Verhaalsbesluit ABP

[Regeling vervallen per 04-05-2007.]
Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m 03-05-2007

Besluit van 15 augustus 1994, houdende regels ter zake van het pensioenbijdrageverhaal in de zin van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, nr. AB94/U830, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Uitkeringen en Pensioenen;

Gelet op artikel 10, eerste en vierde lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

De Raad van State gehoord (advies van 20 juni 1994, No. W094.0329.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 4 augustus 1994, nr. AB94/1066, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Uitkeringen en Pensioenen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Verhaal tijdens ziekte

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Van een deelnemer die slechts een gedeelte van zijn ambtelijk inkomen geniet omdat hij wegens ziekte verhinderd is om dienst te verrichten, wordt het overeenkomstig artikel 10 van de wet berekende verhaal naar evenredigheid verminderd.

Verhaal bij niet-uitoefening van de betrekking

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 Geen verhaal vindt plaats gedurende de tijd die krachtens artikel F 2, eerste lid, derde lid, onderdeel a, of vierde lid, van de Abp-wet niet meetelt bij de pensioenberekening.

  • 2 Gedurende de tijd die krachtens artikel F 2, eerste of tweede lid, van de Abp-wet meetelt bij de pensioenberekening en waarin de deelnemer uitsluitend in zijn persoonlijk belang is ontheven van de uitoefening van zijn betrekking, is het verhaal gelijk aan de pensioenbijdrage die de betrokken werkgever voor hem verschuldigd is. Dit lid is niet van toepassing indien de ontheffing is verleend voor ten hoogste veertien aaneengesloten kalenderdagen.

  • 3 Tenzij bij de ontheffing anders is bepaald, is gedurende de tijd waarin de deelnemer uitsluitend in zijn persoonlijk belang gedeeltelijk van de uitoefening van zijn betrekking is ontheven en artikel C 1, derde lid, van de Abp-wet toepassing vindt, het tweede lid van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft de gedeelten van de verschuldigde pensioenbijdrage en van het verschuldigde verhaal die kunnen worden geacht betrekking te hebben op de tijd waarvoor de ontheffing geldt.

  • 4 Ten aanzien van een deelnemer die ouderschapsverlof geniet, vindt verhaal plaats overeenkomstig artikel 10 van de wet.

  • 5 Gedurende de tijd die meetelt bij de pensioenberekening en waarin de deelnemer niet uitsluitend in zijn persoonlijk belang dan wel voor ten hoogste veertien aaneengesloten kalenderdagen uitsluitend in zijn persoonlijk belang is ontheven van de uitoefening van zijn betrekking, wordt het verhaal berekend overeenkomstig artikel 10 van de wet dan wel artikel 2 van dit besluit, met dien verstande dat de betrokken werkgever ter zake van dat verhaal nadere voorwaarden kan stellen bij de bedoelde ontheffing.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Artikel 3, tweede lid, eerste volzin en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op of ten aanzien van de tijd waarover de deelnemer geen of slechts gedeeltelijk ambtelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrekking niet uitoefent.

Betalingen in verband met verhaal

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De deelnemer die minder wachtgeld geniet dan het door hem verschuldigde verhaal bedraagt, wordt door de werkgever die het wachtgeld uitbetaalt tijdig geïnformeerd omtrent de inhoud en de strekking van artikel D 4, zesde lid, van de Abp-wet.

  • 2 De deelnemer ten aanzien van wie de werkgever het verschuldigde verhaal niet of niet volledig op zijn salaris kan inhouden, voldoet de dientengevolge op hem rustende schuld maandelijks. De werkgever kan met de deelnemer een afwijkende betalingsregeling treffen.

  • 3 Zodra vaststaat dat bij de pensioenberekening niet meetelt:

    • a. de tijd, bedoeld in artikel F 2, tweede lid, van de Abp-wet, wegens het gemaakte voorbehoud, dan wel

    • b. de tijd, bedoeld in artikel F 2, derde lid, onderdeel b, van de Abp-wet, omdat de gestelde voorwaarde is vervuld, dan wel

    • c. de tijd, bedoeld in artikel F 2, vijfde lid, van de Abp-wet, omdat het daar genoemde pensioen is toegekend,

    gaat de ter zake van het verhaal over die tijd bestaande schuld teniet en worden de over die tijd door de deelnemer betaalde bedragen door de werkgever gerestitueerd aan de deelnemer of zijn rechtverkrijgenden.

  • 4 Het pensioenbijdrageverhaal, genoemd in artikel 10, van de wet wordt over nabetalingen aan een ontslagen deelnemer, waarover pensioenbijdrage is verschuldigd, op een zelfde wijze berekend als het verhaal over de laatste uitbetalingstermijn voor het ontslag.

Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit besluit.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 Het Verhaalsbesluit Algemene burgerlijke pensioenwet wordt ingetrokken.

  • 2 Bedragen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit door een deelnemer verschuldigd zijn ingevolge artikel 8 van het besluit, bedoeld in het eerste lid, zijn met ingang van dat tijdstip verschuldigd krachtens dit besluit.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Verhaalsbesluit ABP.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 augustus 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de zesde september 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager