Besluit van 29 juli 1994, houdende vaststelling van het Reisbesluit buitenland voor
het burgerlijk rijkspersoneel en wijziging van het Reisbesluit binnenland
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 14 december 1993, nr.
AD93/U916, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement
Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;
Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet, artikel 2 van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2, derde lid, en 4a, derde lid, van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe
regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden,
alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) en artikel 7 van de Wet Nationale ombudsman;
De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 1994, nr. W04.93 0835.);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juli 1994,
nr. AD94/671, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement
Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;
Hebben goedgevonden en verstaan: