1.1
|
De aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg,
autosnelweg of autoweg.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van
5 kilometer of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 j° 9, tweede lid, van de Planwet verkeer
en vervoer en het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en
36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
|
De vaststelling van het tracé of plan door het provinciaal bestuur of het gemeentebestuur
dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid,
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan,
bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wanneer dat het tracé
bepaalt.
|
|
|
|
|
|
1.2
|
De wijziging of uitbreiding van:
a. een autosnelweg of autoweg, niet zijnde een hoofdweg, of
b. een weg als bedoeld in categorie 1.3 van onderdeel C van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van
5 kilometer of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 j° 9, tweede lid, van de Planwet verkeer
en vervoer, het plan, bedoeld in de artikelen 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
|
De vaststelling van het tracé of plan door het provinciaal bestuur of het gemeentebestuur
dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid,
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan,
bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wanneer dat het tracé
bepaalt.
|
|
|
|
|
|
2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van overladingsstations of faciliteiten voor de
overlading tussen vervoerswijzen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterweg.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een waterweg die kan worden bevaren
door schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
4.1
|
De aanleg van:
a. een marinehaven,
b. een haven voor civiel gebruik voor de binnenscheepvaart,
c. een zeehandelshaven, of
d. een visserijhaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een haven die bevaarbaar is voor
schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, met uitzondering van de plannen die uitsluitend betrekking
hebben op de activiteit genoemd onder a.
|
De vaststelling van:
1°. het plan van aanleg van een haven als bedoeld onder a door de Minister van Defensie,
of
2°. het besluit tot aanleg dan wel, bij het ontbreken daarvan het plan, bedoeld in
artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel bij het ontbreken
daarvan het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat
in de aanleg voorziet van een haven als bedoeld onder b, c of d.
|
|
|
|
|
|
4.2
|
De wijziging of uitbreiding van een visserijhaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De vaststelling van het besluit tot wijziging of uitbreiding dan wel, bij het ontbreken
daarvan, van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 10 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de wijziging of uitbreiding voorziet .
|
|
|
|
|
|
5.1
|
De constructie van installaties of bouwwerken in, op of boven de zeebodem of in de
ondergrond daarvan, dan wel de wijziging of uitbreiding daarvan, met uitzondering
van de constructie van installaties of bouwwerken ten behoeve van:
1°. activiteiten als bedoeld in categorie 17.1of 17.2 van onderdeel C van deze bijlage,
2°. Het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 0,5 hectare of meer of
2°. een hoogte van N.A.P. +25 meter of meer.
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het plan,
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, dan wel
de besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
5.2
|
Het ophogen van de zeebodem, inclusief het aanleggen van een eiland, dan wel de uitbreiding
of wijziging daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 250 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het plan,
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
|
|
|
|
|
|
5.3
|
Het gebruik van de zeebodem voor een andere activiteit dan bedoeld in categorie 5.1
of 5.2 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 0,5 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het plan,
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, dan wel
de besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
5.4
|
Het op enigerlei wijze bevestigen van installaties in de bodem dan wel de ophoging
van de bodem van grote wateren, niet zijnde de zeebodem, bedoeld in de categorieën
5.1 tot en met 5.3 van onderdeel D van deze bijlage, waardoor de bodem bij hoog water
boven de waterspiegel komt te liggen, dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het plan,
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, dan wel
het besluit tot concessieverlening, bedoeld in artikel 1 van de Wet van 14 juli 1904
houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (Stb.
147).
|
|
|
|
|
|
6.1
|
De aanleg, de inrichting of het gebruik van een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel
1, onderdeel g, van de Luchtvaartwet.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een luchtvaartterrein dat de
beschikking krijgt over een start- of landingsbaan met een lengte van 1.000 meter
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a en 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
met uitzondering van plannen die uitsluitend betrekking hebben op militaire luchtvaartterreinen.
|
De aanwijzing, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Luchtvaartwet, of het besluit
tot wijziging daarvan, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet.
|
|
|
|
|
|
6.2
|
De wijziging in de ligging van een start- of landingsbaan, de verlenging, verbreding
of verharding daarvan, of de intensivering of wijziging van het gebruik van het luchtvaartterrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een start- of landingsbaan met een lengte van 1.000 meter of meer, en
2°. een geluidszone als bedoeld in artikel 25a, een variant geluidszone als bedoeld
in artikel 25b, eerste lid, of een tijdelijke geluidszone, als bedoeld in artikel
25c, eerste lid, van de Luchtvaartwet wordt vastgesteld of gewijzigd, tenzij de gewijzigde
zone geheel valt binnen de oorspronkelijke geluidszone of de zone vervalt.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a en 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
met uitzondering van plannen die uitsluitend betrekking hebben op militaire luchtvaartterreinen.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet tot wijziging
van de aanwijzing, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van die wet.
|
|
|
|
|
|
7
|
De wijziging of uitbreiding van een militair oefenterrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een daadwerkelijk in te richten
oppervlakte van 100 hectare of meer.
|
|
De vaststelling van het inrichtingsplan door de Minister van Defensie.
|
|
|
|
|
|
8.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van gas,
olie of chemicaliën, met uitzondering van een buisleiding voor het transport van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding die over een
lengte van 1 kilometer of meer is gelegen of geprojecteerd in een gevoelig gebied
als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d, van punt 1 van onderdeel
A van deze bijlage.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in de artikelen 94, eerste lid, en 95, van het Mijnbouwbesluit
dan wel het besluit bedoeld in artikel 2, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken
dan wel, bij het ontbreken daarvan, van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid,
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan,
bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening waarin de aanleg, wijziging
of uitbreiding wordt aangegeven.
|
|
|
|
|
|
8.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding die over een
lengte van 5 kilometer of meer is gelegen of geprojecteerd in een gevoelig gebied
als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d, van punt 1 van onderdeel
A van deze bijlage
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in de artikel 94, eerste lid, van het Mijnbouwbesluit dan wel
het besluit bedoeld in artikel 2, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken dan wel,
bij het ontbreken daarvan, van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld
in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening waarin de aanleg, wijziging of
uitbreiding wordt aangegeven.
|
|
|
|
|
|
8.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van water,
afvalwater of stoom.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een buisleiding met een doorsnede van 1 meter of meer, en
2°. een lengte van 10 kilometer of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
9
|
De inrichting van het landelijk gebied dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging in de natuur,
recreatie of landbouw met een oppervlakte van 125 hectare of meer, met uitzondering
van ruilverkaveling met een administratief karakter of van een aanpassingsinrichting.
.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, het plan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden en het plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.
.
|
De vaststelling van het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van
de Landinrichtingswet dan wel een plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden dan wel bij het ontbreken daarvan het plan bedoeld in artikel
11 van die wet dan wel het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in
artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de inrichting voorziet.
|
|
|
|
|
|
10.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar,
2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, of
3°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, het reconstructieplan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden en het plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.
|
De vaststelling van het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van
de Landinrichtingswet dan wel een plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden dan wel bij het ontbreken daarvan het plan bedoeld in artikel
11 van die wet dan wel het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in
artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de inrichting voorziet.
|
|
|
|
|
|
10.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een golfbaan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op :
1°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, en
2°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, het reconstructieplan, bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden en het plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.
|
De vaststelling van het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van
de Landinrichtingswet dan wel een plan bedoeld in artikel 18 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden dan wel bij het ontbreken daarvan het plan bedoeld in artikel
11 van die wet dan wel het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in
artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de inrichting voorziet.
|
|
|
|
|
|
10.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 100 ligplaatsen of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
11.1
|
De bouw van woningen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en
2.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de bouw voorziet.
|
|
|
|
|
|
11.2
|
De uitvoering dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject,
met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, of
2°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de uitvoering, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
11.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
11.4
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een glastuinbouwgebied.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 50 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
11.5
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bloembollenteeltgebied.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een bloembollenteeltgebied een
oppervlakte van 50 hectare of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
12.1
|
De wijziging of uitbreiding van:
a. een zee- of deltadijk, of
b. een rivierdijk.
|
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a, 4a, 7, 10, 11 eerste lid, en 36c van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de
waterhuishouding.
|
De goedkeuring van gedeputeerde staten van het plan, bedoeld in artikel 7b, tweede
lid, van de Wet op de waterkering.
|
|
|
|
|
|
12.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van kustwerken om erosie te bestrijden, van maritieme
werken die de kust kunnen wijzigen en van andere kustverdedigingswerken, met uitzondering
van het onderhoud of herstel van deze werken.
|
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de
waterhuishouding.
|
Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bedoeld in artikel 10, eerste
lid, van de Wet op de Waterkering.
|
|
|
|
|
|
13
|
Landaanwinning, droogmakerij of indijking alsmede een wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in een waterschapsreglement, dan wel, bij het ontbreken daarvan,
het besluit tot concessieverlening voor landaanwinning, droogmakerij of indijking,
bedoeld in artikel 1 van de Wet van 14 juli 1904 houdende bepalingen omtrent het ondernemen
van droogmakerijen en indijkingen (Stb. 147).
|
|
|
|
|
|
14
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het fokken,
mesten of houden van pluimvee of varkens.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. 60.000 of meer plaatsen voor mesthoenders,
2°. 45.000 of meer plaatsen voor hennen,
3°. 2.200 of meer plaatsen voor mestvarkens, of
4°. 350 of meer plaatsen voor zeugen.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
15.1
|
Bronbemalingen bij bouwputten, bodemsaneringen en proefprojecten voor waterwinning
dan wel wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 3 miljoen
m3 of meer per jaar.
|
Het plan, bedoeld in artikel 47 van de Waterleidingwet, het plan, bedoeld in de artikelen
2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het
plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet.
|
|
|
|
|
|
15.2
|
De infiltratie van water in de bodem of onttrekking van grondwater aan de bodem, alsmede
de wijziging of uitbreiding van bestaande infiltraties en onttrekkingen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1,5
miljoen m3 of meer per jaar.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet
op de waterhuishouding.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Grondwaterwet.
|
|
|
|
|
|
15.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterbekken of stuwdam.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 5 miljoen
m3 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de aanleg, wijziging of uitbreiding
voorziet.
|
|
|
|
|
|
16.1
|
De ontginning dan wel wijziging of uitbreiding van de ontginning van steengroeven
of dagbouwmijnen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 12,5
hectare of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
|
|
|
|
|
|
16.2
|
De turfwinning dan wel wijziging of uitbreiding daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 75
hectare of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet.
|
|
|
|
|
|
17.1
|
De wijziging of uitbreiding van de winning van aardolie of aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op reeds bestaande installaties,
plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder a, b (tot 3 zeemijl uit de kust)
of d, van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage en betrekking heeft op:
1°. een uitbreiding van de terreinoppervlakte met 5 hectare of meer, of
2°. het bijplaatsen of wijzigen van een stikstofscheidingsinstallatie of een ontzwavelingsinstallatie.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of een ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is.
|
|
|
|
|
|
17.2
|
Diepboringen dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan, met uitzondering van diepboringen
in het kader van:
a. het onderzoek naar de stabiliteit van de grond,
b. archeologisch onderzoek, of
c. de opsporing of winning van aardolie, aardgas of zout.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of een ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is. dan wel, bij het ontbreken daarvan, de vaststelling van het plan,
bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij
het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening dat in de uitvoering van een diepboring dan wel de wijziging of uitbreiding
daarvan voorziet.
|
|
|
|
|
|
18.1
|
De oprichting van een inrichting bestemd voor:
a. de verbranding van niet-gevaarlijke afvalstoffen, of
b. de chemische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een capaciteit
van 50 ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
18.2
|
De oprichting van een inrichting bestemd voor het bewerken, verwerken of vernietigen
van dierlijke of overige organische meststoffen, groenafval en GFT, niet zijnde gevaarlijke
afvalstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een capaciteit
van 100 ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
18.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het beheer van afvalstoffen,
bedoeld in de categorieën 18.2, 18.3, 18.4 of 18.5 van onderdeel C van deze bijlage
of de categorieën 18.1 of 18.2 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op :
1°. Het storten of opslaan van baggerspecie van klasse 3 of 4 in een hoeveelheid van
250.000 m3 of meer,
2°. het storten of opslaan van andere afvalstoffen dan bedoeld onder 1°, in een hoeveelheid
van 250.000 m3 of meer,
3°. het verwijderen van zuiveringsslib in een hoeveelheid van 5.000 ton droge stof
per jaar of meer,
4°. het beheer van afvalstoffen anders dan bedoeld onder 1°, 2° of 3° in een hoeveelheid
van 100 ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
18.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het reinigen
van afvalwater.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een capaciteit van 50.000 inwonerequivalenten
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
19.1
|
De uitvoering van werken voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden die
tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid overgebracht
water van 75 miljoen m3 per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit van de waterstaatkundig beheerder.
|
|
|
|
|
|
19.2
|
De uitvoering van werken voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden die
niet tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen.
|
In gevallen waarin:
1°. het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken
meer dan 2.000 miljoen m3 bedraagt, en
2°. de hoeveelheid overgebracht water 3% van dit debiet overschrijdt.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de Wet op de waterhuishouding.
|
Het besluit van de waterstaatkundig beheerder.
|
|
|
|
|
|
20.1
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen van papierpulp
uit hout of andere vezelstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
20.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van papier of karton.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
20.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van celstof.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.1
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de raffinage van aardolie,
met uitzondering van inrichtingen die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een andere wijziging of uitbreiding
dan bedoeld in categorie 21.2 van onderdeel C van deze bijlage en de verwerkingscapaciteit
van ruwe olie met 20% of meer dan wel met 2 miljoen ton of meer per jaar toeneemt.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het roosten,
pelletiseren of doen sinteren van ertsen of de productie van cokes uit steenkool.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie van ruw ijzer
of staal.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.4
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de winning van ruwe non-ferrometalen
uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of
elektrolytische procédés.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de vervaardiging,
bewerking of verwerking van asbest of asbesthoudende producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. de vervaardiging, bewerking of verwerking van asbestcement met een capaciteit
van 10.000 ton eindproduct per jaar of meer,
2°. de vervaardiging van remvoeringen met een capaciteit van 25 ton eindproduct per
jaar of meer, of
3°. de vervaardiging, bewerking of verwerking van andere asbesthoudende producten
met een verbruik van 100 ton asbest per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
21.6
|
De wijziging of uitbreiding van een geïntegreerde chemische installatie, dat wil zeggen
een installatie voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische
omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar
verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:
a. organische basischemicaliën,
b. anorganische basischemicaliën,
c. fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde
meststoffen),
d. basisproducten voor gewasbescherming en van biociden,
e. farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé, of
f. explosieven.
|
In gevallen waarin de verwerkingscapaciteit van de installatie toeneemt met:
1°. 100.000 ton per jaar of meer door de in onderdeel a omschreven activiteit,
2°. 100.000 ton per jaar of meer door de in onderdeel b omschreven activiteit,
3°. 100.000 ton per jaar of meer door de in onderdeel c omschreven activiteit,
4°. 20.000 ton per jaar of meer door de in onderdeel d omschreven activiteit, of
5°. 20.000 ton per jaar of meer door de in onderdeel e omschreven activiteit.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
22.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie
van elektriciteit, stoom en warmte, met uitzondering van kernenergiecentrales.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een elektriciteitscentrale met
een vermogen van 200 megawatt (thermisch) of meer en, indien het een wijziging of
uitbreiding betreft,
1°. het vermogen met 20% of meer toeneemt, of
2°. de inzet van een andere brandstof tot doel heeft.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
22.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van één of meer met elkaar samenhangende installaties
voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een gezamenlijk vermogen van 15 megawatt (elektrisch) of meer, of
2°. 10 molens of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
22.3
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt,
met inbegrip van de buitengebruikstelling of ontmanteling van dergelijke centrales
of reactoren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een wijziging van de soort, hoeveelheid of verrijkingsgraad van de splijtstof,
2°. een vergroting van de lozing van radioactieve stoffen,
3°. een vergroting van de opslagcapaciteit van gebruikte splijtstof,
4°. het aanbrengen van systemen ter voorkoming of beheersing van ernstige ongevallen,
of
5°. een wijziging van het tijdstip van de buitengebruikstelling of ontmanteling van
meer dan 5 jaar.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
22.4
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opwerking van bestraalde
splijtstoffen.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
22.5
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie of verrijking
van splijtstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een vergroting van de verrijkingscapaciteit
op jaarbasis van 500 tSW per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
23
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor:
a. de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval,
b. de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen,
c. uitsluitend de definitieve verwijdering van radioactief afval, of
d. uitsluitend de opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval van een
andere inrichting.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een vergroting van de behandelingscapaciteit van bestraalde splijtstoffen of hoog
radioactief afval met meer dan 50%, of
2°. een vergroting van de totale opslagcapaciteit met meer dan 50% of met meer dan
10.000 m3.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
24.1
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsleiding.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met:
1°. een spanning van 150 kilovolt of meer, en
2°. een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit tot vaststelling van het tracé door de Minister van Economische Zaken,
dan wel, bij het ontbreken daarvan, het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan,
bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
|
|
|
|
|
|
24.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een hoogspanningsleiding in, op of boven de
zeebodem, dan wel in de ondergrond daarvan.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met:
1° een spanning van 150 kilovolt of meer, en
2° een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied als bedoeld onder a,
b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage.
|
Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
|
De vaststelling van het tracé door de Minister van Economische Zaken, dan wel, bij
het ontbreken daarvan, van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld
in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of het besluit, bedoeld in artikel
2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
|
|
|
|
|
|
25.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opslag
van aardolie, petrochemische of chemische producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 150.000
m3 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
25.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opslag
of overslag van aardgas.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 100.000
m3 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
25.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse opslag van aardgas.
|
In gevallen waarin ten behoeve van de opslag een ruimte wordt gecreëerd van 1 miljoen
m3 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet of een ander besluit
waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet
van toepassing is
|
|
|
|
|
|
25.4
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 50 hectare
of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
26
|
De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor steenkoolvergassing of
liquefactie.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
27
|
De eerste bebossing of de ontbossing dan wel de wijziging of uitbreiding daarvan met
het oog op een ander bodemgebruik.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. gronden met een agrarische bestemming en een oppervlakte van 100 hectare of meer,
of
2°. gronden met een andere dan een agrarische bestemming en een oppervlakte van 10
hectare of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
Het besluit, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Boswet, dan wel bij het ontbreken
daarvan de vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld
in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in het mogelijke andere bodemgebruik
voorziet.
|
|
|
|
|
|
28
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het kweken
van vis.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 1.000
ton vis per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
29.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de ondergrondse
mijnbouw met gebruikmaking van schachten.
|
In gevallen waarin de activiteit plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder
a, b of d van punt 1 van onderdeel A van deze bijlage tot 3 zeemijl uit de kust.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
29.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van oppervlakte-installaties van bedrijven
voor de winning van steenkool, ertsen of bitumineuze schisten.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
29.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het briketteren
van steenkool of bruinkool.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
29.4
|
De oprichting, uitbreiding of wijziging van een inrichting voor de winning van zout.
|
In gevallen waarin de activiteit plaatsvindt in een gevoelig gebied als bedoeld onder
a, b (tot 3 zeemijl uit de kust) of d, van punt 1, onderdeel A, van deze bijlage.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
30
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van cement.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
31
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het omzetten
van hydrostatische energie in elektrische of thermische energie.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een vermogen van 2,5 megawatt
(elektrisch) per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het smelten,
gieten of smeden van ijzer of staal of voor het smelten, gieten of raffineren van
non-ferro metalen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een smeltcapaciteit van 15.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het walsen
of trekken van metalen of voor het vervaardigen van pers-, trek- of stanswerk.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 15.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de oppervlaktebehandeling
of bekleding van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of
chemisch procédé.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 10.000
m2 of meer op een bedrijfsterrein dan wel 5.000 m2 of meer op een ander terrein, met dien verstande dat voor een inrichting voor het
poedercoaten of verwerken van watergedragen verf een productie-oppervlak geldt van
20.000 m2 of meer op een bedrijfsterrein dan wel 10.000 m2 of meer op een ander terrein.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van ketels of reservoirs.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50.000
m2 of meer in een gesloten gebouw dan wel 10.000 m2 of meer buiten een gesloten gebouw.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of assembleren van automobielen of automobielmotoren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 1.000
automobielen of automobielmotoren per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.6
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het bouwen,
onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50.000
m2 of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.7
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het beproeven
van motoren, reactoren of turbines, of voor de bouw of reparatie van vliegtuigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. het beproeven buiten een gesloten gebouw van motoren, reactoren of turbines met
een stuwkracht van 500 kilonewton of meer dan wel met een vermogen van 10 megawatt
of meer, of
2°. een productie-oppervlak van 250.000 m2 of meer van een inrichting bestemd voor de bouw of reparatie van vliegtuigen.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.8
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of repareren van spoorwegmaterieel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van 50.000
m2 of meer in een gesloten gebouw dan wel 10.000 m2 of meer buiten een gesloten gebouw.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
32.9
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervormen
van metalen door middel van springstoffen.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
33
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen, met inbegrip van glasvezels.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 10.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
34.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
of formuleren van bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 1 van de Bestrijdingsmiddelenwet
1962, voor zover niet omschreven in onderdeel d van categorie 21.6 van onderdeel D
van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
34.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van farmaceutische producten, voor zover niet omschreven in onderdeel e van categorie
21.6 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
34.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van gehalogeneerde organische verbindingen of van verven en vernissen, voor zover
niet omschreven in categorie 21.6 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
34.4
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van kunstmest, voor zover niet omschreven in categorie 21.6 van onderdeel D van deze
bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
34.5
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken of verwerken van chemische producten, met inbegrip van elastomeren, peroxiden,
alkenen en stikstofverbindingen, voor zover niet omschreven in de categorieën 21.6
of 34.1 tot en met 34.4 van onderdeel D van deze bijlage.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 50.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
35
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor:
a. het vervaardigen, bewerken of verwerken van dierlijke of plantaardige oliën of
vetten,
b. het vervaardigen van vismeel of traan, of
c. het vervaardigen van conserven van dierlijke en plantaardige producten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een productiecapaciteit van 40.000 ton per jaar of meer in een inrichting als
bedoeld onder a, of
2°. een productiecapaciteit van 10.000 ton per jaar of meer in een inrichting als
bedoeld onder b of c.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
36
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van consumptiemelk, consumptiemelkproducten, geëvaporiseerde melk of geëvaporiseerde
melkproducten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 30.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
37.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een bierbrouwerij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 75
miljoen liter per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
37.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een mouterij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 40.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
38.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van suiker uit suikerbieten.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 12.500
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
38.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van limonade.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 20
miljoen liter per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
38.3
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van suikerwerk.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 15.000
ton per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
39.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het slachten
van dieren.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 25.000
ton vlees per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
39.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de destructie
van dieren.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
40
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van zetmeel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 25.000
kilogram per uur of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
41.1
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de voorbehandeling
of het verven van vezels of textiel.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een afvalwaterstroom van 2.500
inwonerequivalenten per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
41.2
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een leerlooierij.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een afvalwaterstroom van 1.000
inwonerequivalenten per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
42
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
bewerken, verwerken of behandelen van hout of houten voorwerpen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 150.000
m3 per jaar of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
43
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een terrein, niet zijnde een openbare weg,
bestemd of ingericht voor het in wedstrijdverband of ter voorbereiding daarvan dan
wel voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een openstelling van acht uren
of meer per week.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn
dan wel bij het ontbreken daarvan hetplan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan,
bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
|
|
|
|
|
|
44
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen,
verpakken, laden of vullen van patronen met kruit of explosieven.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
45
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de terugwinning
of vernietiging van explosieve stoffen.
|
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
46
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het smelten
van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
47
|
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen
van keramische producten door middel van bakken.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100
ton per dag of meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening
|
De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2
van de wet van toepassing zijn.
|
|
|
|
|
|
48
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een aquaduct.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een lengte van 1 kilometer of
meer.
|
Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel
10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de mogelijke aanleg, wijziging of
uitbreiding voorziet.
|