De grenzen van de bebouwde kommen, vastgesteld krachtens artikel 8 van de Wegenverkeerswet,
worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.
Verkeerstekens en onderborden, geplaatst krachtens de Wegenverkeerswet, worden geacht
te zijn geplaatst overeenkomstig de bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.
Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het
aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer, uitgevoerd
vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 14 tot en met 20 van de Wegenverkeerswet 1994, worden geacht te zijn uitgevoerd overeenkomstig de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.
Bepalingen in verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen, in wier onderwerp
door de Wegenverkeerswet 1994 wordt voorzien, blijven van kracht tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
voor zover zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 25 mei 1989 reeds
van kracht waren.
§ 3. Kentekens en kentekenbewijzen
Kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als
kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.
Kentekenbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt
als kentekenbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat kentekenbewijzen alsmede
ter vervanging van die bewijzen uitgereikte duplicaten, afgegeven op basis van de
Wegenverkeerswet, vóór een bij ministeriële regeling vast te stellen tijdstip dienen
te worden vervangen door een kentekenbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Kentekenbewijzen alsmede ter vervanging van die bewijzen uitgereikte duplicaten,
afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, die op dat tijdstip nog niet zijn vervangen
door een kentekenbewijs, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994, verliezen op dat tijdstip hun geldigheid.
Aanvragen van kentekenbewijzen of delen daarvan, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 48 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de ter zake
bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.
Aanvragen van nieuwe kentekenbewijzen of delen daarvan, ter vervanging van op basis
van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die verloren
zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en aanvragen van duplicaten voor op basis van
de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die versleten of
geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen zijn ingediend vóór het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 55 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de
Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.
Aanvragen van nieuwe kentekenbewijzen of delen daarvan, ter vervanging van op basis
van de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die verloren
zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en aanvragen van duplicaten voor op basis van
de Wegenverkeerswet afgegeven kentekenbewijzen of delen daarvan, die versleten of
geheel of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen worden ingediend na het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 55 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de
Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften, tenzij met toepassing van artikel 34 is bepaald dat de kentekenbewijzen ter vervanging waarvan die nieuwe kentekenbewijzen
of duplicaten worden aangevraagd, dienen te worden vervangen door een kentekenbewijs,
afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor de toepassing van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder kentekenbewijs mede verstaan een kentekenbewijs in de zin van de Wegenverkeerswet.
Aanvragen van erkenningen voor het afgeven van keuringsbewijzen, alsmede bezwaren
tegen schorsingen van erkenningen voor het afgeven van keuringsbewijzen, ingediend
vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het op dat onderwerp betrekking hebbende
artikel van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de bepalingen
van de Wegenverkeerswet 1994.
A
Op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 100 tot en met 104 van de Wegenverkeerswet 1994 bestaande overeenkomsten, gesloten tussen Onze Minister en natuurlijke personen of
rechtspersonen, krachtens welke overeenkomsten de natuurlijke persoon of rechtspersoon
gerechtigd is om ter vervanging van door Onze Minister verricht onderzoek, onderzoek
of deelonderzoek te verrichten ten behoeve van de goedkeuring voor toelating tot het
verkeer op de weg van voertuigen ten aanzien waarvan een wijziging in de constructie
is aangebracht, eindigen, onverminderd onderdeel C, met ingang van dat tijdstip.
B
Aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, waarmee een overeenkomst als bedoeld
in onderdeel A is gesloten, welke overeenkomst naar het oordeel van Onze Minister
inhoudelijk voldoet aan de eisen voor verlening van een erkenning als bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, wordt door Onze Minister met ingang van het in onderdeel A bedoelde tijdstip van
inwerkingtreding een erkenning als bedoeld in het betrokken artikel van de Wegenverkeerswet 1994 verleend.
C
Onze Minister kan aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, waarmee een overeenkomst
als bedoeld in onderdeel A is gesloten, welke overeenkomst naar het oordeel van Onze
Minister inhoudelijk niet voldoet aan de eisen voor verlening van een erkenning als
bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, een door hem te bepalen termijn gunnen, welke ten hoogste één jaar bedraagt, te
rekenen vanaf het in onderdeel A bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, gedurende
welke termijn de overeenkomst blijft bestaan. Indien binnen deze termijn door de natuurlijke
persoon of rechtspersoon naar het oordeel van Onze Minister wordt voldaan aan de eisen
voor verlening van een erkenning als bedoeld in artikel 101 van de Wegenverkeerswet 1994, wordt door Onze Minister een erkenning als bedoeld in het betrokken artikel van
de Wegenverkeerswet 1994 verleend. De genoemde overeenkomst eindigt in dat geval met ingang van het tijdstip
van verlening van de erkenning.
D
Op overeenkomsten welke ingevolge onderdeel C voor een door Onze Minister vast te
stellen termijn van kracht blijven, zijn de artikelen 102 en 103 van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing.
E
Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld ter zake van de onderdelen B tot
en met D. Deze regels betreffen in ieder geval het toezicht door Onze Minister ten
aanzien van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen.
Keuringsbewijzen en duplicaten van keuringsbewijzen, afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet,
de Wet personenvervoer dan wel de Wet ambulancevervoer, behouden hun geldigheid voor de duur van de termijn waarvoor zij zijn afgegeven.
Aanvragen van keuringsbewijzen alsmede bezwaren tegen het al dan niet afgeven van
een keuringsbewijs, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het op dat
onderwerp betrekking hebbende artikel van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van dat artikel behandeld overeenkomstig de bepalingen
van de Wegenverkeerswet 1994.
-
2 Voor de toepassing van artikel 111, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder een eerder aan hem afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij
zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan
een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan hem afgegeven rijbewijs dat hetzij
nog geldig is hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken
van de geldigheidsduur.
-
3 Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 123 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt voor de toepassing van het eerste lid, aanhef juncto onderdeel b, van dat artikel
onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op
basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment
van de aanvraag hetzij nog geldig is hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft
verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of door omwisseling tegen een
rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.
Onverminderd artikel 50 worden rijbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, aangemerkt
als rijbewijzen die zijn afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.
Op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die op het tijdstip van inwerkingtreding
van de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 nog geldig zijn, behouden hun geldigheid tot de datum waarop ingevolge artikel 99a van het Wegenverkeersreglement, zoals die bepaling op dat tijdstip luidde, tot vernieuwing
van die bewijzen dient te worden overgegaan.
De artikelen 18, 18a en 18b van de Wegenverkeerswet blijven van kracht ten aanzien van de gevallen waarin op
het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 130 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 op de voet van artikel 18 van de Wegenverkeerswet van de houder van een geldig rijbewijs
is gevorderd dat hij zich onderwerpt aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid dan
wel naar zijn geschiktheid.
Ten aanzien van rijbewijzen die ingevolge artikel 19 van de Wegenverkeerswet dienen
te worden ingeleverd, blijven, voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van
de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 die inlevering nog niet heeft plaatsgevonden, de betrokken bepalingen van de Wegenverkeerswet
van kracht.
Op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding
van de artikelen 107 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994, met toepassing van artikel 10a of artikel 18b, vierde, vijfde of zevende lid, van de Wegenverkeerswet, voor één of meer categorieën
van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig zijn
verklaard, worden voor de toepassing van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 aangemerkt als rijbewijzen die met toepassing van artikel 124, artikel 132, tweede lid, of artikel 134, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ongeldig zijn verklaard.
Artikel 55
[Vervallen per 01-06-1996]
Aanvragen van rijbewijzen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de
artikelen 111 tot en met 113 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na inwerkingtreding van die artikelen behandeld overeenkomstig de ter zake
bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.
Aanvragen van vervangende rijbewijzen voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven
rijbewijzen die verloren zijn geraakt, teniet zijn gegaan, versleten zijn of geheel
of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen zijn ingediend vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 120 van de Wegenverkeerswet 1994, worden na dat tijdstip behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de
Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften.
Aanvragen van vervangende rijbewijzen voor op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven
rijbewijzen die verloren zijn geraakt, teniet zijn gegaan, versleten zijn of geheel
of ten dele onleesbaar zijn, welke aanvragen worden ingediend na het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 120 van de Wegenverkeerswet 1994, worden behandeld overeenkomstig de ter zake bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.
De bij en krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften betreffende het
verschaffen van inlichtingen uit het register betreffende afgegeven rijbewijzen, bedoeld
in artikel 20, eerste lid, onderdeel g, van de Wegenverkeerswet blijven van toepassing ten aanzien van verzoeken om inlichtingen,
ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 128 van de Wegenverkeerswet 1994.