Reisbesluit buitenland

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2001 en zichtdatum 03-10-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 16-07-2002

Besluit van 29 juli 1994, houdende vaststelling van het Reisbesluit buitenland voor het burgerlijk rijkspersoneel en wijziging van het Reisbesluit binnenland

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 14 december 1993, nr. AD93/U916, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet, artikel 2 van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2, derde lid, en 4a, derde lid, van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) en artikel 7 van de Wet Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 1994, nr. W04.93 0835.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juli 1994, nr. AD94/671, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Naar de regels bij of krachtens dit besluit wordt vergoeding verleend van reis- en verblijfkosten in verband met buitenlandse dienstreizen.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister:

    het hoofd van het betrokken ministerie;

  • b. betrokkene:

    degene die op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Arbeidsovereenkomstenbesluit, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken werkzaam is, met dien verstande dat bij de tewerkstelling in het buitenland op basis van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, de bij of krachtens dat reglement gestelde regels gelden;

  • c. dienstreis:

    een door het bevoegd gezag schriftelijk opgedragen reis in verband met het verrichten van werkzaamheden buiten Nederland alsmede het hiermee verband houdende verblijf, met uitzondering van de reis die in Nederland is begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland.

Artikel 3. Hoge Colleges van Staat

Voor de toepassing van dit besluit worden, behoudens voor de toepassing van artikel 15a, met Onze Minister gelijkgesteld: de voorzitters van elk der beide Kamers der Staten-Generaal, de vice-president van de Raad van State, het College van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en de directeur van het Kabinet der Koningin.

Artikel 4. Begin en einde der dienstreizen

Het beginpunt en het eindpunt van de dienstreis worden bepaald door het bevoegd gezag.

Artikel 5. Beperking en uitsluiting van aanspraken

Indien van derden vergoedingen worden ontvangen voor de in dit besluit bedoelde kosten, worden deze in mindering gebracht op de vergoedingen waarop krachtens dit besluit aanspraak bestaat met dien verstande dat de betrokkene op wie een door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde communautaire vergoedingsregeling voor reis- en verblijfkosten van toepassing is geen aanspraak heeft op vergoedingen krachtens dit besluit.

Hoofdstuk 2. Kostenvergoedingen

§ 1. Reiskosten

Artikel 6. Openbaar vervoer, vliegreizen en bootreizen

  • 1 Wegens reiskosten per openbaar vervoer, per boot en per vliegtuig worden vergoed de kosten die blijkens overgelegde bewijsstukken in verband met de dienstreis zijn gemaakt voor het gebruik van daartoe door het bevoegd gezag aangewezen vervoermiddelen.

  • 2 De betrokkene die tijdens een dienstreis gebruik maakt van vervoer per trein, is gerechtigd om voor rijksrekening in de eerste klasse te reizen. Indien gebruik wordt gemaakt van een ander openbaar vervoermiddel, een boot of een vliegtuig met vervoerklassen, bepaalt het bevoegd gezag in welke vervoerklasse mag worden gereisd, met dien verstande dat het reizen per vliegtuig in de eerste klasse of een daarmee vergelijkbare klasse niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 3 Voor zover het dienstbelang dan wel de reisomstandigheden naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding geven, worden toeslagen voor bijzondere treinen, kosten van plaatsreservering in treinen en kosten voor het gebruik van een slaapwagen alsmede extra kosten voor bagage als reiskosten vergoed.

  • 4 De volgende kosten worden eveneens als reiskosten vergoed:

    • a. kosten van vervoer van het station, de haven of het vliegveld van aankomst naar de plaats van bestemming op de heenreis en op de terugreis;

    • b. kosten voor luchthavenrechten;

    • c. kosten voor een kruier.

Artikel 7. Eigen motorvoertuig voor reisgedeelte binnen Nederland

Indien voor een binnen Nederland verlopend gedeelte van de dienstreis dat aansluit op een een reisgedeelte per openbaar vervoer, vliegtuig of boot met toestemming van het bevoegd gezag gebruik wordt gemaakt van een eigen motorvoertuig, wordt daarvoor een vergoeding verleend volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te stellen regels.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt in:

  • a. een vergoeding voor het gebruik van het motorvoertuig indien niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gereisd;

  • b. een vergoeding voor het gebruik van het motorvoertuig in bijzondere gevallen indien op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gereisd.

Artikel 8. Gehuurd vervoermiddel

Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang ermee is gebaat dat tijdens een dienstreis gebruik wordt gemaakt van een gehuurd vervoermiddel of een taxi, worden de aan dat gebruik verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 9. Bezoekreizen

Het bevoegd gezag kan bij een dienstreis van lange duur aan de betrokkene toestemming verlenen voor één of meer bezoeken van korte duur naar zijn woonplaats terug te keren. De reiskosten die blijkens overgelegde bewijsstukken voor een bezoekreis zijn gemaakt, worden slechts vergoed indien in overeenstemming met het bevoegd gezag gebruik is gemaakt van een openbaar middel van vervoer, een vliegtuig of een boot, naar de laagste klasse. Voor een bezoekreis is het vierde lid van artikel 6 van overeenkomstige toepassing.

§ 2. Verblijfkosten

Artikel 10

  • 1 Verblijfkosten zijn de in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven.

  • 2 De verblijfkosten worden vergoed volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te stellen regels.

  • 3 Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat:

    • a. voor een dienstreis van korter dan vier uur;

    • b. voor een reisgedeelte in Nederland van korter dan vier uur dat aansluit op een reis of reisgedeelte per boot of vliegtuig;

    • c. voor een reisgedeelte per vliegtuig;

    • d. voor een bezoekreis als bedoeld in artikel 9 met uitzondering van die delen van de reis die verband houden met het afleggen van het traject tijdelijke verblijfplaats-woonplaats.

  • 4 Aan de betrokkene die tijdens de dienstreis overnachting van overheidswege ontvangt en daarvoor kosten maakt, worden deze kosten vergoed. In geval van de verstrekking van overheidswege geen gebruik is gemaakt, bestaat geen aanspraak op vergoeding.

  • 5 Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat indien tijdens een dienstreis gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden van overheidswege te ontvangen, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

  • 6 Het bevoegd gezag kan een lagere vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan de vergoeding die wordt vastgesteld volgens de in het tweede lid bedoelde regels, indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt en de aard der werkzaamheden of de reisomstandigheden van de betrokkene daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag aanleiding geven.

  • 7 Het bevoegd gezag kan een betrokkene die met alle bewijsstukken aantoont dat een vergoeding vastgesteld volgens de in het tweede lid bedoelde regels door bijzondere omstandigheden niet toereikend is om de tijdens de dienstreis gemaakte verblijfkosten te bestrijden, toestaan de meerdere kosten, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk in rekening te brengen.

  • 8 Onder overnachting van overheidswege bedoeld in het vierde lid en maaltijden van overheidswege bedoeld in het vijfde lid worden verstaan:

    overnachting en maaltijden verstrekt vanwege het Rijk of een ander Nederlands publiekrechtelijk lichaam of semi-publiekrechtelijk lichaam.

§ 3. Overige bepalingen met betrekking tot kostenvergoedingen

Artikel 11. Bijkomende kosten

De in verband met een dienstreis gemaakte kosten voor interlokale en internationale telefoongesprekken ten behoeve van dienstdoeleinden alsmede de naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk gemaakte kosten voor vaccinatie, een cursus, representatie en voor inschrijving voor een conferentie worden op basis van overgelegde bewijsstukken volledig vergoed.

Artikel 12. Garderobekosten

Indien klimatologische of andere bijzondere omstandigheden in een tijdens een dienstreis te bezoeken land daartoe aanleiding geven, kan het bevoegd gezag volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te stellen regels aan de betrokkene een tegemoetkoming verlenen in de aangetoonde en naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk gemaakte kosten voor bijzondere kleding en uitrusting.

Artikel 13. Ziekte, ongeval; verlies, diefstal of beschadiging bagage

  • 1 Indien de betrokkene aantoont dat hij tijdens een dienstreis tengevolge van ziekte of van een ongeval kosten heeft moeten maken, kan het bevoegd gezag hiervoor een vergoeding vaststellen voor zover deze kosten ten laste van betrokkene blijven.

  • 2 Indien de betrokkene aantoont dat hij tengevolge van verlies, diefstal of beschadiging van voor de dienstreis meegenomen noodzakelijke bagage kosten heeft moeten maken, kan het bevoegd gezag hiervoor een vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste een nader door Onze Minister van Binnenlandse Zaken vast te stellen maximum.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Onze Minister kan ten aanzien van een betrokkene of een door hem aan te wijzen groep van betrokkenen, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regelen besluiten, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 15. Bijzondere regelingen

Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken voor bepaalde groepen personeel in afwijking van dit besluit bijzondere regelingen treffen.

Artikel 15a. Dienstreizen in verband met uitzending naar de Nederlandse Antillen of Aruba

  • 1 Voor de gevallen waarin het bevoegd gezag er op verzoek van de overheid van de Nederlandse Antillen of Aruba mee instemt dat de betrokkene wordt uitgezonden naar de Nederlandse Antillen of Aruba, stelt Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken een bijzondere regeling vast, waarbij kan worden afgeweken van de overige bepalingen van dit besluit.

  • 2 Over de wijziging van de vergoedingen, opgenomen in de in het eerste lid bedoelde regeling, wordt overleg gevoerd met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijkspersoneel, voor zover een lid van dat overleg de behoefte daaraan aan de voorzitter heeft kenbaar gemaakt.

Artikel 15b

Van de bevoegdheid tot het stellen van regels met een sterk technisch karakter krachtens dit besluit, kunnen Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister mandaat verlenen.

Artikel 16. Reisdeclaraties

  • 1 Het declareren van de in dit besluit bedoelde kosten geschiedt op een door het bevoegd gezag voorgeschreven wijze.

  • 2 De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet heeft ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de dienstreis waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 17. Overleg

Over de wijzigingen van de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten krachtens dit besluit wordt overleg gevoerd met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijkspersoneel, voor zover een lid de behoefte daaraan aan de voorzitter heeft kenbaar gemaakt.

Hoofdstuk 3. Diverse bepalingen

Artikel 19. Vergoeding reis- en verblijfkosten voor enkele hoge functionarissen

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Aan ministers en staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, het College van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de directeur van het Kabinet der Koningin, alsmede aan personen die genoemde ambten waarnemen of de dragers van genoemde ambten vervangen, wordt voor hun buitenlandse dienstreizen vergoeding verleend tot de bedragen, die volgens hun opgaven met inachtneming van gepaste zuinigheid in totaal, onderscheidenlijk voor reiskosten en voor verblijfkosten, zijn uitgegeven, in voorkomende gevallen daaronder begrepen de uitgaven van en ten behoeve van de reizigers die hen vergezellen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 369, datum inwerkingtreding 17-07-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Vergoeding reis- en verblijfkosten voor enkele hoge functionarissen

Aan de vice-president van de Raad van State, het College van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de directeur van het Kabinet der Koningin, alsmede aan personen die genoemde ambten waarnemen of de dragers van genoemde ambten vervangen, wordt voor hun buitenlandse dienstreizen vergoeding verleend tot de bedragen, die volgens hun opgaven met inachtneming van gepaste zuinigheid in totaal, onderscheidenlijk voor reiskosten en voor verblijfkosten, zijn uitgegeven, in voorkomende gevallen daaronder begrepen de uitgaven van en ten behoeve van de reizigers die hen vergezellen.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 juli 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de zestiende augustus 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto