Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

[Regeling vervallen per 01-07-2009.]
Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-09-2003.
Geldend van 01-09-2003 t/m 31-10-2004

Besluit van 15 december 1994 houdende regeling inzake de rusttijden van bemanningsleden, de samenstelling van de bemanning en de vaartijden van schepen op binnenwateren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 1994, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Afdeling Wetgeving en Juridische Zaken, nr. DGA/AIB/WJZ/94/06022, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 1, onderdeel d, en 5, eerste lid, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart;

Mede gelet op de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 (Trb. 1955, 161 en 1964, 83);

Gezien de adviezen van de Sociaal-Economische Raad (adviezen van 28 juni 1985 en 20 januari 1989) en van de Emancipatieraad (advies van 21 juni 1984);

De Raad van State gehoord (advies van 13 september 1994, no. W12.94.0452);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 1994, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Afdeling Wetgeving en Juridische Zaken, nr. DGA/AIB/WJZ/94/09337A, uitgebracht mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit en de daarbij behorende bijlage bepaalde wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart;

    • b. motorschip: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen en gebouwd om door middel van eigen mechanische voortstuwingsmiddelen zelfstandig te varen;

    • c. duwboot: een schip dat is gebouwd om te duwen en niet is bestemd voor het zelfstandig vervoeren van goederen;

    • d. sleepschip: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen, gebouwd om te worden gesleept en dat

      • 1°. niet is voorzien van eigen mechanische voortstuwingsmiddelen,

      • 2°. wel is voorzien van eigen mechanische voortstuwingsmiddelen, die slechts voor verplaatsing van het schip over kleine afstanden geschikt zijn;

    • e. duwbak: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen, gebouwd of geschikt gemaakt om te worden geduwd en dat

      • 1°. niet is voorzien van eigen mechanische voortstuwingsmiddelen,

      • 2°. wel is voorzien van eigen mechanische voortstuwingsmiddelen, die slechts voor verplaatsing van het schip over kleine afstanden geschikt zijn;

    • f. hecht samenstel: een duwstel of een gekoppeld samenstel;

    • g. duwstel: een hecht samenstel van schepen, waarvan ten minste één is geplaatst voor het schip met motoraandrijving dat dient voor het voortbewegen van het samenstel, dan wel voor de beide schepen met motoraandrijving die dienen voor het voortbewegen van het samenstel. Hieronder wordt ook verstaan een duwstel dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd schip waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;

    • h. gekoppeld samenstel: een samenstelling van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het schip met motoraandrijving dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

    • i. zeeschipbak: een duwbak die is gebouwd om aan boord van een zeeschip te worden vervoerd en om de binnenwateren te bevaren;

    • j. passagiersschip: een schip dat is gebouwd of bestemd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen buiten de bemanning, niet zijnde een veerboot of een veerpont;

    • k. hotelschip: een passagiersschip waarop zich hutten bevinden voor overnachting van passagiers;

    • l. bunkerschip: een schip dat langszij andere schepen gaat in havens of gedurende de vaart, met als doel deze schepen te bevoorraden;

    • m. veerboot: een schip dat is gebouwd of bestemd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen buiten de bemanning, alsook van voertuigen op meer dan twee wielen, dat een veerdienst onderhoudt tussen plaatsen gelegen aan de Dollard, de Eems, de Waddenzee met inbegrip van de verbindingen met de Noordzee, of de Westerschelde en de zeemonding daarvan met inbegrip van de overige waterwegen tussen Zeeuwsch-Vlaanderen enerzijds en Walcheren en Zuid-Beveland anderzijds;

    • n. veerpont: een schip dat is gebouwd of bestemd voor het bedrijfsmatig vervoer van één of meer personen buiten de bemanning, dat een veerdienst onderhoudt tussen plaatsen gelegen aan de binnenwateren, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de wet, niet zijnde een veerboot;

    • o. lengte: de grootste lengte van de scheepsromp, het roer en de boegspriet niet inbegrepen;

    • p. breedte: de grootste breedte gemeten op de buitenkant van de huidbeplating, schoepraderen niet inbegrepen;

    • q. rusttijd: de tijd waarin een bemanningslid geen taak verricht noch daartoe verplicht is. De bewaking en het toezicht op een stilliggend schip worden niet beschouwd als taak in de zin van deze definitie;

    • r. exploitatiewijze A1: exploitatiewijze waarbij de vaartijd van een schip per 24 uur, blijkens de op die periode betrekking hebbende aantekening in het vaartijdenboek, bedoeld in artikel 25, onderdeel a, ten hoogste 14 uur dan wel overeenkomstig artikel 9, 16 uur bedraagt;

    • s. exploitatiewijze A2: exploitatiewijze waarbij de vaartijd van een schip per 24 uur, blijkens de op die periode betrekking hebbende aantekening in het vaartijdenboek, bedoeld in artikel 25, onderdeel a, ten hoogste 18 uur bedraagt;

    • t. exploitatiewijze B: exploitatiewijze waarbij de vaartijd van een schip per 24 uur, blijkens de op die periode betrekking hebbende aantekening in het vaartijdenboek, bedoeld in artikel 25, onderdeel a, meer dan 18 uur bedraagt;

    • u. tachograaf: een registratie-apparaat ter controle van de naleving van bij of krachtens de wet gegeven voorschriften, van een door Onze Minister goedgekeurd model;

    • v. Scheepvaartinspectie: de Scheepvaartinspectie, bedoeld in artikel 10 van de Schepenwet.

  • 2 Waar in dit besluit de aanduiding «jaar» wordt gebruikt in relatie tot vaartijd, wordt hieronder verstaan hetgeen als zodanig geldt op grond van artikel 23.01, vierde lid, van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Als lijn, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de wet, wordt aangewezen de lijn, vastgesteld bij koninklijk besluit van 2 juni 1982 (Stb. 363).

Hoofdstuk II. Rusttijden en vaartijden

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt rekening gehouden met de rust- en vaartijden, vervuld gedurende een tijdvak van 48 uur, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het schip de binnenwateren, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de wet is binnengevaren.

  • 2 Een schip dat de in het eerste lid bedoelde binnenwateren binnenvaart is voorzien van:

    • a. hetzij een vaartijdenboek als bedoeld in artikel 25, onderdeel a, waaruit blijkt op welke wijze de rusttijden van elk der bemanningsleden alsmede de vaartijden van het schip, gedurende de in het eerste lid bedoelde periode zijn vervuld;

    • b. hetzij een ander document waaruit de in onderdeel a bedoelde gegevens blijken.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het is een bemanningslid verboden arbeid te verrichten in een toestand van oververmoeidheid.

  • 2 Het is de gezagvoerend schipper verboden een bemanningslid in een zodanige toestand arbeid te laten verrichten.

§ 2. Rusttijden van bemanningsleden

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 2 De gezagvoerend schipper en diens werkgever organiseren de arbeid van een bemanningslid aan boord van een havensleepboot gedurende de tijd dat dit schip dienst doet in havensleepdienst zodanig dat hij geen arbeid verricht in strijd met paragraaf 6.6 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Een wisseling van exploitatiewijze is slechts toegestaan met inachtneming van de volgende voorschriften:

    • a van de exploitatiewijze A1 mag slechts dan naar de exploitatiewijze A2 worden gewisseld indien:

      • 1°. de bemanning in zijn geheel is afgelost, of

      • 2°. bij controle kan worden aangetoond dat de voor de exploitatiewijze A2 bestemde bemanningsleden onmiddellijk voor de wisseling een rusttijd van 8 uur, waarvan 6 uur buiten de vaartijd, in acht hebben genomen en de voor de exploitatiewijze A2 voorgeschreven minimumbemanning zich aan boord bevindt;

    • b van de exploitatiewijze A2 mag slechts naar de exploitatiewijze A1 worden gewisseld indien:

      • 1°. de bemanning in zijn geheel is afgelost, of

      • 2°. bij controle kan worden aangetoond dat de voor de exploitatiewijze A1 bestemde bemanningsleden onmiddellijk voor de wisseling een onafgebroken rusttijd van 8 uur buiten de vaartijd in acht hebben genomen;

    • c van de exploitatiewijze B mag slechts dan naar de exploitatiewijze A1 of A2 worden gewisseld indien:

      • 1°. de bemanning in zijn geheel is afgelost, of

      • 2°. bij controle kan worden aangetoond dat de voor de exploitatiewijze A1 respectievelijk A2 bestemde bemanningsleden onmiddellijk voor de wisseling een onafgebroken rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur in acht hebben genomen;

    • d van de exploitatiewijze A1 of A2 mag slechts naar de exploitatiewijze B worden gewisseld indien:

      • 1°. de bemanning in zijn geheel is afgelost, of

      • 2°. bij controle kan worden aangetoond dat de voor de exploitatiewijze B bestemde bemanningsleden onmiddellijk voor de wisseling een onafgebroken rusttijd van 8 respectievelijk 6 uur buiten de vaartijd in acht hebben genomen, en de voor de exploitatiewijze B voorgeschreven minimumbemanning zich aan boord bevindt.

  • 2 Een schip kan onmiddellijk in aansluiting op de exploitatiewijze A1 of A2 voor een verdere exploitatiewijze A1 of A2 worden ingezet, indien een voltallige uitwisseling van de bemanning heeft plaatsgevonden en kan worden aangetoond dat de nieuwe bemanningsleden onmiddellijk voorafgaand aan de voortzetting van de exploitatiewijze A1 of A2 een ononderbroken rusttijd van 8, respectievelijk 6 uur buiten de vaartijd in acht genomen hebben.

  • 3 Het aantonen van de rusttijd, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt door middel van hetzij een verklaring als bedoeld in bijlage K van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, hetzij door een kopie van de pagina met aantekeningen van de vaar- respectievelijk rusttijden uit het vaartijdenboek van het schip, waarop de laatste reis van het bemanningslid heeft plaatsgevonden.

§ 3. Bepalingen inzake de vaartijden van schepen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij exploitatiewijze A1 mag de vaartijd van een schip ten hoogste eenmaal per kalenderweek tot ten hoogste 16 uur worden verlengd indien:

    • a het schip is uitgerust met een goed functionerende tachograaf die te allen tijde bereikbaar is voor de in de artikelen 11, eerste lid, en 18, eerste lid, van de wet bedoelde ambtenaren en in werking is gesteld vanaf het begin van de voorgaande ten minste 8 aaneengesloten uren durende onderbreking van de vaart; en

    • b de bemanning uit ten minste een schipper en een stuurman bestaat.

  • 2 Een sleepschip dat niet zelfstandig vaart, en een schip waarvan de voortstuwing in een hecht samenstel door een schip of meer andere schepen wordt verzorgd, mag worden geëxploiteerd overeenkomstig het eerste lid, aanhef, indien het schip of de schepen die zorgdragen voor de voortstuwing van het hecht samenstel of het sleepschip, voldoen aan het eerste lid.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij exploitatiewijze A1 onderbreekt een schip de vaart van 22.00 uur tot 6.00 uur, tenzij het schip is uitgerust met een goed functionerende tachograaf die te allen tijde bereikbaar is voor de in de artikelen 11, eerste lid, en 18, eerste lid, van de wet bedoelde ambtenaren en in werking is gesteld vanaf het begin van de voorgaande ten minste 8 aaneengesloten uren durende onderbreking van de vaart. In dat geval wordt de vaart onderbroken gedurende ten minste 8 aaneengesloten uren in elke periode van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van iedere onderbreking van ten minste 8 uur.

  • 2 Bij exploitatiewijze A2 onderbreekt een schip de vaart van 23.00 uur tot 5.00 uur, tenzij het schip is uitgerust met een goed functionerende tachograaf die te allen tijde bereikbaar is voor de in de artikelen 11, eerste lid, en 18, eerste lid, van de wet bedoelde ambtenaren en in werking is gesteld vanaf het begin van de voorgaande ten minste 6 aaneengesloten uren durende onderbreking van de vaart. In dat geval wordt de vaart onderbroken gedurende ten minste 6 aaneengesloten uren in elke periode van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van iedere onderbreking van ten minste 6 uur.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op een sleepschip dat niet zelfstandig vaart, of een schip waarvan de voortstuwing in een hecht samenstel door een schip of meer andere schepen wordt verzorgd, indien het schip of de schepen die zorgdragen voor de voortstuwing van het samenstel, zijn uitgerust met een goed functionerende tachograaf die te allen tijde bereikbaar is voor de in de artikelen 11, eerste lid, en 18, eerste lid, van de wet bedoelde ambtenaren en inwerking is gesteld vanaf het begin van de voorgaande ten minste 8 respectievelijk 6 aaneengesloten uren durende onderbreking van de vaart.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Indien gebruik wordt gemaakt van een tachograaf in de gevallen, bedoeld in de artikelen 9 en 10, bewaart de gezagvoerend schipper de registraties van de tachograaf gedurende ten minste zes maanden na de laatste aantekening daarop in chronologische volgorde aan boord.

Hoofdstuk III. Bemanning

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

§ 1. Bepalingen inzake de samenstelling van de minimumbemanning

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De minimumbemanning van motorschepen en duwboten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden

    Bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    L ≤70 m

    schipper

    1

    2

    2

    2

       

    stuurman

     

     

       

    volmatroos

     

     

       

    matroos

    1

     

     

    1

       

    lichtmatroos

     

     

    11

    213

    2

    70 m < L ≤ 86 m

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    2

       

    stuurman

     

     

       

    volmatroos

    1

     

     

       

    matroos

     

    1

    1

     

    2

    1

       

    lichtmatroos

     

    1

    1

    11

     

    1

    3

    L > 86 m

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    2

    of

    2

    2

       

    stuurman

    1

     

    1

    1

    1

     

    12

    1

       

    volmatroos

     

     

       

    matroos

    1

     

    1

    2

     

    1

    1

       

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

     

    1

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De stuurman bezit de bekwaamheid van schipper als bedoeld in artikel 18 , eerste lid, onderdeel a.

    3 Een van de lichtmatrozen is ouder dan 18 jaar.

  • 2 De in de tabel in het eerste lid voorgeschreven matrozen mogen door lichtmatrozen worden vervangen, die een minimumleeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het derde leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

  • 3 De in de tabel in het eerste lid voorgeschreven minimumbemanning

    • a) in groep 2, exploitatiewijze A 1, Standaard S2; en

    • b) in groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1 kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de lichtmatroos, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De minimumbemanning van hechte samenstellen bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden

    bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Afmeting van het samenstel L ≤ 37 m B ≤ 15 m

    schipper

    1

    2

    2

    2

       

    stuurman

     

     

       

    volmatroos

     

     

       

    matroos

    1

     

     

    1

       

    lichtmatroos

     

     

    11

    213

       

    machinist of matroos-motordrijver

     

     

    2

    Afmeting van het samenstel 37 m < L ≤ 86m B ≤ 15 m

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

     

    2

    2

       

    stuurman

     

     

       

    volmatroos

    1

     

     

       

    matroos

     

    1

    1

     

    2

    1

       

    lichtmatroos

     

    1

    1

    11

     

    1

       

    machinist of matroos-motordrijver

     

     

    3

    Duwboot + 1 duwbak met L > 86 m of afmeting van het samenstel 86 m < L ≤ 116,5 m B ≤ 15 m

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    2

    of

    2

    2

       

    stuurman

    1

     

    1

    1

    1

     

    1

    1

       

    volmatroos

     

     

       

    matroos

    1

     

    1

    2

     

    1

    1

       

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

     

    1

       

    machinist of matroos-motordrijver

     

     

    4

    duwboot + 2 duwbakken*

    schipper

    1

    1

    2

    2

    2

    of

    2

    2

    of

    2

    motorschip + 1 duwbak*

       

    stuurman

    1

    1

    1

     

    12

    1

     

    12

       

    volmatroos

     

     

       

    matroos

    1

    2

    1

    2

     

    2

    1

     

    1

       

    lichtmatroos

    11

    21

    11

    21

     

    1

     

    1

       

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

     

    5

    duwboot + 3 of 4 duwbakken*

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    2

    of

    2

    2

    of

    2

    motorschip + 2 of 3 duwbakken*

       

    stuurman

    1

     

    1

    1

    1

     

    12

    1

     

    12

       

    volmatroos

     

     

     

       

    matroos

    2

     

    1

    1

    2

    1

    2

     

    2

    1

     

    1

       

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

    11

     

    21

     

       

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

    1

    1

    1

    1

     

    1

    1

     

    1

    6

    duwboot + meer dan 4 duwbakken*

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    2

    of

    2

    2

    of

    2

       

    stuurman

    1

     

    1

    1

    1

     

    12

    1

     

    12

       

    volmatroos

     

     

     

       

    matroos

    3

     

    2

    2

    3

    2

    3

     

    3

    2

     

    2

       

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

    11

     

    21

     

    1

       

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

    1

    1

    1

    1

     

    1

    1

     

    1

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De stuurman bezit de bekwaamheid van schipper als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a.

    3 Een van de lichtmatrozen is ouder dan 18 jaar.

    * In dit artikel omvat het begrip duwbak ook motorschepen zonder eigen in werking gestelde voortstuwingwerktuigen en sleepschepen. Bovendien is de volgende gelijkwaardigheid van toepassing:

    1 duwbak = meerdere duwbakken met een totale lengte tot en met 76,50 m en een totale breedte tot en met 15 m.

  • 2 De in de tabel in het eerste lid voorgeschreven matrozen mogen door lichtmatrozen worden vervangen, die een minimumleeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het derde leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

  • 3 De in de tabel in het eerste lid voorgeschreven minimumbemanning

    • a) in de groep 2, exploitatiewijze A 1, Standaard S2; en

    • b) in de groep 3, 5 en 6 exploitatiewijze A1, Standaard S1 kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de lichtmatroos, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12b

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De minimumbemanning voor schepen voor dagtochten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

         

    A1

    A2

    B

         

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal passagiers: tot en met 75

    schipper

    1

     

    2

     

    2

    2

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    1

    1

    2

    1

    lichtmatroos

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    2

    Toegestaan aantal passagiers: van 76 tot en met 250

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

     

    2

     

    stuurman

     

    volmatroos

     

    matroos

    1

     

    1

    11

    lichtmatroos

    1

     

    1

    11

    1

    machinist of matroos-motordrijver

     

    1

    1

    1

    3

    Toegestaan aantal passagiers: van 251 tot en met 600

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

     

    volmatroos

    1

     

    1

    1

    matroos

     

    1

    1

    lichtmatroos

     

    2

    1

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

    1

    1

    1

    4

    Toegestaan aantal passagiers: van 601 tot en met 1000

    schipper

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    1

    1

    volmatroos

    matroos

    1

    2

    1

    2

    1

    lichtmatroos

    11

    21

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    5

    Toegestaan aantal passagiers: van 1001 tot en met 2000

    schipper

    2

    of

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    stuurman

     

    volmatroos

     

    matroos

    3

     

    2

    2

    3

    2

    3

    2

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

    11

    21

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    6

    Toegestaan aantal passagiers: meer dan 2000

    schipper

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    3

    2

    4

    3

    4

    3

    lichtmatroos

    11

    21

    1

    11

    21

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

  • 2 De minimumbemanning voor stoomschepen voor dagtochten bestaat uit:

     

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

         

    A1

    A2

    B

         

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal passagiers: van 501 tot en met 1000

    schipper

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    1

    1

    volmatroos

    matroos

    2

    1

    2

    1

    2

    1

    lichtmatroos

    1

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver2

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    2

    Toegestaan aantal passagiers: van 1001 tot en met 2000

    schipper

    2

    of

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    stuurman

     

    volmatroos

     

    matroos

    3

     

    2

    2

    3

    2

    3

    2

    lichtmatroos

     

    2

    1

    11

    21

    11

    21

    machinist of matroos-motordrijver2

    3

     

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 Het hoofd van de Scheepvaartinspectie bepaalt of machinisten en/of matrozen-motordrijvers vereist zijn en vult dat in het Certificaat van Onderzoek in onder nummer 52.

  • 3 De minimumbemanning voor hotelschepen bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

         

    A1

    A2

    B

         

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal bedden: tot en met 50

    schipper

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    volmatroos

    1

    matroos

    1

    1

    lichtmatroos

    2

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    Toegestaan aantal bedden: van 51 tot en met 100

    schipper

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    1

    1

    volmatroos

    matroos

    1

    1

    1

    lichtmatroos

    1

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    3

    Toegestaan aantal bedden: meer dan 100

    schipper

    1

    of

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    1

     

    1

    1

    volmatroos

     

    matroos

    2

     

    1

    1

    3

    2

    3

    2

    lichtmatroos

     

    2

    1

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

     

    1

    1

    1

    1

    1

    1

  • 4 Voor passagiersschepen, bedoeld in het eerste en het derde lid, die zonder passagiers aan boord varen, geldt de minimumbemanning volgens artikel 12.

  • 5 De in de tabellen in het eerste en tweede lid voorgeschreven matrozen mogen door lichtmatrozen worden vervangen, die een minimumleeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het derde leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

  • 6 De in de tabel in het eerste lid voorgeschreven minimumbemanning

    • a) in groep 2, exploitatiewijze A 1, Standaard S2; en

    • b) in de groepen 3 en 5, exploitatiewijze A1, Standaard S1

    kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de lichtmatroos, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7 De in de tabel in het tweede lid voorgeschreven minimumbemanning (stoomschepen voor dagtochten) in de groep 2, exploitatiewijze A1, standaard S1 kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de lichtmatroos, bedoeld in het vijfde lid.

  • 8 De in de tabel in het derde lid voorgeschreven minimumbemanning (hotelschepen) in de groep 3, exploitatiewijze A1, standaard S1 kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven.

  • 9 Op schepen die zijn bedoeld om voornamelijk zeilend te varen, kan de matroos-motordrijver worden vervangen door een matroos.

Artikel 12c

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De minimumbemanning voor veerboten bestaat uit:

    Groep

    Toegestane aantal passagiers

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden

    1

    max. 300 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    -

    2

    max. 600 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    1

    3

    max. 900 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    2

    4

    max. 1200 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    3

    5

    max. 1500 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    4

    6

    max. 1750 passagiers

    schipper

    1

    stuurman

    1

    1e machinist

    1

    2e machinist

    1

    matroos

    1

    lichtmatroos

    5

  • 2 Indien zonder passagiers gevaren wordt, kan volstaan worden met een schipper, een stuurman, een 1e machinist en een 2e machinist.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Motorschepen, duwboten, duwstellen en passagiersschepen, die met een minimumbemanning worden geëxploiteerd, voldoen aan de volgende voorschriften:

    • a Standaard S1

      • 1) De voortstuwingsinstallaties zijn zodanig ingericht, dat de verandering van de vaarsnelheid en de omkering van de richting van de stuwkracht van de schroef vanaf de stuurstelling kunnen geschieden. De hulpmotoren nodig bij het varen met het schip kunnen vanaf de stuurstelling worden aan – en afgezet, tenzij dit automatisch geschiedt, dan wel deze motoren gedurende elke reis ononderbroken in bedrijf zijn.

      • 2) Het kritieke peil van de temperatuur van het koelwater van de hoofdmotoren, van de druk van de smeerolie van de hoofdmotoren en de transmissie, van de oliedruk en de luchtdruk van de omkeerinrichting van de hoofdmotoren, de keerkoppeling of de schroeven en van het bilgewater in de hoofdmachinekamer wordt aangegeven door installaties die in het stuurhuis akoestische en optische alarmsignalen in werking stellen. De akoestische alarmsignalen mogen in één akoestisch apparaat verenigd zijn. Zij mogen worden uitgeschakeld zodra de storing is vastgesteld. De optische alarmsignalen mogen pas worden uitgeschakeld, nadat de desbetreffende storingen zijn verholpen.

      • 3) De brandstoftoevoer en de koeling van de hoofdmotoren geschieden automatisch

      • 4) De bediening van de stuurinrichting kan, zelfs bij de grootste toegelaten inzinking door één persoon zonder bijzondere krachtsinspanning worden verricht.

      • 5) De door het ter plaatse geldende scheepvaartreglement voorgeschreven optische tekens en geluidsseinen van varende schepen kunnen vanaf de stuurstelling worden gegeven.

      • 6) Indien geen rechtstreeks contact mogelijk is tussen de stuurstelling en het voorschip, het achterschip, de verblijven en de machinekamer, is een spreekverbinding aangebracht. Voor contact met de machinekamer mogen in plaats van een spreekverbinding optische en akoestische signalen worden gebruikt.

      • 7) De voorgeschreven bijboot kan door één bemanningslid binnen een redelijke tijd te water worden gelaten.

      • 8) Er is een vanaf de stuurstelling te bedienen schijnwerper aan boord.

      • 9) De kracht, nodig om zwengels en soortgelijke draaibare voorzieningen van hefwerktuigen te bedienen bedraagt niet meer dan 160 N.

      • 10) De in het certificaat van onderzoek vermelde sleeplieren worden door een motor aangedreven.

      • 11) De lenspompen en de dekwaspompen worden door een motor aangedreven.

      • 12) De voornaamste bedieningsinrichtingen en controle-instrumenten zijn ergonomisch aangebracht.

      • 13) De inrichting nodig voor het sturen van het schip kan vanuit het stuurhuis worden bediend. Indien voor de goede bestuurbaarheid of het kop voor stilhouden een boegroerinstallatie voorgeschreven is, kan deze eveneens vanuit het stuurhuis worden bediend.

    • b Standaard S2

      • 1) voor alleen varende motorschepen geldt Standaard S1 en bovendien een uitrusting met een vanuit de stuurhut bedienbare boegschroefinstallatie;

      • 2) voor motorschepen, die gekoppelde vaartuigen voortbewegen, geldt Standaard S1 en bovendien een uitrusting met een vanuit de stuurhut bedienbare boegschroefinstallatie;

      • 3) voor motorschepen, die een duwstel, bestaande uit het motorschip en een vaartuig ervoor, voortbewegen, geldt Standaard S1 en bovendien een uitrusting met hydraulisch of elektrisch aangedreven koppellieren. Deze uitrusting is echter niet vereist, als het vaartuig aan de kop van het duwstel met een boegschroefinstallatie is uitgerust, die vanuit de stuurhut van het duwende motorschip te bedienen is;

      • 4) voor duwboten, die een duwstel voortbewegen, geldt Standaard S1 en bovendien een uitrusting met hydraulisch of elektrisch aangedreven koppellieren. Deze uitrusting is echter niet vereist, als het vaartuig aan de kop van het duwstel met een boegschroefinstallatie is uitgerust, die vanuit de stuurhut van het duwende duwboot te bedienen is;

      • 5) voor passagiersschepen geldt Standaard S1 en bovendien een uitrusting met een vanuit de stuurhut bedienbare boegschroefinstallatie. Deze uitrusting is echter niet vereist, indien de voortstuwingsinstallatie en de stuurinrichting van het passagiersschip gelijkwaardige manoeuvreereigenschappen waarborgen.

  • 2 Het voldoen of niet voldoen aan de voorschriften bedoeld in het eerste lid wordt door het hoofd van de Scheepvaartinspectie in een verklaring vastgelegd. De verklaring, bedoeld in het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995, afgegeven door de Commissie van Deskundigen, waarin is vastgelegd of een schip al dan niet voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de uitrusting van schepen, wordt met de in de eerste volzin bedoelde verklaring gelijkgesteld.

  • 3 Indien een schip als bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan de voorschriften, genoemd in het eerste lid, Standaard S 1, wordt de minimumbemanning, bedoeld in de artikel 12 tot en met 12c:

    • a bij exploitatiewijzen A1 en A2 versterkt met één matroos;

    • b bij exploitatiewijze B versterkt met twee matrozen.

  • 4 Indien een schip als bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan het eerste lid onderdeel a, 9) of 11), wordt in afwijking van het derde lid, onderdeel b, de minimumbemanning in de exploitatiewijze B slechts versterkt met één matroos.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in het derde lid wordt, indien een schip niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel a, 1) tot en met 3):

    • a bij exploitatiewijzen A1 en A2 een matroos vervangen door een matroos-motordrijver;

    • b bij exploitatiewijze B twee matrozen vervangen door twee matrozen-motordrijver.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De minimumbemanning van schepen, waarop de artikelen 12,12a,12b en 12 c niet van toepassing zijn, is, rekening houdend met de afmetingen, de bouw, de inrichting en de bestemming van deze schepen, voldoende met het oog op de veiligheid van de vaart en van de arbeid aan boord.

  • 2 Het hoofd van de Scheepvaartinspectie kan met inachtneming van het eerste lid, na overleg met het bevoegde districtshoofd van de Arbeidsinspectie, ten aanzien van elk schip als bedoeld in het eerste lid afzonderlijk dan wel voor categorieën van schepen als bedoeld in het eerste lid de minimumbemanning vaststellen. Schepen als bedoeld in de vorige zin zijn voorzien van een verklaring, afgegeven door het hoofd van de Scheepvaartinspectie, waarin de minimumbemanning is vastgelegd.

  • 3 Het hoofd van de Scheepvaartinspectie kan na overleg met het bevoegde districtshoofd van de Arbeidsinspectie, ten aanzien van bunkerschepen met een lengte van minder dan 35 meter die slechts op korte trajecten ingezet worden, een minimumbemanning voorschrijven die afwijkt van artikel 12, eerste lid. Bunkerschepen als bedoeld in de vorige zin, zijn voorzien van een verklaring, afgegeven door het hoofd van de Scheepvaartinspectie, waarin de minimumbemanning is vastgelegd.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 2 Indien door onvoorziene omstandigheden, zoals ziekte, ongeval of bevel van een gezagdrager, tijdens de vaart ten hoogste één lid van de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven minimumbemanning uitvalt, mag een schip, in afwijking van het eerste lid, doorvaren tot de eerstvolgende geschikte aanlegplaats in de richting waarin gevaren wordt, mits de bemanning ten minste uit twee bemanningsleden bestaat, waarvan er één voldoet aan artikel 18, eerste lid, onderdeel a. Voor een passagiersschip geldt in plaats van de eerstvolgende geschikte aanlegplaats, het eindpunt van de reis van die dag.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Een vrouw, die krachtens arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht, mag geen deel uitmaken van de minimumbemanning gedurende ten minste 14 weken rondom de vermoedelijke datum van haar bevalling, waarvan ten minste 6 weken vóór deze datum en ten minste 7 weken na de feitelijke datum van de bevalling liggen.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De persoon die belast is met het toezicht op en de verzorging van één of meer zich aan boord bevindende kinderen die de leeftijd van 6 jaar nog niet hebben bereikt, mag geen deel uitmaken van de minimumbemanning, tenzij er maatregelen zijn getroffen waardoor de veiligheid van het kind of de kinderen ook zonder voortdurend toezicht is gewaarborgd.

§ 2. Eisen te stellen aan bemanningsleden

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bemanningsleden van schepen, niet zijnde veerboten, voldoen aan onderscheidenlijk de volgende vereisten:

    • a. een schipper is

      • 1°. hetzij in het bezit van een groot patent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten 1998 of een krachtens artikel 5.01 van het Reglement Rijnpatenten 1998 geldig Rijnschipperspatent;

      • 2°. hetzij in het bezit van een vaarbewijs als bedoeld in artikel 16 van de Binnenschepenwet;

      • 3°. hetzij in het bezit van een bewijs van bekwaamheid voor de binnenvaart als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, van de Binnenschepenwet, voor zover dat bewijs is erkend voor de bedrijfsmatige vaart;

      • 4°. hetzij krachtens de Binnenschepenwet vrijgesteld of ontheven van de verplichting in het bezit te zijn van een groot vaarbewijs als bedoeld in artikel 16 van de Binnenschepenwet, mits de aan de vrijstelling of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen door hem worden nageleefd.

    • b. een stuurman voldoet aan de vereisten die op grond van dit artikel worden gesteld aan een matroos en heeft ten minste twee jaar als zodanig in de binnenvaart gevaren;

    • c. een machinist is

      • 1°. hetzij ten minste 18 jaar en in het bezit van een door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat erkend getuigschrift waaruit blijkt, dat hij met goed gevolg een opleiding op het gebied van motoren en werktuigkunde heeft gevolgd dan wel in het bezit van een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

      • 2°. hetzij ten minste 19 jaar en voldoet aan de vereisten die op grond van dit artikel worden gesteld aan een matroos-motordrijver en heeft ten minste twee jaar als zodanig op een schip met mechanische voortstuwingsmiddelen gevaren;

    • d. een volmatroos voldoet aan de vereisten die op grond van dit artikel worden gesteld aan een matroos en heeft ten minste één jaar als zodanig in de binnenvaart gevaren;

    • e. een matroos-motordrijver voldoet

      • 1°. hetzij aan de vereisten die op grond van dit artikel worden gesteld aan een matroos en is in het bezit van een door Onze Minister erkend getuigschrift waaruit blijkt, dat hij met goed gevolg een opleiding voor matroos-motordrijver heeft gevolgd dan wel een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

      • 2°. hetzij aan de vereisten die op grond van dit artikel worden gesteld aan een matroos en heeft ten minste één jaar als zodanig op een schip met mechanische voortstuwingsmiddelen gevaren, en bezit een aantoonbare elementaire kennis op het gebied van motoren;

    • f. een matroos is

      • 1°. hetzij ten minste 17 jaar en in het bezit van een door Onze Minister erkend getuigschrift waaruit blijkt, dat hij met goed gevolg een opleiding voor matroos heeft gevolgd dan wel een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

      • 2°. hetzij ten minste 19 jaar en heeft ten minste drie jaar gevaren als lid van een dekbemanning, waarvan ten minste één jaar in de binnenvaart en twee jaar, hetzij in de binnenvaart, dan wel in de zeevaart, kustvaart of visserij;

    • g. een lichtmatroos is ten minste 15 jaar en in het bezit van een leerovereenkomst die voorziet in het bezoeken van een vakschool voor schippers, of het volgen van een schriftelijke cursus die door Onze Minister is erkend dan wel door een bevoegde autoriteit in het buitenland is erkend en die opleidt tot een gelijkwaardig diploma.

    • h. een deksman is tenminste 16 jaar.

  • 2 De bemanningsleden van veerboten voldoen aan onderscheidenlijk de volgende vereisten:

    • a. een schipper is ten minste 21 jaar en voldoet aan de vereisten die op grond van het eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, worden gesteld aan een schipper en is in het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg de korte opleiding schipper-machinist met beperkt werkgebied of een andere door onze Minister erkende opleiding alsmede te allen tijde de nautische Module Zoute Veren heeft gevolgd dan wel is in het bezit van een door onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijk-waardige opleiding heeft gevolgd, dan wel is in het bezit van een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

    • b. een stuurman is ten minste 21 jaar en voldoet aan de vereisten die op grond van het eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, worden gesteld aan een schipper en is in het bezit van een door Onze Minister erkend getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg een E.H.B.O.-opleiding heeft gevolgd, dan wel is in het bezit van een door Onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd;

    • c. een 1e machinist is ten minste 21 jaar en is in het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg hetzij de opleiding MTS-Werktuigbouw alsmede de opleiding Zoute Veren, technische Module, hetzij de opleiding Machinist Binnenvaart B aangevuld met de opleiding Zoute Veren, technische Module, hetzij een andere door Onze Minister erkende opleiding heeft gevolgd, dan wel is in het bezit van een door onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd dan wel een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

    • d. een 2e machinist is ten minste 19 jaar en is in het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg de opleiding machinist binnenvaart B heeft gevolgd, hetzij een andere door onze Minister erkende opleiding heeft gevolgd dan wel is in het bezit van een door Onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd dan wel is in het bezit van een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

    • e. een matroos is ten minste 19 jaar en is in het bezit van een door Onze Minister erkend getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg een opleiding brandbestrijding heeft gevolgd, dan wel is in het bezit van een door onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd;

    • f. een lichtmatroos is ten minste 18 jaar en is in het bezit van een door Onze Minister erkend getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg een opleiding brandbestrijding heeft gevolgd, dan wel is in het bezit van een door onze Minister erkend buitenlands getuigschrift waaruit blijkt dat hij een gelijkwaardige opleiding heeft gevolgd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van bemanningsleden van veerponten en veerboten opleidings- en ervaringseisen worden gesteld, welke afwijken van het eerste, onderscheidenlijk tweede lid of strekken ter aanvulling daarvan.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Een bemanningslid is in het bezit van een geneeskundige verklaring, afgegeven door een arts die is aangewezen door Onze Minister dan wel door een bevoegde autoriteit in het buitenland, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen betreffende de lichamelijke geschiktheid als voorgeschreven in het Reglement onderzoek schepen op de Rijn.

  • 2 Indien de afgifte van een verklaring wordt geweigerd, kan, op verzoek van de betrokkene, een verklaring worden afgegeven door een door Onze Minister aangewezen arts, niet zijnde de arts die de verklaring heeft geweigerd, indien de betrokkene voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het tweede lid.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Een geneeskundige verklaring, afgegeven vóór de 65-jarige leeftijd van een bemanningslid, is geldig tot drie maanden na de dag waarop hij de 65-jarige leeftijd bereikt.

  • 2 Een geneeskundige verklaring afgegeven nadat een bemanningslid de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, is geldig gedurende een tijdvak van een jaar.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Geen verklaring als bedoeld in artikel 19, eerste lid, is vereist ten aanzien van de schipper, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Een ambtenaar als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet is bevoegd te eisen, dat binnen een door hem te bepalen termijn een nieuwe geneeskundige verklaring wordt afgegeven, indien hij redelijkerwijs vermoedt dat de houder daarvan niet meer voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 19, eerste lid.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt de vergoeding vastgesteld die verschuldigd is voor de kosten van afgifte van een geneeskundige verklaring, als bedoeld in artikel 19.

  • 2 Indien een geneeskundige verklaring wordt afgegeven, overeenkomstig artikel 22, komen de kosten van afgifte toe aan het bemanningslid indien de twijfels gegrond zijn gebleken.

Hoofdstuk IV. Controlemiddelen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

§ 1. Dienstboekje

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 2 Het dienstboekje, bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven door een door Onze Minister aangewezen instelling, welke verantwoordelijk is voor

    • a. de invulling van het dienstboekje overeenkomstig de daarin gestelde instructies;

    • b. de invulling van de gegevens betreffende de in artikel 18 gestelde eisen aan het bemanningslid;

    • c. de afstempeling ter controle.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde instelling kan het overleggen van vaartijdenboeken dan wel uittreksels daarvan of van andere relevante bescheiden verlangen. Zij mag slechts die reizen van een afstempeling voorzien die niet ouder zijn dan 15 maanden.

  • 4 Een bemanningslid laat het dienstboekje, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, telkens binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van afgifte, ten minste éénmaal afstempelen door de in het tweede lid bedoelde instelling. Een bemanningslid dat voldoet aan de in artikel 18, eerste lid, onder b gestelde eisen is van de verplichting tot afstempeling vrijgesteld.

  • 5 Een bemanningslid overhandigt het dienstboekje bij de aanvang van het dienstverband aan de gezagvoerend schipper.

  • 6 De gezagvoerend schipper is verantwoordelijk voor de invulling van het dienstboekje overeenkomstig de daarin gestelde instructies. Gegevens betreffende een eerder afgelegde reis worden vóór het begin van de volgende reis ingevuld.

  • 7 De gezagvoerend schipper bewaart het dienstboekje van een bemanningslid tot de beëindiging van zijn dienstverband, arbeidscontract dan wel andere regeling, in het stuurhuis. Op verzoek van het betreffende bemanningslid geeft de gezagvoerend schipper het dienstboekje te allen tijde en onverwijld aan hem terug.

  • 8 De in het eerste lid neergelegde verplichting geldt niet voor:

  • 9 Ten aanzien van de kosten en de procedures voor de afgifte van dienstboekjes en vervangende exemplaren van dienstboekjes kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

§ 2. Vaartijdenboek

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De gezagvoerend schipper is verplicht ervoor te zorgen dat aan boord van het schip de volgende documenten aanwezig zijn:

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vaartijdenboek is afgegeven door een instelling, aangewezen door Onze Minister dan wel door een bevoegde autoriteit in het buitenland.

  • 2 Op het eerste vaartijdenboek worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. het nummer 1;

    • b. de naam van het schip;

    • c. het merk van de teboekstelling of het officiële scheepsnummer.

  • 3 Bij de afgifte van het eerste vaartijdenboek wordt een verklaring uitgereikt die de naam van het schip, het merk van de teboekstelling of het officiële scheepsnummer, het nummer van het vaartijdenboek en de datum van afgifte vermeldt.

  • 4 De volgende vaartijdenboeken worden bij afgifte voorzien van een volgnummer. Deze afgifte wordt aangetekend op de verklaring, bedoeld in het derde lid.

  • 5 Een volgend vaartijdenboek wordt slechts afgegeven tegen overlegging van het voorgaande vaartijdenboek.

  • 6 Het voorgaande vaartijdenboek wordt, nadat daarop de onuitwisbare aantekening "ongeldig" is aangebracht, teruggegeven.

  • 7 In afwijking van het vijfde lid kan het overhandigen van het nieuwe vaartijdenboek geschieden op vertoon van het document, bedoeld in het derde lid. De exploitant van het schip draagt er in dat geval zorg voor dat het voorgaande vaartijdenboek binnen 30 dagen na de afgiftedatum van het nieuwe vaartijdenboek, die op het document , bedoeld in het vierde lid, door de bevoegde autoriteit is geregistreerd, door dezelfde bevoegde autoriteit onuitwisbaar ongeldig wordt verklaard. De exploitant van het schip draagt er zorg voordat daarna het vaartijdenboek weer aan boord wordt gebracht.

  • 8 Ten aanzien van de kosten en procedures voor de afgifte van vaartijdenboeken en vervangende exemplaren van vaartijdenboeken kan Onze Minister nadere regels stellen.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vaartijdenboek wordt door de gezagvoerend schipper bijgehouden overeenkomstig de daarin gestelde aanwijzingen. De aantekeningen worden naar waarheid ingevuld en zijn onuitwisbaar en duidelijk leesbaar aangebracht.

  • 2 Indien op een dag twee of meer vaarten worden gemaakt en de samenstelling van de bemanning ongewijzigd blijft, kan worden volstaan met de vermelding van het tijdstip van aanvang van de eerste vaart in plaats van het tijdstip van aanvang van elke vaart op die dag en kan worden volstaan met het invullen van het tijdstip van het einde van de laatste vaart in plaats van het tijdstip van einde van elke vaart op die dag.

  • 3 De in het vaartijdenboek vermelde bepaling, dat per reis kan worden volstaan met één schema voor het aantekenen van de rusttijden, is slechts van toepassing bij exploitatiewijze B. Bij de exploitatiewijzen A1 en A2 worden het begin en het einde van de rusttijd van elk bemanningslid iedere dag gedurende de reis aangetekend.

  • 4 De na een wisseling van exploitatiewijze noodzakelijke aantekeningen worden op een nieuwe bladzijde van het vaartijdenboek aangebracht.

  • 5 Tijdens de vaart is het vaartijdenboek in de stuurhut aanwezig.

  • 6 De gezagvoerend schipper bewaart het overeenkomstig artikel 26, zesde lid, ongeldig verklaarde vaartijdenboek gedurende 6 maanden nadat daarin de laatste aantekening is gesteld aan boord.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vaartijdenboek is niet vereist met betrekking tot, [tekstcorrectie :“tot,” moet zijn “tot”] veerboten en veerponten.

  • 2 De gezagvoerend schipper van een veerboot en een veerpont is verplicht ervoor te zorgen dat aan boord een scheepsjournaal aanwezig is, waarin de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de naam van het schip;

    • b. het begin en einde van de veerdienst van het schip;

    • c. het merk van de teboekstelling of het officiële scheepsnummer;

    • d. de leden van de bemanning bij het begin van de dagelijkse veerdienst van het schip met vermelding van naam en functie, en vervolgens telkens wanneer deze van samenstelling verandert.

Hoofdstuk V. Bepalingen inzake zeeschepen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het bij of krachtens de hoofdstukken II, III, met uitzondering van artikel 13, en de bijlage bepaalde, is niet van toepassing op zeeschepen die voldoen aan de bepalingen van Resolutie A.890 (21) van de Internationale Maritieme Organisatie van 25 november 1999 en het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen van zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, met Bijlage, (Trb. 1981, 144 en 1992, 109), mits:

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

In geval van toepassing van artikel 29 gelden de volgende voorschriften:

  • a. de bemanningsleden, bedoeld in artikel 29, onderdeel a, zijn in het bezit van een verklaring als opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage IV, waaruit blijkt dat zij voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, bedoeld in de in de aanhef van artikel 29 bedoelde regelingen;

  • b. de in artikel 29, onderdeel b, bedoelde persoon wordt na elke wacht van ten hoogste 14 uur vervangen door een persoon die voldoet aan artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°;

  • c. de gezagvoerend schipper is verplicht ervoor te zorgen dat aan boord van het zeeschip een logboek aanwezig is en, voor zover het logboek daarin niet voorziet, een ander document waarin het aantal bemanningsleden wordt bijgehouden;

  • d. in het logboek of andere document, bedoeld in onderdeel c, worden de volgende aantekeningen gemaakt:

    • 1°. de namen van de personen die voldoen aan artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, alsmede het begin en het einde van hun wacht;

    • 2°. het begin, de onderbreking, de voortzetting en het einde van de vaart van het zeeschip, met telkens daarbij de vermelding van datum, tijdstip en plaats, alsmede, voor zover het zeeschip zich op de Rijn, de Lek of de Waal bevindt, van de kilometerraai.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 15 december 1994

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I. bij het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, bedoeld in artikel 12 van dit besluit

[Vervallen per 25-09-2002]

Bijlage III. bij het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, bedoeld in artikel 25, onderdeel a, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

[Red: Vervallen.]

Bijlage bij het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, bedoeld in artikel 30, onderdeel a, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Model van een officiële verklaring bij diploma's.

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

OFFICIËLE VERKLARING BIJ HET DIPLOMA

(Stempel van het bevoegde gezag) (Land)

Afgegeven krachtens de bepalingen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978

De Regering van (naam) verklaart *

De ondergetekende verklaart

Dat dit Diploma/Diploma nr. ................** is afgegeven aan: .....................................(volledige naam van de betrokkene), die blijk heeft gegeven de vereiste bekwaamheid te bezitten overeenkomstig de bepalingen van Voorschrift ........... van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, als ............................... *** uitsluitend onder de volgende beperkingen:

Hier beperkingen, of «geen» invullen, al naar van toepassing is.........................................................

Datum van afgifte van deze officiële verklaring: ....................

(Stempel van het bevoegde gezag) Ondertekening: .................................

(Naam en handtekening van de bevoegde functionaris)

Geboortedatum van de houder van het Diploma  ....................

Handtekening van de houder van het Diploma  ....................

* Eén van deze beide regels gebruiken.

** Doorhalen wat niet van toepassing is.

*** Klasse of categorie van het Diploma volgens het Verdrag invullen.