Besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-02-2005 en zichtdatum 25-02-2005.
Geldend van 25-02-2005 t/m 31-12-2006

Besluit van 29 december 1994, houdende vaststelling van een geluidszone op het grondgebied van de gemeenten Brunssum en Onderbanken rond het luchtvaartterrein Teveren/Geilenkirchen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 juli 1994, nr. MJZ07794031, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 108, 110 en 130 van de Wet geluidhinder;

Gehoord de raden van de gemeenten Brunssum en Onderbanken en provinciale staten van de provincie Limburg;

De Raad van State gehoord (advies van 17 november 1994, nr. W08.94 0438);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1994, nr. MJZ 22d94046, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet geluidhinder;

    • b. luchtvaartterrein: luchtvaartterrein Teveren/Geilenkirchen;

    • c. zone: geluidszone als bedoeld in artikel 3;

    • d. geluidsbelasting in Kosteneenheden: geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende luchtvaartuigen, vastgesteld volgens de formule: geluidsbelasting = 20 log Σ n 10L/15 - 157:

      waarin het teken "Σ" staat voor de optelling van de bijdragen van alle vliegtuigen die ter plaatse voorbij vliegen in een periode van een jaar;

      waarin het teken "n" staat voor een factor gelijk aan 1 gedurende de periode van 8.00 tot 18.00 uur en voor de verdere tijdsperiode volgens onderstaande tabel:

      n

      Tijdsperiode (lokale tijd)

      factor

      Van

      uur

      Tot

      uur

      10

      0.00

      6.00

      8

      6.00

      7.00

      4

      7.00

      8.00

      1

      8.00

      18.00

      2

      18.00

      19.00

      3

      19.00

      20.00

      4

      20.00

      21.00

      6

      21.00

      22.00

      8

      22.00

      23.00

      10

      23.00

      24.00

      en waarin het teken "L" staat voor het maximaal geluidsniveau in dB(A) dat voor een passerend luchtvaartuig ter plaatse in de buitenlucht wordt of kan worden gemeten;

    • e. andere geluidsgevoelige gebouwen:

      • 1°. gebouwen voor basisscholen, voor scholen voor voortgezet onderwijs en voor instellingen voor hoger beroepsonderwijs,

      • 2°. algemene en categoriale ziekenhuizen, verpleeghuizen, en

      • 3°. algemene en categoriale psychiatrische ziekenhuizen, Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zoals omschreven in het Besluit Hulp door of vanwege een Regionale Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Bijzondere Ziektekostenverzekering, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven en sanatoria;

    • f. geluidsgevoelige terreinen:

    • g. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

    • h. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeenten Brunssum en Onderbanken.

  • 2 Een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van hoofdstuk II geen deel uit van de in het eerste lid, onder e, onder 1°, bedoelde gebouwen.

Artikel 2

  • 2 Indien artikel 157 van de wet van toepassing is, passen gedeputeerde staten artikel 11, eerste lid, zodanig toe dat de berekening en meting van de onderscheidene geluidsbelastingen niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

Artikel 3

Er is een geluidszone op het grondgebied van de gemeenten Brunssum en Onderbanken rond het luchtvaartterrein, waarvan de grenzen zijn aangegeven op de kaart in de bij dit besluit behorende bijlage.

Hoofdstuk II. Maatregelen in zones

§ 1. Bestemmingsplan

Artikel 4

  • 1 Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot de zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone, de waarden in acht genomen die ingevolge de artikelen 8, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 10, eerste lid, en 11 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

    • a. gedeputeerde staten met toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, 10, tweede lid, of 11, eerste lid, voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden hebben vastgesteld, dan wel

    • b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, en redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij door gedeputeerde staten met toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, 10, tweede lid, of 11, eerste lid, zullen worden vastgesteld.

  • 3 Bij het nemen van een beslissing over de goedkeuring betreffende de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid zijn ten aanzien van de in acht te nemen waarden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 2 Bij het nemen van een beslissing omtrent het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van een beschikking als bedoeld in het eerste lid, is ten aanzien van de in acht te nemen waarden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, artikel 4, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting, die door woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zone vanwege het luchtvaartterrein wordt ondervonden.

§ 2. Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones

Artikel 8

  • 1 De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van de woningen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone, nog niet aanwezig of nog niet in aanbouw zijn, is 35 Kosteneenheden.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 35 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 40 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde vaststellen dan 40 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 45 Kosteneenheden niet te boven mag gaan, voor wat betreft:

    • a. geprojecteerde woningen,

    • b. woningen die in plaats van geprojecteerde woningen worden gebouwd, omdat het geldende bestemmingsplan om financieel-economische redenen moet worden herzien, of

    • c. woningen die om redenen van bedrijfs- of grondgebondenheid noodzakelijk zijn.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen een hogere waarde als bedoeld in het tweede en derde lid alleen vaststellen indien zodanige geluidwerende voorzieningen aan de woning worden getroffen, dat de geluidsbelasting binnen de woning een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau niet te boven gaat.

  • 5 Onverminderd het vierde lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde als bedoeld in het tweede lid en in het derde lid voor wat betreft de in dat lid onder a en b bedoelde woningen alleen vaststellen indien naar hun oordeel:

    • a. de woningen een open plaats in de bestaande te handhaven bebouwing opvullen;

    • b. uit een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van het luchtverkeer op het luchtvaartterrein en de daarmee samenhangende geluidsbelasting door luchtvaartuigen blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse binnen redelijke termijn tot 35 Kosteneenheden of minder zal afnemen;

    • c. de woningen zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, of

    • d. de woningen zullen dienen voor de huisvesting van door de gemeente aangewezen woningzoekenden voor wie huisvesting elders in het woningmarktgebied op overwegende bezwaren zou stuiten.

  • 6 Onverminderd het vierde en vijfde lid kunnen gedeputeerde staten een hogere waarde als bedoeld in het derde lid voor wat betreft de in dat lid, onder b, bedoelde woningen slechts vaststellen indien het voorziene aantal geluidgehinderden en de aan de woningen optredende geluidsbelasting niet wezenlijk toenemen.

Artikel 9

  • 1 De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van woningen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig of in aanbouw zijn, is 40 Kosteneenheden.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde woningen op het tijdstip van in werking treden van dit besluit reeds een hogere geluidsbelasting ondervinden dan 40 Kosteneenheden is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van die woningen 55 Kosteneenheden.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 40 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 55 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van woningen als bedoeld in het tweede lid een hogere waarde vaststellen dan 55 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde 65 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.

  • 5 Op de vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in het derde en vierde lid is artikel 8, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

  • 1 De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone nog niet aanwezig of in aanbouw onderscheidenlijk in aanleg zijn, is 35 Kosteneenheden.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in het eerste lid een hogere waarde vaststellen dan 35 Kosteneenheden, met dien verstande dat deze waarde voor andere geluidsgevoelige gebouwen 45 Kosteneenheden en voor geluidsgevoelige terreinen 40 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.

Artikel 11

  • 1 Gedeputeerde staten stellen voor andere geluidsgevoelige gebouwen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone, reeds aanwezig of in aanbouw zijn, een waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, vast, met dien verstande dat deze waarde 65 Kosteneenheden niet te boven mag gaan.

  • 2 De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het luchtvaartterrein, van geluidsgevoelige terreinen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig of in aanleg zijn, is 40 Kosteneenheden.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen een waarde als bedoeld in het eerste lid alleen vast indien zodanige geluidwerende voorzieningen aan een ander geluidsgevoelig gebouw worden getroffen, dat de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten, genoemd in het vierde lid, een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau niet te boven gaat.

  • 4 De geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in het derde lid, zijn:

    • a. leslokalen van basisscholen;

    • b. theorielokalen en theorievaklokalen van scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • c. theorielokalen en theorievaklokalen van instellingen voor hoger beroepsonderwijs;

    • d. onderzoeks- en behandelingsruimten, ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 2°;

    • e. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 3°.

Artikel 12

  • 1 Indien woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die op het tijdstip van in werking treden van dit besluit binnen de zone reeds aanwezig zijn, worden vervangen door woningen, is artikel 9 van overeenkomstige toepassing op de vervangende woningen.

  • 2 Het eerste lid vindt geen toepassing indien naar het oordeel van gedeputeerde staten de vervanging door woningen zou leiden tot:

    • a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;

    • b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen, of

    • c. een wezenlijke toename van de aan de woningen optredende geluidsbelasting.

Artikel 13

Indien woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden vervangen door andere geluidsgevoelige gebouwen zijn de artikelen 11, eerste en derde lid, en 12, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

Gedeputeerde staten kunnen op schriftelijk verzoek van burgemeester en wethouders de in de artikelen 8, tweede en derde lid, 9, derde en vierde lid, en 10, tweede lid, bedoelde hogere waarden en de waarden, bedoeld in artikel 11, eerste lid, vaststellen.

Hoofdstuk III. Andere geluidsbronnen

Artikel 15

De hoofdstukken V, VI en VII van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op het voorkomen of beperken van geluidsbelasting vanwege industrieterreinen, vanwege wegen onderscheidenlijk spoor-, tram-, en metrowegen, gelegen in de zone.

Hoofdstuk IV. Commissie

Artikel 16

  • 1 Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie een commissie instellen, die voor de zone tot taak heeft:

    • a. Onze Minister te adviseren terzake van de toepassing van Hoofdstuk VIII van de wet juncto artikel 130 van de wet voor gebieden in Limburg waar ernstige geluidhinder vanwege het luchtvaartterrein optreedt;

    • b. Onze Minister en Onze Minister van Defensie te adviseren over de maatregelen en voorschriften ter vermindering van de geluidhinder en eventuele andere hinderfactoren op Nederlands grondgebied rondom het luchtvaartterrein;

    • c. in voorkomende gevallen informatie te verstrekken en voorlichting te geven met betrekking tot de geluidsaspecten van het gebruik van het luchtvaartterrein.

  • 2 De commissie is bevoegd Onze Minister en Onze Minister van Defensie ongevraagd voorstellen te doen.

  • 3 De commissie kan zich doen voorlichten door deskundigen buiten de commissie.

  • 4 In de commissie hebben zitting:

    • a. het lid van gedeputeerde staten, belast met het milieubeheer, alsmede een lid, aan te wijzen door en uit gedeputeerde staten;

    • b. de burgemeester van de gemeente Brunssum, alsmede twee door burgemeester en wethouders van die gemeente aan te wijzen vertegenwoordigers;

    • c. de burgemeester van de gemeente Onderbanken, alsmede drie door burgemeester en wethouders van die gemeente aan te wijzen vertegenwoordigers;

    • d. twee door Onze Minister aan te wijzen vertegenwoordigers;

    • e. twee door Onze Minister van Defensie aan te wijzen vertegenwoordigers;

    • f. één vertegenwoordiger aan te wijzen door de commandant van de vliegbasis Teveren/Geilenkirchen.

  • 5 Het lid van gedeputeerde staten, belast met het milieubeheer, is voorzitter, het andere lid van gedeputeerde staten is vice-voorzitter.

  • 6 De aanwijzing van vertegenwoordigers door burgemeester en wethouders kan te allen tijde door deze worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 17

  • 1 De commissie stelt een reglement van orde op.

  • 2 In dit reglement worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot onderwerpen als de vervanging van commissieleden bij afwezigheid, de vergaderfrequentie, alsmede de openbaarheid van vergaderingen en notulen.

Artikel 18

  • 1 De commissie heeft een secretariaat, bestaande uit een secretaris, een plaatsvervangend secretaris en een functionaris ten behoeve van voorlichting en contacten met derden. De leiding van het secretariaat berust bij de secretaris.

  • 2 De secretaris, de plaatsvervangend secretaris en de functionaris, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen door gedeputeerde staten.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen voorts deskundigen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieubeheer aanwijzen ten behoeve van ambtelijke bijstand aan de commissie.

Hoofdstuk V. Financiële bepalingen

Artikel 19

Onze Minister draagt de kosten die zijn verbonden aan de instandhouding van het zonebewakingssysteem.

Artikel 20

  • 1 Onze Minister draagt jaarlijks € 14.000,00 bij in de kosten die zijn verbonden aan het secretariaat en de vergaderingen van de commissie, bedoeld in artikel 16, mits hij heeft ingestemd met de begroting van de commissie voor dat kalenderjaar.

  • 2 Onze Minister kan, na overleg met gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders, het in het eerste lid bedoelde bedrag bij ministeriële regeling wijzigen.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Totdat de door Onze Minister bij besluit van 12 februari 1990 (Stcrt. 33) ingestelde Commissie AWACS anders besluit, wordt deze commissie geacht de commissie te zijn, bedoeld in artikel 16.

  • 2 Totdat de Commissie AWACS, genoemd in het eerste lid, anders besluit, treedt het vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit door deze commissie vastgestelde reglement van orde in de plaats van het reglement van orde, bedoeld in artikel 17.

  • 3 Het besluit van Onze Minister van 12 februari 1990 houdende samenstelling en taakstelling commissie AWACS, wordt ingetrokken.

Artikel 22

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 23

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 december 1994

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de tweede februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager