Warenwetbesluit Zuivel

Geraadpleegd op 20-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-01-2000 en zichtdatum 21-01-2000.
Geldend van 21-01-2000 t/m 16-07-2003

Besluit van 25 oktober 1994, houdende het Warenwetbesluit Zuivel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 11 mei 1994, nr DGVgz/VVP/L 94916, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op Verordening (EEG) nr 1411/71 van de Raad van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148);

op Verordening (EEG) nr 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182);

op Richtlijn nr 76/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 houdende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 24);

op Richtlijn nr 79/1067/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1979 tot vaststelling van communautaire analyse-methoden voor de controle van bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 327);

op Richtlijn nr 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) (PbEG L 237);

op Richtlijn nr 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (PbEG L 308);

op Richtlijn nr 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

op Richtlijn nr 92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

op artikel II van de Wijzigingswet 1988 Warenwet jo. de artikelen 14, 14a, 15, 16 en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);

alsmede op artikel 1, vierde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en zesde lid, artikel 6, onder d, artikel 8, onder a, b, c en d, artikel 9, onder b, en de artikelen 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 8 april 1994 met nummer 14 721/(21)5;

De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 1994, no. W13.94.0306);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 oktober 1994 met nummer DGVgz/VVP/L 942092, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Richtlijn 76/118/EEG: Richtlijn nr 76/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 houdende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 24);

  • b. Richtlijn 79/1067/EEG: Richtlijn nr 79/1067/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1979 tot vaststelling van communautaire analyse-methoden voor de controle van bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 327);

  • c. Richtlijn 83/417/EEG: Richtlijn nr 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) (PbEG L 237);

  • d. Richtlijn 85/503/EEG: Richtlijn nr 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (PbEG L 308);

  • e. Richtlijn 92/46/EEG: Richtlijn nr 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

  • f. Richtlijn 92/47/EEG: Richtlijn nr 92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

  • g. koemelk: het door het melken van één of meer koeien verkregen produkt, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;

  • h. rauwe melk: melk die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien, die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

  • i. thermisatie: verhitting van rauwe melk tot een temperatuur tussen 57°C en 68°C, zodanig dat de melk na deze behandeling positief blijft reageren op de fosfatase-test;

  • j. warmtebehandeling: elke behandeling door verhitting die, onmiddellijk na de toepassing ervan, een negatieve reactie bij de fosfatase-test tot gevolg heeft;

  • k. melk bestemd voor de bereiding van produkten op basis van melk:

    • 1°. rauwe melk bestemd voor verwerking;

    • 2°. vloeibare of bevroren melk, verkregen uit rauwe melk die al dan niet een toegestane fysische behandeling, zoals een warmtebehandeling of een thermisatie, heeft ondergaan en waarvan de samenstelling al dan niet is gewijzigd, mits deze wijziging beperkt blijft tot het toevoegen of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen;

  • l. warmtebehandelde consumptiemelk:

    • 1°. voor verkoop aan een eindverbruiker en aan instellingen bestemde consumptiemelk die uit rauwe melk is verkregen door een warmtebehandeling en die wordt aangeboden als gepasteuriseerde melk, UHT-melk, gesteriliseerde melk of hooggepasteuriseerde melk;

    • 2°. door pasteurisatie behandelde melk voor bulk-verkoop op verzoek van de individuele eindverbruiker;

  • m. produkten op basis van melk:

    • 1°. zuivelprodukten, dat wil zeggen produkten die uitsluitend zijn verkregen uit rauwe melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk;

    • 2°. samengestelde zuivelprodukten, dat wil zeggen produkten waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk of een zuivelprodukt een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze produkten;

  • n. micro-organismen van yoghurt-cultuur: micro-organismen van de soorten Lactobacillus del-brueckii ssp. bulgaricus en Lactococcus salivarius ssp. thermophilus;

  • o. Conventie van Stresa: de internationale overeenkomst nopens het gebruik van aanduidingen van herkomst en benamingen van kaassoorten, tot stand gekomen te Stresa op 1 juni 1951 (Trb. 1952, 61)

  • p. kaasstandaarden: internationale kaasstandaarden, opgesteld:

    • 1°. in het kader van de "FAO/WHO Code of Principles concerning Milk and Milk Products"; of

    • 2°. krachtens de Conventie van Stresa;

    vermeld in bijlage II;

  • q. melkveehouder: degene die bedrijfsmatig melkkoeien houdt, voor eigen rekening of voor rekening van anderen.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de eisen gesteld bij de artikelen 2 tot en met 5, en gesteld krachtens artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351).

  • 2 Het is verboden te handelen in strijd met de eisen, gesteld bij of krachtens de artikelen 2, 3, en 4, tweede lid, onder a, van verordening (EG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182). .

  • 3 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te bereiden, te verhandelen, te verwerken of te bezigen, die niet voldoen aan de eisen bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot hun samenstelling, hoedanigheid of eigenschappen.

  • 4 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te bereiden, te behandelen, te verwerken, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met inachtneming van daaromtrent bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.

  • 5 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te verhandelen, met betrekking tot welke in afwijking van de in het vierde lid bedoelde voorschriften is gehandeld.

  • 6 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren ten aanzien waarvan krachtens dit besluit een verpakking is voorgeschreven, te verhandelen anders dan in een verpakking, dan wel zodanige waren te verhandelen in verpakkingen die niet voldoen aan de daaromtrent krachtens dit besluit gestelde eisen.

  • 7 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften, bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot hun aanduiding.

  • 8 Het is verboden met gebruikmaking van de bij of krachtens dit besluit aangegeven - of daarop gelijkende - aanduidingen andere waren te verhandelen dan die waaraan die aanduidingen bij of krachtens dit besluit zijn voorbehouden.

  • 9 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften, bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot het bezigen van vermeldingen.

  • 10 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te verhandelen anders dan in verpakkingen die aan de daaromtrent krachtens dit besluit gestelde eisen voldoen.

  • 11 Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren binnen Nederlands grondgebied te brengen, anders dan met inachtneming van de ter zake krachtens dit besluit gestelde voorschriften.

§ 2. Rauwe melk, bestemd voor directe aflevering aan particulieren

Artikel 3

  • 1 Rauwe koemelk, bestemd voor directe aflevering aan particulieren, is uitsluitend aanwezig:

    • 1°. op het bedrijf van de melkveehouder waar die melk gewonnen is; en

    • 2°. in een recipiënt die niet geschikt is om met de inhoud afgeleverd te worden aan particulieren;

    en voldoet aan de volgende eisen:

    • a. kiemgetal bij 30°C 50 000 per ml1 ; 1

    • b. Staphylococcus aureus (per ml): m = 100, M = 500, n = 5, c = 22 ; 2

    • c. Salmonella is afwezig in 25 g: n = 5, c = 0.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde melk wordt, wanneer zij niet binnen twee uur na het melken aan de consument wordt verkocht, gekoeld tot:

    • a. indien die melk binnen 24 uur na het melken verkocht wordt: een temperatuur van 8°C of lager;

    • b. indien die melk niet binnen 24 uur na het melken verkocht wordt: een temperatuur van 6°C of lager.

  • 3 Op of in de directe omgeving van de in het eerste lid bedoelde recipiënt wordt duidelijk leesbaar de vermelding RAUWE MELK VOOR GEBRUIK KOKEN gebezigd.

  • 4 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, nadere regels stellen inzake rauwe melk die niet afkomstig is van koeien en bestemd is voor directe aflevering aan particulieren, voor zover die regels betrekking hebben op de in het eerste, tweede of derde lid bedoelde onderwerpen.

§ 3. Uitvoering EEG-richtlijnen

Artikel 4

  • 1 De bereiding, behandeling en verhandeling van:

    • a. melk bestemd voor de bereiding van produkten op basis van melk;

    • b. warmtebehandelde consumptiemelk; en

    • c. produkten op basis van melk;

    geschieden op hygiënische wijze.

§ 4. Stremsel bij de bereiding van kaas en kwark

Artikel 5

  • 1 Bij de bereiding van kaas, geitekaas en schapekaas worden geen andere stremsels gebruikt dan:

    • a. stremsel verkregen door extractie van de lebmaag van het kalf of runderpepsine; of

    • b. stremsel van microbiële oorsprong dat afkomstig is van een van de volgende organismen: Bacillus cereus, Endothia parasitica of Mucor species, onder de voorwaarde dat het voldoet aan:

      • 1°. de specificaties gesteld aan stremsel van bovengenoemde organismen; en

      • 2°. de Algemene specificaties voor enzympreparaten; die zijn opgenomen in het "Compendium of Food Additive Specifications volume 2" (FAO, 1992).

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, mag een microbieel geproduceerde chymosine worden gebruikt, dat voldoet aan bijlage I.

  • 3 Ten aanzien van een in het tweede lid bedoeld stremsel worden vermeldingen gebezigd waaruit blijkt:

    • a. uit welk organisme het preparaat verkregen is; en

    • b. dat de eigenschappen van het onder a bedoelde organisme zijn veranderd door het inbrengen van een construct.

§ 5. Etikettering van produkten op basis van melk

Artikel 7

De aanduiding karnemelk mag uitsluitend worden gebezigd voor het uitsluitend uit koemelk door doelmatige microbiologische verzuring verkregen vloeibare zuivelprodukt, met als kenmerkende eigenschappen:

  • a. een groot aantal levende melkzuurbacteriën;

  • b. een vetgehalte van ten hoogste 1,0%;

  • c. een gehalte aan melksuiker van ten minste 30% in de vetvrije droge stof;

  • d. een gehalte aan vetvrije droge stof van ten minste 7,3%; en

  • e. een pH van ten hoogste 5,0.

Artikel 8

  • 1 De aanduiding yoghurt mag uitsluitend worden gebezigd voor het uitsluitend uit koemelk door doelmatige verzuring met behulp van micro-organismen van yoghurt-cultuur verkregen vloeibare zuivelprodukt, met als kenmerkende eigenschappen:

    • a. een groot aantal levende micro-organismen van yoghurt-cultuur;

    • b. een vetgehalte van ten minste 2,95%;

    • c. een gehalte aan melkeiwit van ten minste 2,8% met ten minste 33% melkeiwit in de vetvrije melkdroge stof; en

    • d. een pH van ten hoogste 4,5;

    waaraan voor, tijdens of na de verzuring uitsluitend wei-eiwitconcentraat of caseïnaten mogen zijn toegevoegd.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde wei-eiwitconcentraat:

    • a. is verkregen uit uitsluitend wei;

    • b. heeft een eiwitgehalte van ten minste 37% op basis van de vetvrije droge stof;

    • c. heeft een nitraatgehalte, berekend als nitraation NO3, van ten hoogste 50 mg per kg in de droge stof; en

    • d. heeft een nitrietgehalte, berekend als nitrietion NO2, van ten hoogste 2 mg per kg in de droge stof.

  • 3 Indien aan een op de voet van dit artikel aangeduide waar caseïnaat onderscheidenlijk wei-eiwitconcentraat is toegevoegd, wordt een vermelding gebezigd, die aangeeft welk percentage van deze stoffen is toegevoegd.

  • 4 In aanvulling op artikel 9, onder d, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, behoeft de daar bedoelde lijst van ingrediënten ook niet te worden gebezigd voor de als yoghurt, halfvolle yoghurt of magere yoghurt aangeduide waar, voor zover ter zake geen andere ingrediënten zijn gebruikt dan koemelkbestanddelen, enzymen en culturen van micro-organismen.

Artikel 9

  • 1 De aanduiding kaas mag uitsluitend worden gebezigd voor het zuivelprodukt dat wordt verkregen door:

    • 1°. stremming van uitsluitend koemelk, waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken;

    • 2°. verwijdering van wei; en

    • 3°. rijping tot de waar gereed is voor consumptie.

  • 2 In plaats van de aanduiding kaas mag een van de namen, bedoeld in bijlage II en de Landbouwkwaliteitsregeling kaasprodukten, worden gebezigd, voor zover het een waar betreft waarvan de aard en samenstelling voldoet aan:

    • a. de desbetreffende kaasstandaard; of

    • b. de Landbouwkwaliteitsregeling kaasprodukten.

Artikel 10

  • 1 Ten aanzien van een op de voet van artikel 9 aangeduide waar, aanwezig in een verpakking, wordt een van toepassing zijnde vermelding uit kolom A gebezigd inzake het vetgehalte van de droge stof van die waar:

    A

    B

    Vermeldingen

    Bij vetgehalte van de droge stof van

    60+

    meer dan 60%

    50+

    meer dan 50% en ten hoogste 60%

    48+

    meer dan 48% en ten hoogste 52%

    45+

    meer dan 45% en ten hoogste 50%

    40+

    meer dan 40% en minder dan 45%

    35+

    meer dan 35% en minder dan 40%

    30+

    meer dan 30% en minder dan 35%

    25+

    meer dan 25% en minder dan 30%

    20+

    meer dan 20% en minder dan 25%

    15+

    meer dan 15% en minder dan 20%

    10+

    mager(e) meer dan 10% en minder dan 15%

    mager(e)

    ten hoogste 10%.

    Aan de vermeldingen 50+, 48+ en 45+ mag worden toegevoegd: volvet(te).

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij het gebruik van soortnamen als bedoeld in bijlage II of in de Landbouwkwaliteitsregeling kaasprodukten, als vetgehalte-vermelding gebezigd:

    • a. het in de desbetreffende kaasstandaard onderscheidenlijk de Landbouwkwaliteitsregeling kaasprodukten bedoelde minimumvetgehalte in de droge stof; of

    • b. indien meer vetgehaltes zijn toegelaten, het van toepassing zijnde vetgehalte.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van geitekaas en schapekaas.

Artikel 11

Bij een in artikel 9, tweede lid, bedoelde aanduiding wordt een vermelding gebezigd inzake de naam van het desbetreffende land van bereiding, tenzij het een kaassoort betreft:

  • a. vermeld is in bijlage II en bereid is in het daar bedoelde land van origine; of

  • b. voorkomt in de Landbouwkwaliteitsregeling en bereid is in Nederland.

Artikel 12

  • 1 Gehele schapekaas, geitekaas of kaas zoals bedoeld in artikel 9, die onverpakt is en:

    • a. aanwezig is in winkels of in enige andere voor het publiek toegankelijke verkoopplaats; en

    • b. geen rijksmerk draagt zoals bedoeld in de Landbouwkwaliteitsregeling kaasprodukten;

    is voorzien van de desbetreffende aanduiding en van een vermelding, aangevende het vetgehalte van de droge stof van die kaas.

  • 3 Indien de consistentie van een in dit artikel bedoelde kaas zodanig is dat het tweede lid geen toepassing kan vinden, dan worden de in het eerste lid bedoelde aanduiding en vermeldingen aangebracht op het voorwerp waarin of waarop de betrokken waar zich bevindt, of op een onmiddellijk boven bedoeld voorwerp geplaatst(e) bord of kaart.

Artikel 12a

  • 1 Op de korst van schapekaas, geitekaas en kaas zoals bedoeld in artikel 9, mogen slechts zijn aangebracht:

    • a. ingrediënten van eet- en drinkwaren;

    • b. middelen op basis van alginaten, celluloses, en mono- en diglyceriden van eetbare vetzuren, welke veresterd mogen zijn met azijnzuur;

    • c. kunststofdispersies;

    • d. minerale was;

    • e. suspensies van fungiciden,

    onder de voorwaarden die ter zake zijn gesteld krachtens het Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven.

  • 2 In de in het eerste lid, onder a, bedoelde eet- en drinkwaren mogen levensmiddelenadditieven slechts aanwezig zijn, voor zover die:

    • a. zijn toegelaten in de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; en

    • b. geen functie hebben in de kaas.

  • 3 Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, nadere regels vaststellen inzake het eerste en tweede lid.

  • 4 Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op schapekaas, geitekaas en kaas zoals bedoeld in artikel 9, die in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte rechtmatig zijn bereid en in het verkeer gebracht, onder de voorwaarde dat de korst van die kazen bedekt is met kaaskorstbedekkingsmiddelen die in die staten wettelijk daartoe zijn toegestaan.

Artikel 13

  • 1 De aanduiding kwark of verse kaas mag uitsluitend worden gebezigd voor het zuivelprodukt dat zonder rijping wordt verkregen door:

    • a. stremming van uitsluitend koemelk, waaraan al dan niet koemelkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken;

    • b. verwijdering van wei; en

    • c. al dan niet met toevoeging van koemelkbestanddelen; waarvan het eiwitgehalte in de vetvrije droge stof ten minste 60% en het vochtgehalte ten hoogste 87% van de vetvrije waar bedraagt.

  • 2 In plaats van een in het eerste lid bedoelde aanduiding mag de aanduiding Cottage Cheese worden gebezigd, voor zover het een waar betreft waarvan de aard en samenstelling voldoet aan de desbetreffende kaasstandaard.

  • 3 Ten aanzien van een op de voet van dit artikel aangeduide waar, aanwezig in een verpakking, mag inzake het vetgehalte van de droge stof van die waar uitsluitend een van toepassing zijnde vermelding uit kolom A worden gebezigd:

    A

    B

    Vermeldingen

    Bij vetgehalte van de droge stof van

    room

    ten minste 50%

    volle

    ten minste 35% en minder dan 50%

    halfvolle

    ten minste 10% en minder dan 35%

    magere

    minder dan 10%.

Artikel 14

  • 1 De aanduiding vla mag uitsluitend worden gebezigd voor het dikvloeibare samengestelde zuivelprodukt met:

    • a. als kenmerkende bestanddelen zetmeel en ten minste 50% koemelk;

    • b. andere voor de bereiding noodzakelijke eet- en drinkwaren; en

    • c. een melkvetgehalte van ten minste 2,6%.

  • 2 De aanduiding pap mag uitsluitend worden gebezigd voor het dikvloeibare samengestelde zuivelprodukt met:

    • a. als kenmerkende bestanddelen granen, graanprodukten of rijst, en ten minste 50% koemelk;

    • b. andere voor de bereiding noodzakelijke eet- en drinkwaren; en

    • c. een melkvetgehalte van ten minste 2,6%.

Artikel 15

De aanduiding chocolademelk mag uitsluitend worden gebezigd voor het uit koemelk en, voor wat betreft het aromatiserende deel, door het toevoegen van cacaobestanddelen verkregen samengestelde vloeibare zuivelprodukt, met een totaal vetgehalte van ten minste 2,5%.

Artikel 16

  • 1 De aanduiding room mag uitsluitend worden gebezigd voor het uitsluitend uit koemelk door verhoging van het vetgehalte verkregen vloeibare of dikvloeibare zuivelprodukt met een vetgehalte van ten minste 10%.

  • 2 De aanduiding slagroom mag uitsluitend worden gebezigd voor het uitsluitend uit koemelk door verhoging van het vetgehalte verkregen vloeibare of dikvloeibare zuivelprodukt met een vetgehalte van ten minste 30%.

§ 6. De aanduidingen halfvol en mager bij vloeibare of dikvloeibare produkten op basis van melk

Artikel 17

Van de aanduiding van een vloeibaar of dikvloeibaar produkt op basis van melk mag onderdeel uitmaken:

  • a. het woord "halfvolle", voor zover het betreft een waar met een totaal vetgehalte van ten minste 1,50% en ten hoogste 1,80%;

  • b. het woord "magere", voor zover het betreft een waar met een totaal vetgehalte van ten hoogste 0,50%; tenzij in enig wettelijk voorschrift anders is bepaald.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 18

  • 1 Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of met betrekking tot de bij dit besluit bedoelde waren al dan niet is voldaan aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, worden aangewezen microbiologische onderzoekingsmethoden, chromatografische en andere scheidingsmethoden, organoleptische bepalingsmethoden en detectiemethoden, alsmede de daartoe door een andere lid-staat van de Europese Unie aangewezen methoden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden aangewezen als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of met betrekking tot geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk al dan niet is voldaan aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, de communautaire analyse-methoden, bedoeld in Richtlijn 79/1067/EEG.

  • 3 In afwijking van het eerste lid worden aangewezen als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten al dan niet is aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, de communautaire analyse-methoden, bedoeld in Richtlijn 85/503/EEG.

  • 4 Onze Minister kan ter uitvoering van een krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of krachtens het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie tot stand gekomen bindende regeling, nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid, voor zover die bindende regeling de Nederlandse wetgever, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte laat voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard.

  • 5 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij , nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 19

Ingetrokken worden:

  • a. het Melkbesluit (Warenwet) 1974;

  • b. het Besluit op vaste melkprodukten (Warenwet);

  • c. het Kaasbesluit (Warenwet) 1981;

  • d. het Smeltkaasbesluit (Warenwet) 1982;

  • e. het Kwarkbesluit (Warenwet); en

  • f. het Warenwetbesluit Warmtebehandelde melk.

Artikel 21

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

  • 2 Een wijziging van:

    • a. de artikelen 2 tot en met 5, en artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351); en

    • b. artikel 2 en artikel 3 van Verordening (EEG) nr 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen; treedt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2, tweede lid, in werking met ingang van de dag waarop de betrokken wijzigingsverordening in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

s-Gravenhage, 25 oktober 1994

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negenentwintigste november 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I. Deze bijlage behoort bij artikel 5, tweede lid.

Het in artikel 5, tweede lid, bedoelde microbieel geproduceerde chymosine is verkregen uit Kluyveromyces lactis (K. Lactis), waarvan in het genoom een genetisch construct is ingebracht dat codeert voor het kalverprochymosine B. Dit genoom is verkregen met inachtneming van de volgende voorschriften:

  • a. In het construct pKS 105 wordt het DNA dat codeert voor het prochymosine B, voorafgegaan door DNA, coderend voor de signaalsequentie van mating factor uit Saccharomyces cerevisiae, die zorgdraagt voor de secretie van het Prochymosine. Daarnaast bevat het construct als selectie-marker voor de gemodificeerde gist het gen voor resistentie tegen het anti-bioticum G418. De transformatie van de gastheerstam K. lactis met het genetisch construct pKS 105 is uitgevoerd onder condities waarbij verscheidene kopieën in het genoom integreren. De integratie vindt in principe plaats in het promotor-gebied van de lactase-genen op een wijze die de transcriptie van deze genen ongemoeid laat.

  • b. Bij beëindiging van het fermentatie-proces in de produktie worden de gistcellen geïnactiviteerd zonder dat lysis van de cellen optreedt, en wordt, met uitzondering van het chymosine, een belangrijk deel van het organisch materiaal gedenatureerd.

  • c. Het preparaat wordt zodanig behandeld dat laag-moleculaire eiwitten en peptiden met een molecuulgewicht van ongeveer 5000 en lager, vrijwel geheel afwezig zijn.

Het preparaat voldoet aan het "Compendium of Food Additive Specifications volume 2" (FAO, 1992).

Bijlage II. Deze bijlage behoort bij artikel 9, tweede lid, en 10, tweede lid.

Lijst van namen van kaassoorten, waarvoor kaasstandaarden bestaan die aanvaard zijn door de Nederlandse Regering, gevolgd door het land van origine van die soort.

A In het kader van de FAO/WHO:

Brie (Frankrijk)

Butterkäse

Camembert (Frankrijk)

Cheshire kaas (Verenigd Koninkrijk)

Coulommiers (Frankrijk)

Danablu (Denemarken)

Danbo (Denemarken)

Emmentaler (Zwitserland)

Esrom (Denemarken)

Gruyère (Zwitserland en Frankrijk)

Harzer Käse of Harzer Kaas

Herrgardsost (Zweden)

Hushallsost (Zweden)

Limburger (België)

Norvegia (Noorwegen)

Provolone (Italië)

Romadur

Samsö (Denemarken)

Svecia (Zweden)

Tilsiter kaas

B Op grond van de Conventie van Stresa:

1. Uit de A-lijst:

Gorgonzola (Italië)

Parmigiano Reggiano (Italië)

Pecorino Romano (Italië)

Roquefort (Frankrijk)

2. Uit de B-lijst:

Adelost (Zweden)

Asiago (Italië)

Caciocavallo (Italië)

Elbo (Denemarken)

Fontina (Italië)

Fiore Sardo (Italië)

Fynbo (Denemarken)

Harvarti (Denemarken)

Maribo (Denemarken)

Mycella (Denemarken)

Noekkelost (Noorwegen)

Saint-Paulin (Frankrijk)

Sbrinz (Zwitserland)

Tybo (Denemarken)

  1. Meetkundig gemiddelde, geconstateerd over een periode van twee maanden, met ten minste twee monsternemingen per maand. ^ [1]
  2. n: aantal eenheden waaruit een monster bestaat;m: drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt bevredigend geacht als het aantal bacteriën in alle eenheden gelijk is aan of kleiner is dan m;M: maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt onbevredigend geacht als het aantal bacteriën in één of meer eenheden gelijk is aan of groter is dan M;c: aantal eenheden waarin het aantal bacteriën mag liggen tussen m en M, en waarbij het monster nog aanvaardbaar wordt geacht als het aantal bacteriën in de andere eenheden gelijk is aan of kleiner is dan m. ^ [2]