Besluit vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 16-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006 en zichtdatum 15-12-2024.
Geldend van 01-05-2004 t/m 19-09-2006

Besluit van 7 november 1994, houdende nadere regeling van goedkeurings- en aanwijzingsbevoegdheden ten aanzien van het vervangingsfonds voor het basisonderwijs, het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 3 november 1993, nr. 93069693/3255, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 116b, vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 111a, vierde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 123a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1, onderdeel a, van de Wet openbaarheid van bestuur, en artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Nationale ombudsman;

Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 22 september 1993, nr. OR 93000201/Alg);

De Raad van State gehoord (advies van 19 mei 1994, nr. W05.93.0736);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mr. J. Kohnstamm, van 2 november 1994, nr. 94038337/3255, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Dit besluit verstaat onder:

WPO: Wet op het primair onderwijs;

WEC: Wet op de expertisecentra;

WVO: Wet op het voortgezet onderwijs;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

het vervangingsfonds: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid van de WVO;

het noodfonds: het noodfonds, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

het bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een school of instelling, dat is aangesloten bij het vervangingsfonds op grond van artikel 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid van de WVO;

vervangingsbijdrage: door het bevoegd gezag op grond van de artikel 183, tweede lid, van de WPO, 169, tweede lid, van de WEC en 98a, tweede lid van de WVO aan het vervangingsfonds verschuldigde bijdrage.

Artikel 2. Taak vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 3. Algemeen; financiële waarborgen vervangingsfonds bij toepassing bevoegdheden door de minister

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Indien Onze Minister voornemens is van een of meer van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC, en 123a, eerste lid, van de WVO, jegens het vervangingsfonds gebruik te maken en dit voornemen leidt tot een groter beslag op de middelen van het vervangingsfonds, geeft hij aan dat voornemen geen uitvoering dan nadat vier weken zijn verstreken na de bekendmaking van dat voornemen aan het bestuur van het vervangingsfonds.

  • 2 Binnen het in het eerste lid bedoelde tijdvak kan het bestuur van het vervangingsfonds een begroting van de meerkosten die naar zijn verwachting aan de zijde van het vervangingsfonds zullen optreden als gevolg van de uitvoering van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister zenden.

  • 3 Binnen drie weken na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde begroting bericht Onze Minister aan het bestuur van het vervangingsfonds of hij de meerkosten aanvaardt. De uitvoering van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, binnen de termijn van drie weken of nadien geldt als aanvaarding van een aanspraak van het vervangingsfonds op vergoeding van de meerkosten ten laste van ’s Rijks kas overeenkomstig de toegezonden begroting.

  • 4 Indien Onze Minister binnen drie weken na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde begroting aan het bestuur van het vervangingsfonds bericht de meerkosten niet te aanvaarden, treden Onze Minister en het bestuur van het vervangingsfonds met elkaar in overleg ten einde te bezien of moet worden overgegaan tot uitvoering van het voornemen, bedoeld in het eerste lid. De tweede volzin van het derde lid is niet van toepassing, indien het overleg niet tot overeenstemming leidt.

Hoofdstuk II. Goedkeuringsbevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 4. Goedkeuring statuten

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De statuten van het vervangingsfonds behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Onze Minister verleent de goedkeuring aan de statuten van het vervangingsfonds uitsluitend, indien deze statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:

    • a. de bepaling dat het vervangingsfonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden, bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, van de WBO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, van de WVO;

    • b. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds wordt gevormd door vertegenwoordigers van de centrales, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Overlegbesluit onderwijspersoneel, en de organisaties, genoemd in artikel 24, eerste lid, van dat besluit, met uitzondering van de BVE-Raad en het COLO;

    • c. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds ten minste een maal per jaar overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;

    • d. de bepaling dat het vervangingsfonds is gehouden de aanwijzingen die Onze Minister geeft op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO, zomede op grond van dit besluit, op te volgen;

    • e. de bepaling dat het vervangingsfonds Onze Minister alle inlichtingen verschaft, die noodzakelijk zijn voor het door Onze Minister uit te oefenen toezicht op het vervangingsfonds;

    • f. de bepaling dat het vervangingsfonds in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld in onderdeel a, het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve aard oplegt:

      • 1°. ten behoeve van de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het vervangingsfonds,

      • 2°. ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare gegevens met betrekking tot ziekteverzuim, andere vormen van afwezigheid en vervanging,

      • 3°. ten behoeve van de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het vervangingsfonds,

      • 4°. ten behoeve van het voldoen aan verplichtingen van het vervangingsfonds uit hoofde van de wet of dit besluit;

    • g. de bepaling dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het vervangingsfonds de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister.

  • 3 Bij de goedkeuring van besluiten van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten, indien een dergelijk besluit in strijd is met de wet of met dit besluit, dan wel in strijd is met het algemeen belang of niet is te verenigen met de waarborgen welke het vervangingsfonds zich ten doel stelt te bieden. Onze Minister kan aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten zijn goedkeuring onthouden, indien dat besluit naar zijn oordeel in strijd is met een door hem gegeven of voorgenomen aanwijzing op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Goedkeuring statuten

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

1 De statuten van het vervangingsfonds behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

2 Onze Minister verleent de goedkeuring aan de statuten van het vervangingsfonds uitsluitend, indien deze statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:

  • a. de bepaling dat het vervangingsfonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden, bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, van de WBO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, van de WVO;

  • b. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds wordt gevormd door vertegenwoordigers van de centrales, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Overlegbesluit onderwijspersoneel, en de organisaties, genoemd in artikel 24, eerste lid, van dat besluit;

  • c. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds ten minste een maal per jaar overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;

  • d. de bepaling dat het vervangingsfonds is gehouden de aanwijzingen die Onze Minister geeft op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO, zomede op grond van dit besluit, op te volgen;

  • e. de bepaling dat het vervangingsfonds Onze Minister alle inlichtingen verschaft, die noodzakelijk zijn voor het door Onze Minister uit te oefenen toezicht op het vervangingsfonds;

  • f. de bepaling dat het vervangingsfonds in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld in onderdeel a, het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve aard oplegt:

    • 1°. ten behoeve van de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het vervangingsfonds,

    • 2°. ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare gegevens met betrekking tot ziekteverzuim, andere vormen van afwezigheid en vervanging,

    • 3°. ten behoeve van de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het vervangingsfonds,

    • 4°. ten behoeve van het voldoen aan verplichtingen van het vervangingsfonds uit hoofde van de wet of dit besluit;

  • g. de bepaling dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het vervangingsfonds de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister.

3 Bij de goedkeuring van besluiten van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

4 Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten, indien een dergelijk besluit in strijd is met de wet of met dit besluit, dan wel in strijd is met het algemeen belang of niet is te verenigen met de waarborgen welke het vervangingsfonds zich ten doel stelt te bieden. Onze Minister kan aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten zijn goedkeuring onthouden, indien dat besluit naar zijn oordeel in strijd is met een door hem gegeven of voorgenomen aanwijzing op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2004.

Goedkeuring statuten

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

1 De statuten van het vervangingsfonds behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

2 Onze Minister verleent de goedkeuring aan de statuten van het vervangingsfonds uitsluitend, indien deze statuten ten minste de volgende bepalingen bevatten:

  • a. de bepaling dat het vervangingsfonds zich ten doel stelt de waarborgen te bieden, bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, van de WBO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, van de WVO;

  • b. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds wordt gevormd door vertegenwoordigers van de centrales, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Overlegbesluit onderwijspersoneel, en de organisaties, genoemd in artikel 24, eerste lid, van dat besluit, met uitzondering van het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs;

  • c. de bepaling dat het bestuur van het vervangingsfonds ten minste een maal per jaar overleg voert met Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordiger;

  • d. de bepaling dat het vervangingsfonds is gehouden de aanwijzingen die Onze Minister geeft op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO, zomede op grond van dit besluit, op te volgen;

  • e. de bepaling dat het vervangingsfonds Onze Minister alle inlichtingen verschaft, die noodzakelijk zijn voor het door Onze Minister uit te oefenen toezicht op het vervangingsfonds;

  • f. de bepaling dat het vervangingsfonds in het kader van zijn taakuitoefening, bedoeld in onderdeel a, het bevoegd gezag bij reglement of anderszins verplichtingen van administratieve aard oplegt:

    • 1°. ten behoeve van de controle van de rechtmatigheid van de uitgaven van het vervangingsfonds,

    • 2°. ten behoeve van het verkrijgen van betrouwbare gegevens met betrekking tot ziekteverzuim, andere vormen van afwezigheid en vervanging,

    • 3°. ten behoeve van de doelmatige uitvoering van de werkzaamheden door het vervangingsfonds,

    • 4°. ten behoeve van het voldoen aan verplichtingen van het vervangingsfonds uit hoofde van de wet of dit besluit;

  • g. de bepaling dat bij ontbinding of beëindiging van de werkzaamheden van het vervangingsfonds de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister.

3 Bij de goedkeuring van besluiten van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

4 Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten, indien een dergelijk besluit in strijd is met de wet of met dit besluit, dan wel in strijd is met het algemeen belang of niet is te verenigen met de waarborgen welke het vervangingsfonds zich ten doel stelt te bieden. Onze Minister kan aan een besluit van het bestuur van het vervangingsfonds tot wijziging van de statuten zijn goedkeuring onthouden, indien dat besluit naar zijn oordeel in strijd is met een door hem gegeven of voorgenomen aanwijzing op grond van de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, van de WVO.

Artikel 5. Goedkeuring bijdrage scholen aan vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 De hoogte van de vervangingsbijdrage behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Onze Minister toetst of de door het vervangingsfonds voorgestelde hoogte van de vervangingsbijdrage in een redelijke verhouding staat tot de uitgaven die het vervangingsfonds naar verwachting dient te doen met het oog op de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid. Onze Minister hanteert daarbij de volgende criteria:

    • a. de hoogte van de vervangingsbijdrage dient de vaststelling mogelijk te maken van vervangingsregels die ten minste de continuïteit in het onderwijs op aanvaardbaar niveau waarborgen;

    • b. de hoogte van de vervangingsbijdrage belemmert het bevoegd gezag in het algemeen niet in de normale taakuitoefening.

  • 3 De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist, indien de vervangingsbijdrage niet meer dan 1 procentpunt hoger of lager is dan het percentage dat, met toepassing van de artikelen 126 van de WPO, 121 van de WEC en 84b van de WVO, door Onze Minister met het oog op de vergoeding van de kosten voor vervanging jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 4 Het tweede en derde lid hebben geen betrekking op de premie die het vervangingsfonds aan het bevoegd gezag oplegt uit hoofde van enige verzekering bij het vervangingsfonds voor personeel waarvan het salaris door het bevoegd gezag uit eigen middelen wordt voldaan.

Hoofdstuk III. Aanwijzingsbevoegdheden; Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 6. Minimumniveau waarborgen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Indien Onze Minister van oordeel is dat de waarborgen voor vervanging van afwezig personeel onvoldoende zijn in verband met de goede voortgang van het onderwijs, treedt hij onverwijld in overleg met het bestuur van het vervangingsfonds.

  • 2 Indien dit overleg niet leidt tot overeenstemming over de waarborgen voor de vervanging van afwezig personeel die het vervangingsfonds ten minste dient te bieden, geeft Onze Minister binnen twee maanden een of meer aanwijzingen aan het vervangingsfonds met betrekking tot de te bieden waarborgen.

Artikel 7. Informatieverstrekking aan vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Onze Minister verstrekt aan het vervangingsfonds alle inlichtingen die het vervangingsfonds in verband met zijn taakuitoefening behoeft, tenzij Onze Minister niet over de desbetreffende gegevens beschikt of de wet zich tegen het verstrekken van die gegevens verzet.

Artikel 8. Informatieverplichtingen vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Het vervangingsfonds verstrekt uit eigen beweging en onverwijld aan Onze Minister:

    • a. een overzicht van de waarborgen, bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs die het aan het bevoegd gezag biedt;

    • b. alle relevante gegevens betreffende de vaststelling van de vervangingsbijdrage;

    • c. zijn jaarverslag;

    • d. zijn begroting en jaarrekening;

    • e. afschrift van de reglementen en voorwaarden die het opstelt met het oog op zijn taakuitoefening ten behoeve van het bevoegd gezag, zomede van alle circulaires of algemene berichten die het aan het bevoegd gezag zendt;

    • f. in een voorkomend geval, de mededeling van zijn voornemen om over te gaan tot zijn ontbinding of tot beëindiging van zijn werkzaamheden.

  • 2 Het vervangingsfonds verstrekt aan Onze Minister tevens:

    • a. de gegevens met betrekking tot het door het bevoegd gezag opgegeven ziekteverzuimpercentage onder het personeel;

    • b. de gegevens met betrekking tot de door het bevoegd gezag opgegeven afwezigheid van personeel om andere redenen dan wegens ziekte;

    • c. de gegevens met betrekking tot de door hem bekostigde vervanging, mede in relatie tot de aard van de afwezigheid van het vervangen personeelslid;

    • d. de gegevens met betrekking tot de toegekende aanvragen van een tegemoetkoming uit het noodfonds, zomede periodieke overzichten van het verloop van de uitkeringen uit het noodfonds;

    • e. de financiële gegevens met betrekking tot de aan het bevoegd gezag uitgekeerde vergoedingen en de van deze terugontvangen premies;

    • f. de financiële gegevens met betrekking tot zijn bestuurs- en apparaatskosten en zijn overige inkomsten;

    • g. de financiële gegevens met betrekking tot zijn reserves;

    • h. de gegevens met betrekking tot de aard en het aantal van de door hem verrichte controles op juistheid van de ontvangen declaraties, alsmede de gegevens met betrekking tot de uitkomsten van deze controles;

    • i. jaarlijks een overzicht van de door hem jegens derden aangegane financiële verplichtingen.

  • 3 Onze Minister stelt na overleg met het vervangingsfonds nadere voorwaarden vast met betrekking tot de inhoud, vorm en frequentie van de verstrekking van gegevens, bedoeld in het tweede lid, en in artikel 7.

  • 4 Het vervangingsfonds voert een zodanige administratie dat de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens tijdig kunnen worden verstrekt. Onze Minister kan zonodig nadere aanwijzingen ter zake geven.

  • 5 Het vervangingsfonds geeft aan Onze Minister of aan een door Onze Minister daartoe gemachtigde, zo dikwijls als Onze Minister of de gemachtigde dat vordert, inzage in de boeken en bescheiden en toont de gelden en waarden welke door het vervangingsfonds worden beheerd of bewaard.

  • 6 Het vervangingsfonds verstrekt desgevraagd en kosteloos aan het Centraal Bureau voor de Statistiek gegevens ten behoeve van de statistiek.

Hoofdstuk IV. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Artikel 9. Gevolgen intrekking van de aanwijzing van het vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Onze Minister draagt er zorg voor dat bij de intrekking van de aanwijzing van het vervangingsfonds als de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, het vervangingsfonds de onder zijn beheer staande middelen, bestemd voor het verschaffen van de waarborgen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, aanwendt voor het doel waartoe die middelen aan het vervangingsfonds ter beschikking zijn gesteld, dan wel overdraagt aan de rechtspersoon die door Onze Minister als vervangingsfonds wordt aangewezen.

Artikel 10. Wijziging Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 11. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens de Tweede Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Artikel 12. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervangingsfonds.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 november 1994

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Uitgegeven de negenentwintigste november 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager