Wet explosieven voor civiel gebruik

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003.
Geldend van 01-01-2003 t/m 09-08-2004

Wet van 7 juli 1994, houdende vaststelling van de Wet explosieven voor civiel gebruik

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan richtlijn nr. 93/15/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (PbEG L 121);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b. korpschef: korpschef als bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993;

  • c. richtlijn: richtlijn nr. 93/15/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (PbEG L 121);

  • d. explosieven: alle stoffen en voorwerpen die in de "United Nations Recommendations on the transport of dangerous goods" - dat wil zeggen de door de Commissie van Deskundigen inzake het Vervoer van Gevaarlijke Stoffen van de Verenigde Naties vastgestelde aanbevelingen, zoals die door die organisatie zijn gepubliceerd en zoals die op de datum van aanneming van de richtlijn zijn gewijzigd (ST/SG/AC.10/1/REV.7; United Nations, New York, 1991) - als dusdanig worden omschreven en aldaar zijn ingedeeld in klasse 1;

  • e. in de handel brengen: voor de eerste keer, al dan niet tegen betaling, beschikbaar stellen van explosieven met het oogmerk om deze in een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op de markt te distribueren of te gebruiken;

  • f. veiligheid: voorkoming van ongevallen of, indien zulks onmogelijk is, beperken van de gevolgen daarvan;

  • g. beveiliging: voorkoming van het illegale gebruik van explosieven;

  • h. overbrenging: materiële verplaatsing van explosieven binnen de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is of andere gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is, met uitzondering van verplaatsingen die binnen dezelfde inrichting worden uitgevoerd;

  • i. onderneming uit de sector explosieven: elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een erkenning als bedoeld in artikel 17;

  • j. CE-markering: aanduiding, weergegeven in bijlage IV bij de richtlijn.

Artikel 2

Deze wet is niet van toepassing op:

Hoofdstuk II. In de handel brengen van explosieven

§ 1. Algemeen

Artikel 3

  • 1 Het is verboden explosieven in de handel te brengen:

    • a. die niet voldoen aan de in bijlage I bij de richtlijn gestelde fundamentele veiligheidseisen;

    • b. die niet zijn voorzien van de CE-markering en

    • c. die niet overeenkomstig de procedures, bedoeld in artikel 7, eerste lid, op hun conformiteit zijn beoordeeld.

  • 2 Het is verboden op explosieven een andere aanduiding dan de CE-markering aan te brengen, die verwarring zou kunnen stichten met betrekking tot de betekenis en de grafische vormgeving van de CE-markering.

Artikel 4

Explosieven worden in elk geval vermoed aan de in artikel 3, eerste lid, onder a, bedoelde fundamentele veiligheidseisen te voldoen, indien zij in overeenstemming zijn met:

  • a. de ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de richtlijn opgestelde geharmoniseerde normen, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt;

  • b. de normen die overeenkomstig de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in Nederland zijn vastgesteld en waarvan de referentienummers door Onze Minister in de Staatscourant zijn bekendgemaakt, of

  • c. de normen die overeenkomstig de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn vastgesteld en waarvan de referentienummers in die lid-staat zijn bekendgemaakt.

§ 2. Keuringsinstellingen

Artikel 5

  • 1 Onze Minister wijst een of meer instellingen aan die bevoegd zijn tot het verrichten van onderzoek, controles en beoordelingen zoals omschreven in de in artikel 7, eerste lid, bedoelde procedures. Aan zodanige aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 2 Voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid komen in aanmerking instellingen die tenminste voldoen aan de voorwaarden, genoemd in bijlage III bij de richtlijn.

  • 3 Onze Minister trekt een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid in elk geval in, indien de instelling:

    • a. niet langer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden, of

    • b. niet voldoet aan de in het kader van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde procedures op haar rustende verplichtingen.

Artikel 6

Als instellingen die bevoegd zijn tot het verrichten van onderzoek, controles en beoordelingen, zoals omschreven in de in artikel 7, eerste lid, bedoelde procedures, worden mede aangemerkt instellingen die in het kader van de richtlijn door andere lid-staten van de Europese Unie of andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn aangemeld en waarvan de namen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

§ 3. Typekeuring alsmede controle op explosieven en fabricageprocessen

Artikel 7

  • 1 De CE-markering mag uitsluitend op explosieven worden aangebracht, onderscheidenlijk:

    • a.

      • 1°. indien het desbetreffende type blijkens een verklaring van EG-typeonderzoek overeenkomstig de in bijlage II, module B, bij de richtlijn beschreven procedure is goedgekeurd;

      • 2°. zolang de vervaardiging van de desbetreffende explosieven geschiedt met inachtneming van, naar keuze van de fabrikant, een van de vier in bijlage II bij de richtlijn beschreven procedures onder de modules C tot en met F, en

      • 3°. zolang wordt voldaan aan de in het kader van de onder a en b bedoelde procedures op de fabrikant, diens in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is of andere gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is gevestigde gemachtigde dan wel de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de desbetreffende explosieven, rustende verplichtingen;

    • b.

      • 1°. indien de betrokken explosieven blijkens een verklaring van overeenstemming overeenkomstig de in bijlage II, module G, bij de richtlijn beschreven procedure zijn goedgekeurd en zijn voorzien van het onder bijlage II, module G, punt 2, bedoelde identificatiesymbool;

      • 2°. zolang de vervaardiging van deze explosieven geschiedt met inachtneming van de onder module G beschreven procedure en

      • 3°. zolang door de fabrikant wordt voldaan aan de in het kader van module G op hem rustende verplichtingen.

  • 2 De CE-markering is zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar op de explosieven aangebracht of, indien markering hierop niet mogelijk is, op overeenkomstige wijze op een op de explosieven bevestigde plaat, op een zodanige wijze dat deze plaat slechts eenmalig te gebruiken is. In geval geen van de in de eerste volzin bedoelde methoden bruikbaar is, dient de CE-markering op de wijze als bedoeld in de eerste volzin op de verpakking van de explosieven te worden aangebracht.

  • 3 Indien de in het eerste lid, onder a, 2°, bedoelde keuze is gemaakt voor:

    • a. module C, dient het onder bijlage II, module C, punt 1, bedoelde identificatiesymbool tijdens het fabricageproces te worden aangebracht;

    • b. module D of E, dient de CE-markering vergezeld te gaan van het onder bijlage II, module D, punt 1, onderscheidenlijk bijlage II, module E, punt 1, bedoelde identificatiesymbool, of

    • c. module F, wordt het onder bijlage II, module F, punt 4.2, bedoelde identificatiesymbool aangebracht.

  • 4 De CE-markering geeft tevens aan dat explosieven, die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen, vermoed worden te voldoen aan andere mede van toepassing zijnde richtlijnen en de Nederlandse regelingen ter implementatie daarvan die ook voorzien in het aanbrengen van dit teken.

§ 4. Explosieven met conformiteitsgebrek

Artikel 8

  • 1 Onverminderd artikel 31, is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de voorschriften, bedoeld in artikel 7, eerste lid, jegens de fabrikant, diens in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is of andere gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is gevestigde gemachtigde dan wel de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de desbetreffende explosieven, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, 3°.

  • 2 Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort:

    • a. het geheel of gedeeltelijk stopzetten van het vervaardigen, in Nederland in de handel brengen of aan een ander ter beschikking stellen van de explosieven;

    • b. het vernietigen van de explosieven;

    • c. het in beslag nemen van de explosieven.

Artikel 9

Onze Minister neemt eveneens maatregelen als bedoeld in artikel 8 met betrekking tot explosieven waarop de CE-markering is aangebracht en die overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien deze explosieven naar zijn oordeel de veiligheid in gevaar kunnen brengen.

Hoofdstuk III. Overbrenging van explosieven

§ 1. Vergunningen en goedkeuring

Artikel 10

Het is verboden aan te vangen met de overbrenging van explosieven zonder dat aan de verkrijger van deze explosieven daartoe vergunning is verleend en, indien de desbetreffende overbrenging in een ander land dan Nederland eindigt, zonder dat voor die overbrenging toestemming is verleend.

Artikel 11

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 10 dient te worden aangevraagd door de verkrijger van de over te brengen explosieven bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de overbrenging eindigt. De aanvrager voegt bij zijn aanvrage de in artikel 9, zevende lid, eerste alinea, van de richtlijn bedoelde gegevens.

  • 2 Burgemeester en wethouders gaan aan de hand van de in het eerste lid bedoelde gegevens na of:

    • a. voor overbrengingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd specifieke beveiligingseisen gelden of nodig zijn en

    • b. degene voor wie de explosieven bestemd zijn houder is van een erkenning als bedoeld in artikel 17.

  • 3 Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen specifieke beveiligingseisen gelden:

    • a. wordt in de vergunning uitsluitend melding gemaakt van het besluit dat zij hebben genomen na de controle op de voorgenomen overbrengingen;

    • b. kan zonder voorafgaande kennisgeving aan hen met de onder a bedoelde overbrengingen worden aangevangen en

    • c. wordt de vergunning verleend voor een door hen daarbij te stellen termijn.

Artikel 12

Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders met betrekking tot overbrenging bijzondere beveiligingseisen gelden:

  • a. bevat een vergunning als bedoeld in artikel 10 de in artikel 9, zevende lid, eerste alinea, van de richtlijn bedoelde gegevens en

  • b. dient voordat wordt aangevangen met een overbrenging waarvoor vergunning is verleend, aan burgemeester en wethouders van die overbrenging kennisgeving te worden gedaan.

Artikel 13

  • 1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, dient een vergunning als bedoeld in artikel 10 voor het overbrengen van explosieven ten behoeve van de mijnbouw waarop de Mijnbouwwet van toepassing is, te worden aangevraagd bij Onze Minister van Economische Zaken. De aanvrager voegt bij zijn aanvrage de in artikel 9, zevende lid, eerste alinea, van de richtlijn bedoelde gegevens.

  • 2 De artikelen 11, tweede en derde lid, en 12 zijn van toepassing, met dien verstande dat Onze Minister van Economische Zaken in de plaats treedt van burgemeester en wethouders.

Artikel 14

De houder van een in Nederland afgegeven vergunning of van een in een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte afgegeven vergunning voor het overbrengen alsmede de houder van een afgegeven toestemming voor de overbrenging van explosieven die eindigt in een andere staat, zijn verplicht deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt, onderscheidenlijk het verlaten van het grondgebied van Nederland, te doen vergezellen van de vergunning, onderscheidenlijk het bewijs van toestemming.

Artikel 15

  • 1 Toestemming als bedoeld in artikel 10 dient te worden aangevraagd door de voor de overbrenging verantwoordelijke persoon. Deze voegt bij zijn aanvrage de in artikel 9, zevende lid, eerste alinea, van de richtlijn bedoelde gegevens.

  • 2 De toestemming wordt verleend door Onze Minister.

  • 3 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot het melden van de overbrenging van explosieven.

§ 2. Gegevensverstrekking

Artikel 16

Degenen voor wie de explosieven bestemd zijn of ondernemingen uit de sector explosieven zenden op verzoek van burgemeester en wethouders van gemeenten waarin overbrengingen van explosieven eindigen onderscheidenlijk, indien het een overbrenging als bedoeld in artikel 13 betreft, op verzoek van Onze Minister van Economische Zaken, de bevoegde autoriteit van de lid-staat van de Europese Unie of de andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte waar de overbrengingen aanvangen onderscheidenlijk de bevoegde autoriteit van de lid-staat over welk grondgebied de overbrenging plaatsvindt de te hunner beschikking staande relevante gegevens toe over de overbrengingen.

§ 3. Erkenning

Artikel 17

  • 1 Het is verboden zonder erkenning explosieven te vervaardigen, op te slaan, te gebruiken, over te brengen of te verhandelen.

  • 2 De erkenning heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren en kan telkens met ten hoogste eenzelfde duur worden verlengd.

  • 3 De erkenning heeft uitsluitend betrekking op de daarbij genoemde explosieven of soorten van explosieven en een of meer op die explosieven betrekking hebbende handelingen, genoemd in het eerste lid.

Artikel 18

  • 1 Een erkenning als bedoeld in artikel 17 dient te worden aangevraagd bij de korpschef in de plaats waarde aanvrager is gevestigd.

  • 2 De korpschef is bevoegd tot het verlenen en intrekken van een erkenning, alsmede tot het verlengen van de geldigheidsduur daarvan.

  • 3 Met betrekking tot het eerste en tweede lid treedt Onze Minister van Economische Zaken in de plaats van de korpschef voor zover het een erkenning van een mijnonderneming betreft.

Artikel 19

  • 1 Een erkenning als bedoeld in artikel 17 wordt verleend, indien:

    • a. de aanvrager de door Onze Minister vastgestelde gegevens heeft overgelegd;

    • b. de aanvrager of, indien deze een rechtspersoon is, degene die onmiddellijk leiding geeft aan het bedrijf, voldoet aan de door Onze Minister vastgestelde eisen met betrekking tot zedelijk gedrag;

    • c. er geen reden is om te vermoeden dat van de erkenning dan wel van explosieven misbruik zal worden gemaakt en

    • d. er geen reden is om te vermoeden dat aan de aanvrager of, indien deze een rechtspersoon is, degene die onmiddellijk leiding geeft aan het bedrijf, het onder zich hebben van explosieven niet kan worden toevertrouwd.

  • 2 Met het oog op de beveiliging kan Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, nadere regels stellen.

Artikel 20

Een erkenning kan worden ingetrokken, indien:

  • a. niet wordt voldaan aan artikel 21;

  • b. blijkt dat aan de houder van een erkenning of, indien deze een rechtspersoon is, degene die onmiddellijk leiding geeft aan het bedrijf, het onder zich hebben van explosieven niet langer kan worden toevertrouwd, of

  • c. de houder van de erkenning gedurende ten minste een jaar de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft, niet langer heeft verricht.

§ 4. Registratie van explosieven

Artikel 21

  • 1 Ondernemingen uit de sector explosieven houden een doorlopend register van hun transacties in explosieven bij, onverlet de bij of krachtens andere wettelijk regelingen gestelde voorschriften.

  • 2 De registratie dient zodanig te zijn opgezet dat aan de hand daarvan te allen tijde:

    • a. de personen aan wie explosieven zijn overgedragen kunnen worden geïdentificeerd en

    • b. kan worden bepaald welke explosieven aan de onder a bedoelde personen zijn overgedragen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde ondernemingen of hun rechtsopvolgers bewaren de documenten die betrekking hebben op de in dat lid bedoelde geregistreerde transacties gedurende een periode van ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de desbetreffende transactie heeft plaatsgevonden, ongeacht of zij tijdens die periode hun activiteiten hebben beëindigd.

  • 4 De registratie dient voorts te voldoen aan de toepassingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 14, tweede alinea, van de richtlijn.

  • 5 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, bij ministeriële regeling nadere regels stellen met betrekking tot de opzet van de registratie en de te registreren gegevens.

Hoofdstuk IV. Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 22

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:

    • a. de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;

    • b. de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren;

    • c. de bij besluit van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

    • d. de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 31

In gevallen waarin geen ander bestuursorgaan bevoegd is, is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Hoofdstuk V. Overige bepalingen

Artikel 32

De afgifte van een goedkeuring, vergunning of erkenning kan afhankelijk worden gesteld van de betaling van een onkostenvergoeding overeenkomstig de door Onze Minister te stellen regels. De vergoeding komt toe aan onderscheidenlijk het Rijk, de betrokken gemeente en de betrokken regio, indien het in de eerste volzin bedoelde document door Onze Minister, burgemeester en wethouders of de korpschef wordt afgegeven.

Artikel 33

Voor zover bij of krachtens deze wet wordt verwezen naar de richtlijn of naar een bijlage daarvan, treedt voor de toepassing van de desbetreffende bepaling een wijziging van de richtlijn of van een bijlage daarvan in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 36

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 7 juli 1994

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

Uitgegeven de achtentwintigste juli 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto