In deze rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Europees Octrooiverdrag:
het op 5 oktober 1973 te München tot stand gekomen Verdrag inzake de verlening van
Europese octrooien (Trb. 1975, 108, 1976, 101 en 2002, 64);
Europees octrooi: een krachtens het Europees Octrooiverdrag verleend octrooi, voor zover dat voor het
Koninkrijk is verleend;
Europese octrooiaanvrage: een Europese octrooiaanvrage als bedoeld in het Europees Octrooiverdrag;
Samenwerkingsverdrag: het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Verdrag tot samenwerking inzake
octrooien (Trb. 1973, 20);
bureau: het bureau, bedoeld in artikel 15;
octrooiregister: het in artikel 19 van deze wet bedoelde register;
orde: de Orde van octrooigemachtigden, bedoeld in artikel 23d;
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
biologisch materiaal: materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch
systeem kan worden gerepliceerd;
microbiologische werkwijze: iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch
materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft;
plantenras: een ras als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van Externe link: verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht
(PbEG L 227);
natuurlijke rijkdommen: de minerale en andere niet-levende rijkdommen van de zeebedding en de ondergrond,
alsmede levende organismen die tot de sedentaire soort behoren, dat wil zeggen organismen
die ten tijde dat zij geoogst kunnen worden, hetzij zich onbeweeglijk op of onder
de zeebedding bevinden, hetzij zich niet kunnen verplaatsen dan in voortdurend fysiek
contact met de zeebedding of de ondergrond;
Verdrag inzake octrooirecht: het op 1 juli 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb.
2001, 120).
De aanvrager heeft geen aanspraak op octrooi, voor zover de inhoud van zijn aanvrage
aan hetgeen reeds door een ander vervaardigd of toegepast werd of wel aan beschrijvingen,
tekeningen of modellen van een ander, zonder diens toestemming, ontleend is. Deze
laatste behoudt, voor zover hetgeen ontleend werd voor octrooi vatbaar is, zijn aanspraak
op octrooi. Voor de toepassing van artikel 4, derde en vierde lid, op het onderwerp van een aanvrage, ingediend door degene aan wie ontleend is, blijft
de door de ontlener ingediende aanvrage buiten beschouwing.