Bijlage I. Methode van onderzoek
[Regeling vervallen per 08-03-2005]
Het onderzoek naar de hechtheid van de binding van asbestvezels in artikelen geschiedt
als volgt:
3. Apparatuur en benodigdheden (zie figuur 1)
[Regeling vervallen per 08-03-2005]
1. Een microstraalapparaat zonder recirculatiesysteem waarmee de in hoofdstuk 4 te
noemen proefomstandigheden te realiseren zijn, zoals COMCO MB 100 "Microblaster" van
Comco Inc. 2151 North Lincoln Street, Burbank, California, U.S.A.
2. Een afzuigbare straalkast voorzien van een draaiend platform met een draaisnelheid
van twee omwentelingen per minuut.
3. Een afzuigapparaat voorzien van een HEPA-filter. Het debiet van dit afzuigapparaat
moet zo groot zijn dat al het vrijkomende materiaal naar het filter wordt getransporteerd
en er voldoende onderdruk in de straalkast ontstaat zodat er geen vrijkomend asbest
naar buiten kan lekken.
4. Stikstofgas met een druk van 800 kPa, waarvan het vochtgehalte kleiner is dan 100
ppm.
5. Glasbolletjes met een deeltjesgrootteverdeling die ligt tussen de in figuur 2 met
streeplijnen aangegeven grenzen (bij voorbeeld glassbeads 50, type D van Comco Inc.)
6. Droogstof voor het drogen van een straalmiddel. Voor de test moet het straalmiddel
ten minste gedurende vier uur bij 105°C worden gedroogd.
7. Lak of polyester voor het afdichten van de zaagranden van de testblokjes.
8. Een laboratoriumbalans met een weegnauwkeurigheid van 0,1 mg.
9. Een stopwatch.
10. Röntgendiffractieapparatuur voor de bepaling van het asbestgehalte.
11. Referentiemateriaal, verkrijgbaar bij de Hoofdgroep Maatschappelijke Technologie
TNO te Delft.
Proefomstandigheden
|
Toelaatbare spreiding
|
Dosering straalmiddel
|
750 mg/min
|
± 35 mg/min
|
afstand straalopening proefstuk
|
40 mm
|
± 1 mm
|
diameter straalpijp:
|
1,17 mm
|
± 0,05 mm
|
materiaal straalpijp
|
wolframcarbide
|
|
straaldruk:
|
250 kPa overdruk
|
± 5 kPa
|
uitstroomdebiet straalpijp
|
380 cm3/s:
|
± 10 cm3/s
|
plaats straalpijp:
|
8 mm uit het midden
|
± 0,5 mm
|
draaisnelheid tafel:
|
2 omw. per minuut
|
± 0,2 rpm
|
hoek tussen straalpijp en proefvlak:
|
90°
|
± 5°
|
Figuur 1. Pneumatisch schema van de testopstelling
Bij het inschakelen van de MB 100 wordt klep 1 geopend, waardoor de pneumatische ventielen
gesloten worden en het drukregelsysteem bekrachtigd wordt. Daarna kan het apparaat
in werking gesteld worden met een voetschakelaar, die gelijktijdig klep 2 en de elektrische
drukmodulator bekrachtigd.
Door klep 2 wordt het pneumatische ventiel 2 geopend, zodat er een luchtstroom uit
de straalpijp komt. De drukmodulator zorgt voor suspensie van het glaspoeder uit het
voorraadvat in de luchtstroom.
Figuur 2. Gravimetrische deeltjesdiameter van de glasbolletjes voor de straalproef
Langs de horizontale as is de diameter, d, van de glasbolletjes uitgezet. De getrokken lijn geeft de gravimetrische verdeling
van de gebruikte glasbolletjes van Comco Inc. Hiervoor ligt de mediaan op 57 µm en
90% van het gewicht ligt tussen 32 µm en 90 µm. De streeplijnen geven tolerantiegrenzen
voor de diameterverdeling van het straalmiddel.
6 . Berekening
[Regeling vervallen per 08-03-2005]
De kwaliteitsfactor van materiaal X wordt berekend als volgt:
waarin Kx = de kwaliteitsfactor voor materiaal x;
Cref = de normeringsfactor voor het gebruikte referentiemateriaal.
Mref = de gemiddelde hoeveelheid materiaal, in mg, die volgens de beschreven straalmethode
in vijf minuten, uit het referentiemateriaal wordt vrijgemaakt.
Cx = het asbestgehalte in de slijtlaag van materiaal x, bepaald met behulp van röntgendiffractie
en uitgedrukt in gewichtspercentage.
Mx = de hoeveelheid materiaal, in mg, die bij vijf minuten stralen wordt vrijgemaakt
uit een proefblokje van materiaal x, volgens de beschreven straalmethode.