Fokkerijbesluit

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 07-11-2024.
Geldend van 29-06-2001 t/m 28-02-2005

Besluit van 8 augustus 1994, houdende regelen betreffende het fokken van vee en overige diersoorten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 1 februari 1994, No. J. 941220, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 77/504/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 206), richtlijn nr. 87/328/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PbEG L 167), richtlijn nr. 88/661/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1988 betreffende zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PbEG L 382), richtlijn nr. 89/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PbEG L 153), richtlijn nr. 90/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71), richtlijn nr. 90/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71), richtlijn nr. 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224), richtlijn nr. 91/174/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PbEG L 85), richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo’s en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178) en op de op voormelde richtlijnen gebaseerde regelgeving van de Europese Gemeenschap alsmede op de artikelen 76, eerste lid, 108, 111 en 130, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gezien het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden en het advies van het Landbouwschap;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 1994, no. W11.94.0060);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 juli 1994, No. J. 9412185, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

richtlijn 77/504/EEG:

richtlijn nr. 77/504/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 206);

richtlijn 87/328/EEG:

richtlijn nr. 87/328/EEG van de Raad van de EuropeseGemeenschappen van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PbEG L 167);

richtlijn 88/661/EEG:

richtlijn nr. 88/661/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PbEG L 382);

richtlijn 89/361/EEG:

richtlijn nr. 89/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PbEG L 153);

richtlijn 90/118/EEG:

richtlijn nr. 90/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71);

richtlijn 90/119/EEG:

richtlijn nr. 90/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71);

richtlijn 90/427/EEG:

richtlijn 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224);

richtlijn 91/174/EEG:

richtlijn nr. 91/174/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PbEG L 85);

richtlijn 94/28/EG:

richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178);

paardachtigen:

als huisdier gehouden paarden, ezels of kruisingen daarvan;

derde land:

land dat geen Lid-Staat van de Europese Unie is;

raszuiver:

ingeschreven in: - een stamboek als bedoeld inartikel 1 van richtlijn 77/504/EEG, artikel 1 van richtlijn 88/661/EEG, artikel 2 van richtlijn 89/361/EEG of artikel 2 van richtlijn 90/427/EEG; - een stamboek of register als bedoeld in artikel 1 van richtlijn 91/174/EEG, of - een stamboek of register als bedoeld in artikel 4, eerste gedachtenstreepje, van richtlijn 94/28/EG, dan wel, zolang de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van richtlijn 94/28/EG nog niet is vastgesteld, in een stamboek of register in een derde land;

hybride:

ingeschreven in: - een register als bedoeld in ratikel 1 van richtlijn 88/661/EEG.

Artikel 2

  • 1 Met betrekking tot runderen, buffels, varkens, schapen, geiten en paardachtigen geschieden de inschrijving van dieren in een stamboek of register, de inrichting van certificaten die worden afgegeven voor aldus ingeschreven dieren en hun sperma, eicellen en embryo’s, het prestatie-onderzoek en de beoordeling van de genetische waarden van de dieren in overeenstemming met de regelen die daaromtrent krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 11, derde lid, zijn gesteld en

    • a. voor runderen en buffels: bij artikel 4 van richtlijn 77/504/EEG en bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 6 van die richtlijn zijn gesteld;

    • b. voor varkens: bij artikel 4 van richtlijn 88/661/EEG en bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van de artikelen 6 en 10 van die richtlijn zijn gesteld;

    • c. voor schapen en geiten: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 4 van richtlijn 89/361/EEG zijn gesteld;

    • d. voor paardachtigen: bij artikel 6 van de richtlijn 90/427/EEG en bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van de artikelen 4, tweede lid, en 7 van die richtlijn zijn gesteld.

  • 2 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de in het eerste lid bedoelde regelgeving van de Europese Gemeenschap, waarbij tevens de datum van inwerkingtreding van deze regelgeving wordt vermeld.

Artikel 3

  • 1 Een organisatie kan na een daartoe strekkend verzoek worden erkend als een instelling, die één of meer stamboeken of registers voor runderen, buffels, varkens, schapen, geiten en paardachtigen bijhoudt, indien voldaan wordt aan de voorwaarden die daaromtrent krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 11, tweede lid, zijn gesteld en

    • a. voor runderen en buffels: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 6 van de richtlijn 77/504/EEG zijn gesteld;

    • b. voor varkens: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van de artikelen 6 en 10 van richtlijn 88/661/EEG zijn gesteld;

    • c. voor schapen en geiten: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 4 van richtlijn 89/361/EEG zijn gesteld;

    • d. voor paardachtigen: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 4 van richtlijn 90/427/EEG zijn gesteld.

  • 2 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend indien niet gewaarborgd is dat de betrokken organisatie artikel 2, eerste lid, in acht neemt.

  • 3 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de in het eerste lid bedoelde regelgeving van de Europese Gemeenschap, waarbij tevens de datum van inwerkingtreding van deze regelgeving wordt vermeld.

Artikel 4

Een ingevolge artikel 3, eerste lid, erkende organisatie maakt een inschrijving, die niet voldoet aan hetgeen daaromtrent ingevolge artikel 2, eerste lid, of artikel 6, eerste lid, is bepaald, ongedaan.

Artikel 5

Onze Minister trekt een ingevolge artikel 3, eerste lid, verleende erkenning in, indien hij van oordeel is dat niet meer wordt voldaan aan de in die bepaling bedoelde voorwaarden voor die erkenning of dat onvoldoende gewaarborgd is dat de betrokken organisatie de in artikel 2, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, bedoelde voorschriften naleeft.

Artikel 6

  • 1 Voor de inschrijving in een stamboek of register moet mede zijn voldaan aan hetgeen omtrent de toelating van raszuivere runderen, buffels, varkens, schapen, geiten en paardachtigen, onderscheidenlijk hybride varkens tot de voortplanting is voorgeschreven krachtens artikel 7, eerste lid, en

  • 2 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de in het eerste lid bedoelde regelgeving van de Europese Gemeenschap, waarbij tevens de datum van inwerkingtreding van deze regelgeving wordt vermeld.

Artikel 7

  • 1 Ter uitvoering van de in de artikelen 2 en 6 genoemde richtlijnen kunnen bij ministeriële regeling nadere regelen worden gesteld.

  • 2 In verband met de uitvoering van richtlijn 91/174/EEG kunnen bij ministeriële regeling met betrekking tot andere dan de in artikel 2, eerste lid, genoemde diersoorten regelen worden gesteld inzake de erkenning van fokkersorganisaties, de inschrijving of registratie in registers of stamboeken, de toelating van rasdieren tot de fokkerij, het gebruik van sperma, eicellen en embryo’s van rasdieren en de handel in rasdieren en hun sperma, eicellen en embryo’s, met inbegrip van het daarbij vereiste certificaat.

  • 3 De in het eerste en het tweede lid bedoelde regelen kunnen mede betrekking hebben op de procedure inzake de erkenning, de intrekking van een erkenning en de doorhaling van een inschrijving in een stamboek of register.

Artikel 8

  • 1 Het is verboden om raszuivere dieren en hybride varkens als zodanig vanuit een derde land in Nederland te brengen, indien niet wordt voldaan aan artikel 4 van richtlijn 94/28/EG en, in voorkomend geval, aan de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde zoötechnische of genealogische voorschriften, bedoeld in artikel 8 van richtlijn 94/28/EG.

  • 2 Het is verboden om sperma, eicellen en embryo’s van raszuivere dieren of hybride varkens als zodanig vanuit een derde land in Nederland te brengen, indien niet wordt voldaan aan de artikelen 5, 6, onderscheidenlijk 7 van richtlijn 94/28/EG en, in voorkomend geval, aan de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde zoötechnische of genealogische voorschriften, bedoeld in artikel 8 van richtlijn 94/28/EG.

  • 3 Zolang de voorschriften voor het vanuit een derde land op het grondgebied van de Europese Gemeenschap brengen van raszuivere dieren, hybride varkens en hun sperma, eicellen of embryo’s nog niet volledig ingevolge richtlijn 94/28/EG zijn vastgesteld, is het verboden om raszuivere dieren, hybride varkens en hun sperma, eicellen of embryo’s in Nederland te brengen indien:

    • a. voor zover het raszuivere dieren of hybride varkens betreft, die zijn bestemd voor Nederland, zij niet vergezeld gaan van een certificaat waaruit blijkt dat de dieren in het derde land van verzending zijn ingeschreven in een stamboek of een register en van een document waaruit blijkt dat de dieren in een stamboek of register in Nederland zijn dan wel zullen worden ingeschreven;

    • b. voor zover het sperma, eicellen of embryo’s van raszuivere dieren of hybride varkens betreft, die zijn bestemd voor Nederland, zij niet vergezeld gaan van een certificaat waaruit blijkt dat deze produkten afkomstig zijn van raszuivere dieren of hybride varkens die in het derde land van verzending zijn ingeschreven in een stamboek of register;

    • c. voor zover het raszuivere dieren of hybride varkens betreft, dan wel hun sperma, eicellen of embryo’s, die zijn bestemd voor een Lid-Staat, zij niet vergezeld gaan van een certificaat waaruit blijkt dat de dieren of produkten voldoen aan de zoötechnische of genealogische voorschriften van de Lid-Staat van bestemming.

  • 4 Het is verboden om sperma van dieren, niet zijnde raszuivere dieren en hybride varkens, dat is bestemd voor een Lid-Staat, vanuit een derde land in Nederland te brengen, indien niet wordt voldaan aan de zoötechnische of genealogische voorschriften van de Lid-Staat van bestemming.

Artikel 9

  • 1 Het is verboden om raszuivere paardachtigen als zodanig vanuit een Lid-Staat in Nederland te brengen dan wel buiten Nederland te brengen naar of over het grondgebied van een andere Lid-Staat, indien zij tijdens het transport niet vergezeld gaan van een document als bedoeld in artikel 8, onderdeel 1, van richtlijn 90/427/EEG en dat voldoet aan de vorenbedoelde bepaling.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op sperma, eicellen en embryo’s van raszuivere paardachtigen, met dien verstande dat een document als bedoeld in artikel 8, onderdeel 2, van richtlijn 90/427/EEG, aanwezig moet zijn.

  • 3 Het is verboden om raszuivere runderen en buffels, raszuivere varkens, schapen en geiten, hybride varkens alsmede sperma, eicellen en embryo’s daarvan, als zodanig buiten Nederland te brengen naar of over het grondgebied van een andere Lid-Staat zonder dat zij vergezeld gaan van hun stamboekcertificaten, indien de aanwezigheid van dergelijke documenten door de vorenbedoelde Lid-Staat is voorgeschreven in verband met hun vervoer naar of over het grondgebied van die Lid-Staat.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan worden verboden om raszuivere runderen en buffels, raszuivere varkens, schapen en geiten, hybride varkens alsmede sperma, eicellen en embryo’s daarvan, als zodanig vanuit een Lid-Staat in Nederland te brengen, indien zij niet vergezeld gaan van hun stamboekcertificaten.

Artikel 10

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van het bij en krachtens de artikelen 8 en 9 bepaalde.

Artikel 11

  • 1 Ter uitvoering van de artikelen 2, 3 en 5 en van het bepaalde krachtens artikel 7, tweede lid, van dit besluit wordt medewerking gevorderd van het Bestuur van het Landbouwschap.

  • 2 De gevorderde medewerking bestaat uit het verrichten van werkzaamheden en het bij verordening stellen van nadere regelen, die noodzakelijk zijn voor:

    • a. het verlenen van de erkenning als een instelling die één of meer stamboeken of registers voor runderen, buffels, varkens, schapen, geiten of paardachtigen bijhoudt, op grond van artikel 3;

    • b. het verlenen van de erkenning als fokkersorganisatie, bedoeld in artikel 7, tweede lid;

    • c. de intrekking van de in de onderdelen a en b bedoelde erkenning op grond van artikel 5, onderscheidenlijk het bepaalde krachtens artikel 7, tweede lid, alsmede uit het verlenen van de in de onderdelen a en b bedoelde erkenning en het intrekken van deze erkenningen.

  • 3 Onverminderd het tweede lid bestaat de gevorderde medewerking uit het verrichten van werkzaamheden en het bij verordening stellen van nadere regelen ter uitvoering van artikel 2, voor zover dit betrekking heeft op het prestatie-onderzoek en de beoordeling van genetische waarden bij dieren.

Artikel 12

  • 1 Een wijziging van een of meer onderdelen van de in artikel 1 genoemde richtlijnen treedt voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieël besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een eerder of een ander aan die richtlijn ontleend tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2 Een wijziging van een of meer onderdelen van de op de in het eerste lid bedoelde richtlijnen gebaseerde uitvoeringsregelgeving van de Europese Gemeenschap treedt voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsregelgeving uitvoering moet zijn gegeven.

  • 3 Onze Minister doet van een wijzigingsrichtlijn of van wijzigingsregelgeving als bedoeld in de voorgaande leden, mededeling in de Staatscourant, waarbij tevens de datum van inwerkingtreding van deze regelgeving wordt vermeld.

Artikel 13

De artikelen 76 en 129, onderdeel a, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 augustus 1994

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Uitgegeven de negenentwintigste september 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager