Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-05-2003.
Geldend van 01-08-2002 t/m 30-09-2006

Wet van 17 november 1994, houdende regeling van de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 te regelen alsmede de wetten waarin wordt verwezen naar de Wegenverkeerswet, aan te passen aan de Wegenverkeerswet 1994;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet wordt onder Onze Minister, motorrijtuig, kenteken, kentekenbewijs, keuringsbewijs en rijbewijs verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet, onderscheidenlijk in de Wegenverkeerswet 1994.

Hoofdstuk III. Wijziging van de wetten waarin wordt verwezen naar de Wegenverkeerswet en de daarop berustende uitvoeringsvoorschriften

Hoofdstuk IV. Overgangsbepalingen

§ 1. Verkeersgedrag

Artikel 25

De grenzen van de bebouwde kommen, vastgesteld krachtens artikel 8 van de Wegenverkeerswet, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.

Artikel 26

Verkeerstekens en onderborden, geplaatst krachtens de Wegenverkeerswet, worden geacht te zijn geplaatst overeenkomstig de bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.

Artikel 27

Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer, uitgevoerd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 14 tot en met 20 van de Wegenverkeerswet 1994, worden geacht te zijn uitgevoerd overeenkomstig de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.

Artikel 28

Bepalingen in verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen, in wier onderwerp door de Wegenverkeerswet 1994 wordt voorzien, blijven van kracht tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor zover zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 25 mei 1989 reeds van kracht waren.

§ 2. Toelating tot de weg

Artikel 29

Ten aanzien van aanvragen van typegoedkeuringen en individuele goedkeuringen, ingediend ten minste vier weken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 22 en 26 van de Wegenverkeerswet 1994, blijven na dat tijdstip de bepalingen en eisen, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet van kracht, tenzij de aanvrager om toepassing van de artikelen 22 en 26 van de Wegenverkeerswet 1994 verzoekt. Indien de aanvraag wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van de Wegenverkeerswet, is ten aanzien van de op basis daarvan verleende typegoedkeuring artikel 30 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30

  • 1 In afwijking van artikel 24 van de Wegenverkeerswet 1994 blijft een typegoedkeuring, niet zijnde een typegoedkeuring als bedoeld in het tweede lid, die is verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel, welke typegoedkeuring op de dag vooraf gaande aan dat tijdstip geldig is, geldig tot drie jaar na dat tijdstip, tenzij gedurende die jaren zwaardere eisen van kracht worden voor de toelating tot het verkeer op de weg van voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken of voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers als waarop de verleende goedkeuring betrekking heeft, in welk geval de typegoedkeuring vervalt met ingang van de datum van van kracht worden van die zwaardere eisen.

  • 2 In afwijking van artikel 24 van de Wegenverkeerswet 1994 blijft een nationale typegoedkeuring die betrekking heeft op voertuigen als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van richtlijn 92/61/EEG (PbEG 10 augustus 1992, L 225), gedurende een periode van vier jaar geldig, te rekenen vanaf het tijdstip waarop aan de in artikel 15, vierde lid, onderdeel c, van die richtlijn bedoelde bijzondere richtlijnen uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent het tijdstip van inwerkingtreding van de bijzondere richtlijnen.

§ 3. Kentekens en kentekenbewijzen

Artikel 31

Kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 32

Voor de toepassing van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder kenteken mede verstaan een kenteken in de zin van de Wegenverkeerswet. Voor de toepassing van artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder "deze wet" mede verstaan de Wegenverkeerswet.

Artikel 33

Kentekenbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als kentekenbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 34

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat kentekenbewijzen alsmede ter vervanging van die bewijzen uitgereikte duplicaten, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, vóór een bij ministeriële regeling vast te stellen tijdstip dienen te worden vervangen door een kentekenbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Kentekenbewijzen alsmede ter vervanging van die bewijzen uitgereikte duplicaten, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, die op dat tijdstip nog niet zijn vervangen door een kentekenbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994, verliezen op dat tijdstip hun geldigheid.

Artikel 35

Aanvragen van kentekenbewijzen of delen daarvan, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 48 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.

Artikel 36

Aanvragen van nieuwe kentekenbewijzen of delen daarvan, ter vervanging van op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en aanvragen van duplicaten voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 55 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.

Artikel 37

Aanvragen van nieuwe kentekenbewijzen of delen daarvan, ter vervanging van op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en aanvragen van duplicaten voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen worden ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 55 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften, tenzij met toepassing van artikel 34 is bepaald dat de kentekenbewijzen ter vervanging waarvan die nieuwe kentekenbewijzen of duplicaten worden aangevraagd, dienen te worden vervangen door een kentekenbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 38

Voor de toepassing van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder kentekenbewijs mede verstaan een kentekenbewijs in de zin van de Wegenverkeerswet.

§ 4. Erkenningen

Artikel 39

Op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 83 tot en met 89 van de Wegenverkeerswet 1994 bestaande erkenningen voor het afgeven van keuringsbewijzen voor motorrijtuigen, aanhangwagens en opleggers, die zijn verleend op grond van artikel 9g van de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als te zijn verleend op grond van artikel 84 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 40

Aanvragen van erkenningen voor het afgeven van keuringsbewijzen, alsmede bezwaren tegen schorsingen van erkenningen voor het afgeven van keuringsbewijzen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het op dat onderwerp betrekking hebbende artikel van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 41

A

Op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 100 tot en met 104 van de Wegenverkeerswet 1994 bestaande overeenkomsten, gesloten tussen Onze Minister en natuurlijke personen of rechtspersonen, krachtens welke overeenkomsten de natuurlijke persoon of rechtspersoon gerechtigd is om ter vervanging van door Onze Minister verricht onderzoek, onderzoek of deelonderzoek te verrichten ten behoeve van de goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg van voertuigen ten aanzien waarvan een wijziging in de constructie is aangebracht, eindigen, onverminderd onderdeel C, met ingang van dat tijdstip.

B

Aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, waarmee een overeenkomst als bedoeld in onderdeel A is gesloten, welke overeenkomst naar het oordeel van Onze Minister inhoudelijk voldoet aan de eisen voor verlening van een erkenning als bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, wordt door Onze Minister met ingang van het in onderdeel A bedoelde tijdstip van inwerkingtreding een erkenning als bedoeld in het betrokken artikel van de Wegenverkeerswet 1994 verleend.

C

Onze Minister kan aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, waarmee een overeenkomst als bedoeld in onderdeel A is gesloten, welke overeenkomst naar het oordeel van Onze Minister inhoudelijk niet voldoet aan de eisen voor verlening van een erkenning als bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, een door hem te bepalen termijn gunnen, welke ten hoogste één jaar bedraagt, te rekenen vanaf het in onderdeel A bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, gedurende welke termijn de overeenkomst blijft bestaan. Indien binnen deze termijn door de natuurlijke persoon of rechtspersoon naar het oordeel van Onze Minister wordt voldaan aan de eisen voor verlening van een erkenning als bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, wordt door Onze Minister een erkenning als bedoeld in het betrokken artikel van de Wegenverkeerswet 1994 verleend. De genoemde overeenkomst eindigt in dat geval met ingang van het tijdstip van verlening van de erkenning.

D

Op overeenkomsten welke ingevolge onderdeel C voor een door Onze Minister vast te stellen termijn van kracht blijven, zijn de artikelen 102 en 103 van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing.

E

Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld ter zake van de onderdelen B tot en met D. Deze regels betreffen in ieder geval het toezicht door Onze Minister ten aanzien van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen.

§ 5. Keuringsbewijzen

Artikel 42

Keuringsbewijzen en duplicaten van keuringsbewijzen, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, de Wet personenvervoer dan wel de Wet ambulancevervoer, behouden hun geldigheid voor de duur van de termijn waarvoor zij zijn afgegeven.

Artikel 43

Aanvragen van keuringsbewijzen alsmede bezwaren tegen het al dan niet afgeven van een keuringsbewijs, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het op dat onderwerp betrekking hebbende artikel van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 44

Voor de toepassing van de artikelen 72, 74, 80, 82, 87, 91 en 160 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder keuringsbewijs mede verstaan een keuringsbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet.

§ 6. Keuring na vordering kentekenbewijs

Artikel 45

Aanvragen van goedkeuringen na invordering van het kentekenbewijs, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk V van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig artikel 106 van de Wegenverkeerswet 1994.

§ 7. Rijbewijzen

Artikel 46

Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel k, en 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor de toepassing van die wet onder rijbewijs verstaan een rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet.

Artikel 47

Tot het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel l, en 126 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor de toepassing van artikel 180, vierde lid, van die wet onder beheerder van het rijbewijzenregister verstaan de beheerder van het in artikel 20, eerste lid, onderdeel f, van de Wegenverkeerswet bedoelde register betreffende afgegeven rijbewijzen.

Artikel 48

  • 2 Voor de toepassing van artikel 111, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder een eerder aan hem afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan hem afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 3 Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 123 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor de toepassing van het eerste lid, aanhef juncto onderdeel b, van dat artikel onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig is hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of door omwisseling tegen een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.

Artikel 49

Onverminderd artikel 50 worden rijbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, aangemerkt als rijbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 50

Op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 nog geldig zijn, behouden hun geldigheid tot de datum waarop ingevolge artikel 99a van het Wegenverkeersreglement, zoals die bepaling op dat tijdstip luidde, tot vernieuwing van die bewijzen dient te worden overgegaan.

Artikel 51

De artikelen 18, 18a en 18b van de Wegenverkeerswet blijven van kracht ten aanzien van de gevallen waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 130 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 op de voet van artikel 18 van de Wegenverkeerswet van de houder van een geldig rijbewijs is gevorderd dat hij zich onderwerpt aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid dan wel naar zijn geschiktheid.

Artikel 52

Ten aanzien van rijbewijzen die ingevolge artikel 19 van de Wegenverkeerswet dienen te worden ingeleverd, blijven, voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 die inlevering nog niet heeft plaatsgevonden, de betrokken bepalingen van de Wegenverkeerswet van kracht.

Artikel 53

Op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994, met toepassing van artikel 10a of artikel 18b, vierde, vijfde of zevende lid, van de Wegenverkeerswet, voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig zijn verklaard, worden voor de toepassing van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 aangemerkt als rijbewijzen die met toepassing van artikel 124, artikel 132, tweede lid, of artikel 134, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ongeldig zijn verklaard.

Artikel 54

Op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen waarvan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, met toepassing van artikel 27, eerste lid, van de Wegenverkeerswet, de overgifte is gevorderd, worden voor de toepassing van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 aangemerkt als rijbewijzen waarvan met toepassing van artikel 164, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte is gevorderd.

Artikel 56

Aanvragen van rijbewijzen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 111 tot en met 113 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van die artikelen behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.

Artikel 57

Aanvragen van vervangende rijbewijzen voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die verloren zijn geraakt, teniet zijn gegaan, versleten zijn of geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 120 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.

Artikel 58

Aanvragen van vervangende rijbewijzen voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die verloren zijn geraakt, teniet zijn gegaan, versleten zijn of geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen worden ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 120 van de Wegenverkeerswet 1994, worden behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.

Artikel 59

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 56, 57 en 58 wordt aan de aanvrager een rijbewijs volgens het door Onze Minister ingevolge artikel 107, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde model afgegeven.

Artikel 60

De bij en krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften betreffende het verschaffen van inlichtingen uit het register betreffende afgegeven rijbewijzen, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel g, van de Wegenverkeerswet blijven van toepassing ten aanzien van verzoeken om inlichtingen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 128 van de Wegenverkeerswet 1994.

Paragraaf 7a. Bromfietscertificaten

Artikel 60b

Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor afgifte van een bromfietscertificaat in aanmerking te komen, onderscheid worden gemaakt tussen degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 135 van de Wegenverkeerswet 1994 de leeftijd van 16 jaren reeds hebben bereikt, en degenen die op dat tijdstip die leeftijd nog niet hebben bereikt.

§ 8. Ontheffingen

Artikel 61

Vrijstellingen en ontheffingen van bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als vrijstellingen en ontheffingen van de overeenkomstige bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, en behouden hun geldigheid zo lang zij niet zijn vervangen door een vrijstelling of ontheffing, verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994.

§ 9. Strafbepalingen

Artikel 62

Ten aanzien van bij of krachtens de Wegenverkeerswet strafbaar gestelde feiten die zijn begaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de overeenkomstige bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994, blijven de betrokken, bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften zoals deze luidden vóór dat tijdstip, van kracht.

§ 10. Slotbepalingen

Artikel 63

Ten aanzien van in de bijlage van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften omschreven gedragingen die in strijd zijn met bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften, welke gedragingen hebben plaatsgevonden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de overeenkomstige bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994, blijven de betrokken bepalingen van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, zoals deze luidden vóór dat tijdstip, van kracht.

Artikel 65

Na de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 berusten het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), het Besluit alcoholonderzoeken en het Besluit wegslepen van voertuigen op die wet.

Artikel 66

  • 1 Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede invoering van de Wegenverkeerswet 1994 nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij ministeriële regeling.

  • 2 Terstond na publikatie van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid in de Staatscourant, wordt een voordracht gedaan voor een algemene maatregel van bestuur tot nadere regeling van het betrokken onderwerp.

Hoofdstuk V. Wijziging van de Wegenverkeerswet

Artikel 67

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VI. Inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994

Artikel 68

De Wegenverkeerswet 1994 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Artikel 69

De Wegenverkeerswet wordt ingetrokken met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 70

De wet van 22 december 1982, houdende voorlopige voorzieningen in verband met de voorgenomen intrekking van het koninklijk besluit van 10 april 1939 (geldigheid wegenverkeerswetgeving ten aanzien van de strijdkrachten) wordt ingetrokken.

Artikel 71

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 73

Deze wet kan worden aangehaald als: Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 17 november 1994

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de twintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager