. het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Landinrichtingswet,
of
-
2°. het reconstructieplan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden,
of een uitwerking daarvan als bedoeld in artikel 18 van die wet.
|
|
|
|
|
10.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een golfbaan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, of
-
2°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet dan wel, bij het ontbreken daarvan, de vaststelling van:
-
1°. het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Landinrichtingswet,
of
-
2°. de vaststelling het reconstructieplan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden, of een uitwerking daarvan als bedoeld in artikel 18 van die
wet.
|
|
|
|
|
10.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 100 ligplaatsen of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
11.1
|
De bouw van woningen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en
2000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke bouw voorziet.
|
|
|
|
|
11.2
|
De uitvoering dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject,
met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, of
-
2°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200 000 m2 of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke uitvoering,
wijziging of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
11.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare
of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
11.4
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een glastuinbouwgebied.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 50 hectare
of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
11.5
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bloembollenteeltgebied.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een bloembollenteeltgebied met
een oppervlakte van 50 hectare of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
12.1
|
De wijziging of uitbreiding van:
|
|
De goedkeuring van gedeputeerde staten van het plan, bedoeld in artikel 7, eerste
lid, van de Wet op de waterkering.
|
|
|
|
|
12.2
|
De uitvoering van werken als bedoeld in artikel 1, onder I of IIc, van de Deltawet.
|
|
De vaststelling van het principeplan dan wel, bij het ontbreken daarvan, het besluit,
bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Deltawet.
|
|
|
|
|
12.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van kustwerken om erosie te bestrijden, van maritieme
werken die de kust kunnen wijzigen en van andere kustverdedigingswerken, met uitzondering
van het onderhoud of herstel van deze werken.
|
|
Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bedoeld in artikel 10, eerste
lid, van de Wet op de Waterkering.
|
|
|
|
|
13
|
Landaanwinning, droogmakerij of indijking alsmede een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer.
|
De vaststelling van het plan dan wel, bij het ontbreken daarvan, het besluit, bedoeld
in een waterschapsreglement, dan wel, bij het ontbreken daarvan, het besluit tot concessieverlening
voor landaanwinning, droogmakerij of indijking, bedoeld in artikel 1 van de Wet van
14 juli 1904 houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen
(Stb. 147).
|
|
|
|
|
14
|
De oprichting of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het fokken, mesten of
houden van pluimvee of varkens.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. 60 000 of meer plaatsen voor mesthoenders,
-
2°. 45 000 of meer plaatsen voor hennen,
-
3°. 2200 of meer plaatsen voor mestvarkens, of
-
4°. 350 of meer plaatsen voor zeugen.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
15.1
|
Bronbemalingen bij bouwputten, bodemsaneringen en proefprojecten voor waterwinning
dan wel wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 3 miljoen
m3 of meer per jaar.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet.
|
|
|
|
|
15.2
|
De infiltratie van water in de bodem of onttrekking van grondwater aan de bodem, alsmede
de wijziging of uitbreiding van bestaande infiltraties en onttrekkingen, met uitzondering
van bronbemalingen bij bouwputten, bodemsaneringen en proefprojecten voor waterwinning.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1,5
miljoen m3 of meer per jaar.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet.
|
|
|
|
|
15.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterbekken of stuwdam.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 5 miljoen
m3 of meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
16.1
|
De ontginning dan wel wijziging of uitbreiding van de ontginning van steengroeven
of dagbouwmijnen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 12,5
hectare of meer.
|
Het besluit tot aanwijzing van een winplaats of een aantal winplaatsen dan wel, bij
het ontbreken daarvan, het besluit, bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
|
|
|
|
|
16.2
|
De turfwinning dan wel wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 75
hectare of meer.
|
Het besluit tot aanwijzing van een winplaats of een aantal winplaatsen dan wel, bij
het ontbreken daarvan, het besluit, bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
|
|
|
|
|
17.1
|
De wijziging of uitbreiding van de winning van aardolie of aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op reeds bestaande installaties,
plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust)
of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage en betrekking heeft op
-
1°. een uitbreiding van de terreinoppervlakte met 5 hectare of meer, of
-
2°. het bijplaatsen of wijzigingen van een stikstofscheidingsinstallatie of een ontzwavelingsinstallatie.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of aan ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is.
|
|
|
|
|
17.2
|
Diepboringen dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan, met uitzondering van diepboringen
in het kader van:
-
a. het onderzoek naar de stabiliteit van de grond,
-
b. archeologisch onderzoek, of
-
c. de opsporing of winning van aardolie, aardgas of zout.
|
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of een ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is, dan wel het ruimtelijk dat als eerste in de mogelijke uitvoering
van de boring of de mogelijke uitbreiding of wijziging daarvan voorziet.
|
|
|
|
|
18.1
|
De oprichting van een inrichting bestemd voor:
-
a. de verbranding van niet-gevaarlijke afvalstoffen, of
-
b. de chemische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een capaciteit
van 50 ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
18.2
|
De oprichting van een inrichting bestemd voor het bewerken, verwerken of vernietigen
van dierlijke of overige organische meststoffen, groenafval en GFT, niet zijnde gevaarlijke
afvalstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een capaciteit
van 100 ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
18.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het beheer van afvalstoffen,
bedoeld in de categorieën 18.2, 18.3, 18.4 of 18.5 van onderdeel C van deze bijlage
of de categorieën 18.1 of 18.2 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. het storten of opslaan van baggerspecie van de klasse 3 of 4 in een hoeveelheid
van 250.000 m3 of meer,
2°. het storten of opslaan van andere afvalstoffen dan bedoeld onder 1°, in een hoeveelheid
van 250.000 m3 of meer,
3°. het verwijderen van zuiveringsslib in een hoeveelheid van 5000 ton droge stof
per jaar of meer,
4°. het beheer van afvalstoffen anders dan bedoeld onder 1°, 2° of 3° in een hoeveelheid
van 100 ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
18.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het reinigen
van afvalwater.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een capaciteit van 50 000 inwonerequivalenten
of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
19.1
|
De uitvoering van werken voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden die
tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid overgebracht
water van 75 miljoen m3 per jaar of meer.
|
Het besluit van de waterstaatkundig beheerder.
|
|
|
|
|
19.2
|
De uitvoering van werken voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden die
niet tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen.
|
In gevallen waarin:
-
1°. het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken
meer dan 2000 miljoen m3 bedraagt, en
-
2°. de hoeveelheid overgebracht water 3% van dit debiet overschrijdt.
|
Het besluit van de waterstaatkundig beheerder.
|
|
|
|
|
20.1
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen van papierpulp
uit hout of andere vezelstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
20.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van papier of karton.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
20.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van celstof.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.1
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de raffinage van aardolie,
met uitzondering van inrichtingen die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een andere wijziging of uitbreiding
dan bedoeld in categorie 21.2 van onderdeel C van deze bijlage en de verwerkingscapaciteit
van ruwe olie met 20% of meer dan wel met 2 miljoen ton of meer per jaar toeneemt.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het roosten,
pelletiseren of doen sinteren van ertsen of de productie van cokes uit steenkool.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie van ruw ijzer
of staal.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.4
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de winning van ruwe non-ferrometalen
uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of
elektrolytische procédés.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de vervaardiging,
bewerking of verwerking van asbest of asbesthoudende producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. de vervaardiging, bewerking of verwerking van asbestcement met een capaciteit van
10 000 ton eindproduct per jaar of meer,
-
2°. de vervaardiging van remvoeringen met een capaciteit van 25 ton eindproduct per jaar
of meer, of
-
3°. de vervaardiging, bewerking of verwerking van andere asbesthoudende producten met
een verbruik van 100 ton asbest per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
21.6
|
De wijziging of uitbreiding van een geïntegreerde chemische installatie, dat wil zeggen
een installatie voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische
omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar
verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:
-
a. organische basischemicaliën,
-
b. anorganische basischemicaliën,
-
c. fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen),
-
d. basisproducten voor gewasbescherming en van biociden,
-
e. farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé, of
-
f. explosieven.
|
In gevallen waarin de verwerkingscapaciteit van de installatie toeneemt met:
-
1°. 100 000 ton per jaar of meer door de in onderdeel a omschreven activiteit,
-
2°. 100 000 ton per jaar of meer door de in onderdeel b omschreven activiteit,
-
3°. 100 000 ton per jaar of meer door de in onderdeel c omschreven activiteit,
-
4°. 20 000 ton per jaar of meer door de in onderdeel d omschreven activiteit, of
-
5°. 20 000 ton per jaar of meer door de in onderdeel e omschreven activiteit.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
22.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie
van elektriciteit, stoom en warmte, met uitzondering van kernenergiecentrales.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een elektriciteitscentrale met
een vermogen van 200 megawatt (thermisch) of meer en, indien het een wijziging of
uitbreiding betreft,
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
22.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van één of meer met elkaar samenhangende installaties
voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke oprichting,
wijziging of uitbreiding voorziet dan wel, bij het ontbreken daarvan, de besluiten
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
22.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt,
met inbegrip van de buitengebruikstelling of ontmanteling van dergelijke centrales
of reactoren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een wijziging van de soort, hoeveelheid of verrijkingsgraad van de splijtstof,
-
2°. een vergroting van de lozing van radioactieve stoffen,
-
3°. een vergroting van de opslagcapaciteit van gebruikte splijtstof,
-
4°. het aanbrengen van systemen ter voorkoming of beheersing van ernstige ongevallen,
of
-
5°. een wijziging van het tijdstip van de buitengebruikstelling of ontmanteling van meer
dan 5 jaar.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
22.4
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opwerking van bestraalde
splijtstoffen.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
22.5
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie of verrijking
van splijtstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een vergroting van de verrijkingscapaciteit
op jaarbasis van 500 tSW per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
23
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor:
-
a. de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval,
-
b. de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen,
-
c. uitsluitend de definitieve verwijdering van radioactief afval, of
-
d. uitsluitend de opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval van een andere
inrichting.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een vergroting van de behandelingscapaciteit van bestraalde splijtstoffen of hoog
radioactief afval met meer dan 50%, of
-
2°. een vergroting van de totale opslagcapaciteit met meer dan 50% of met meer dan 10 000
m3.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
24.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse of ondergrondse hoogspanningleiding.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met:
1°. een spanning van 150 kilovolt of meer, en
2°. een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied.
|
De vaststelling van het tracé door de Minister van Economische Zaken dan wel het ruimtelijk
plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
24.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een hoogspanningsleiding in, op of boven de
zeebodem, dan wel in de ondergrond daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met:
1°. een spanning van 150 kilovolt of meer, en
2°. een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied als bedoeld onder a,
b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage.
|
De vaststelling van het tracé door de Minister van Economische Zaken dan wel het ruimtelijk
plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging of uitbreiding voorziet.
|
|
|
|
|
25.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opslag
van aardolie, petrochemische of chemische producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 150.000
m3 of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
25.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opslag
of overslag van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 100 000
m3 of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
25.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse opslag van aardgas.
|
In gevallen waarin ten behoeve van de opslag een ruimte wordt gecreëerd van 1 miljoen
m3 of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of een ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is.
|
|
|
|
|
25.4
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 50 hectare
of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
26
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor steenkoolvergassing of
liquefactie.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
27
|
De eerste bebossing of de ontbossing dan wel de wijziging of uitbreiding daarvan met
het oog op een ander bodemgebruik.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. gronden met een agrarische bestemming en een oppervlakte van 100 hectare of meer,
of
-
2°. gronden met een andere dan een agrarische bestemming en een oppervlakte van 10 hectare
of meer.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Boswet, of de vaststelling van
het ruimtelijk plan, wanneer dat als eerste in het mogelijke andere bodemgebruik voorziet.
|
|
|
|
|
28
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het kweken
van vis.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 1000
ton vis per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
29.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de ondergrondse
mijnbouw met gebruikmaking van schachten.
|
In gevallen waarin de activiteit plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder
a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
29.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van oppervlakte-installaties van bedrijven
voor de winning van steenkool, ertsen of bitumineuze schisten.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
29.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het briketteren
van steenkool of bruinkool.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
29.4
|
De oprichting, uitbreiding of wijziging van een inrichting voor de winning van zout.
|
In gevallen waarin de activiteit plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder
a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
30
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van cement.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
31
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het omzetten
van hydrostatische energie in elektrische of thermische energie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een vermogen van 2,5 megawatt
(elektrisch) per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het smelten,
gieten of smeden van ijzer of staal of voor het smelten, gieten of raffineren van
non-ferro metalen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het walsen
of trekken van metalen of voor het vervaardigen van pers-, trek- of stanswerk.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 15 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de oppervlaktebehandeling
of bekleding van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of
chemisch procédé.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 10 000
m2 of meer op een bedrijfsterrein dan wel 5000 m2 of meer op een ander terrein, met dien verstande dat voor een inrichting voor het
poedercoaten of verwerken van watergedragen verf een productie-oppervlak geldt van
20 000 m2 of meer op een bedrijfsterrein dan wel 10 000 m2 of meer op een ander terrein.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van ketels of reservoirs.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50 000
m2 of meer in een gesloten gebouw dan wel 10 000 m2 of meer buiten een gesloten gebouw.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of assembleren van automobielen of automobielmotoren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 1000
automobielen of automobielmotoren per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.6
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het bouwen,
onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50 000
m2 of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.7
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het beproeven
van motoren, reactoren of turbines, of voor de bouw of reparatie van vliegtuigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. het beproeven buiten een gesloten gebouw van motoren, reactoren of turbines met een
stuwkracht van 500 kilonewton of meer dan wel met een vermogen van 10 megawatt of
meer, of
-
2°. een productie-oppervlak van 250 000 m2 of meer van een inrichting bestemd voor de bouw of reparatie van vliegtuigen.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.8
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of repareren van spoorwegmaterieel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50 000
m2 of meer in een gesloten gebouw dan wel 10 000 m2 of meer buiten een gesloten gebouw.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
32.9
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervormen
van metalen door middel van springstoffen.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
33
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen, met inbegrip van glasvezels.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 10 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
34.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of formuleren van bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 1 van de Bestrijdingsmiddelenwet
1962, voor zover niet omschreven in onderdeel d van categorie 21.6 van onderdeel D
van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
34.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van farmaceutische producten, voor zover niet omschreven in onderdeel e van categorie
21.6 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
34.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van gehalogeneerde organische verbindingen of van verven en vernissen, voor zover
niet omschreven in categorie 21.6 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
34.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van kunstmest, voor zover niet omschreven in categorie 21.6 van onderdeel D van deze
bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
34.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken of verwerken van chemische producten, met inbegrip van elastomeren, peroxiden,
alkenen en stikstofverbindingen, voor zover niet omschreven in de categorieën 21.6
of 34.1 tot en met 34.4 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 50 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
35
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor:
-
a. het vervaardigen, bewerken of verwerken van dierlijke of plantaardige oliën of vetten,
-
b. het vervaardigen van vismeel of traan, of
-
c. het vervaardigen van conserven van dierlijke en plantaardige producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
1°. een productiecapaciteit van 40 000 ton per jaar of meer in een inrichting als bedoeld
onder a, of
-
2°. een productiecapaciteit van 10 000 ton per jaar of meer in een inrichting als bedoeld
onder b of c.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
36
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van consumptiemelk, consumptiemelkproducten, geëvaporiseerde melk of geëvaporiseerde
melkproducten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 30 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
37.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een bierbrouwerij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 75
miljoen liter per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
37.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een mouterij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 40 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
38.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van suiker uit suikerbieten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 12 500
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
38.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van limonade.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20
miljoen liter per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
38.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van suikerwerk.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 15 000
ton per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
39.1
|
De oprichting of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het slachten van dieren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 25 000
ton vlees per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
39.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de destructie
van dieren.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
40
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van zetmeel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 25 000
kilogram per uur of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
41.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de voorbehandeling
of het verven van vezels of textiel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een afvalwaterstroom van 2500
inwonerequivalenten per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
41.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een leerlooierij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een afvalwaterstroom van 1000
inwonerequivalenten per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
42
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken, verwerken of behandelen van hout of houten voorwerpen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 150 000
m3 per jaar of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
43
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een terrein, niet zijnde een openbare weg,
bestemd of ingericht voor het in wedstrijdverband of ter voorbereiding daarvan dan
wel voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een openstelling van acht uren
of meer per week.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet dan wel, bij het ontbreken daarvan, de besluiten waarop afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
44
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
verpakken, laden of vullen van patronen met kruit of explosieven.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
45
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de terugwinning
of vernietiging van explosieve stoffen.
|
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
46
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het smelten
van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
47
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van keramische producten door middel van bakken.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
48
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een aquaduct.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een lengte van 1 kilometer of
meer.
|
De vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg, wijziging
of uitbreiding voorziet.
|