Besluit van 29 november 1994, houdende overige niet-meldingplichtige gevallen van
niet-ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan het voornemen bestaat de bodem
te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging
van de bodem wordt verminderd of verplaatst
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 13 september 1994, nr. MJZ 13994065, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling
Wetgeving;
Gelet op artikel 28, vierde lid, van de Wet bodembescherming;
De Raad van State gehoord (advies van 10 november 1994, nr. W08.94.0569);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 23 november 1994, nr. MJZ 23n94001, Centrale Directie Juridische
Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: