Wet financiële voorzieningen privatisering ABP

Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2005 en zichtdatum 21-12-2024.
Geldend van 15-02-2002 t/m 31-12-2005

Wet van 27 april 1994, houdende maatregelen gericht op een goede financiële basis voor de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en reparatie van de invaliditeitspensioenen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorwaarden te scheppen voor de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en dat daartoe maatregelen dienen te worden getroffen die leiden tot een gezonde financiële basis voor die privatisering, onder gelijktijdige invoering van een aantal inhoudingen in verband met de sociale zekerheid van het overheidspersoneel, en dat voorts de sociale partners in de overheidssector reparatie van de invaliditeitspensioenen gewenst achten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • b. ABP: het Algemeen burgerlijk pensioenfonds, bedoeld in artikel L 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • c. Abp-wet: de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • d. ambtelijk inkomen: het ambtelijk inkomen, bedoeld in artikel C 1 van de Abp-wet;

  • e. ambtenaar: de ambtenaar, bedoeld in de artikelen B 1, B 2 en B 3 van de Abp-wet, alsmede degene die ambtenaar is ingevolge de krachtens artikel B 7, onderdeel b, van de Abp-wet gestelde regels;

  • f. Amp-wet: de Algemene militaire pensioenwet;

  • g. Centrale Commissie: de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • h. deelnemer: de ambtenaar, de wachtgelder en degene die een herplaatsingstoelage ontvangt;

  • i. deeltijdfactor: de deeltijdfactor, bedoeld in artikel A 1a, tweede en derde lid, van de Abp-wet;

  • j. [Red: vervallen;]

  • k. herplaatsingstoelage: de herplaatsingstoelage, bedoeld in artikel K 5 van de Abp-wet;

  • l. loon:

  • m. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • n. uitbetalingstermijn: een periode van een maand of vier weken, waarin het ambtelijk inkomen dan wel het loon is ontvangen dan wel verondersteld wordt te zijn ontvangen;

  • o. [Red: vervallen;]

  • p. Vut-wet: de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden;

  • q. wachtgelder: de ontslagen ambtenaar aan wie een wachtgeld, bedoeld in artikel A 1, onderdeel i, van de Abp-wet, is toegekend of een ingevolge artikel A 4 van die wet met wachtgeld gelijkgestelde uitkering, en die op grond daarvan ambtenaar is in de zin van die wet;

  • r. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • s. [Red: vervallen;]

  • t. werkgever: ieder gezag of bestuur dat bevoegd is tot aanstelling of indienstneming en ontslag van een overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP dan wel, indien het een gewezen overheidswerknemer betreft die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, de instantie die het loon of het ambtelijk inkomen van de gewezen overheidswerknemer betaalt en voor de toepassing van de paragrafen 4 en 5 de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau voor zover het personeel betreft van de Koninklijke Hofhouding, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding;

  • u. werknemer:

§ 2. De financiering van het ABP

§ 3. Het Vut-fonds en de financiering daarvan

§ 4. Het FAOP en de financiering daarvan

[Vervallen per 01-01-1998]

§ 5

Artikel 28

  • 2 In deze paragraaf wordt mede verstaan onder:

    • a. loon:

      • 1°. een uitkering, militair pensioen, of doorbetaling van bezoldiging als bedoeld in het vierde lid;

      • 2°. een aan de militair ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, na diens ontslag toe te kennen herplaatsingstoelage;

      • 3°. en de inhouding, bedoeld in artikel 31;

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde ten aanzien van de werknemer die een deeltijdbetrekking vervult dan wel uit een deeltijdbetrekking een WAO-uitkering of uitkering, als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, ontvangt, onder loon verstaan: het in het eerste lid bedoelde loon, gedeeld door de deeltijdfactor, onderscheidenlijk de deeltijdfactor die gold voor de oorspronkelijke betrekking.

  • 4 Onder werknemer wordt in deze paragraaf mede verstaan:

    • a. de in het eerste lid bedoelde werknemer wiens dienstverhouding of functievervulling als zodanig is geëindigd en die daaraan recht ontleent op:

      • 1°. een pensioen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ter zake van wettelijke en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede arbeidsongeschiktheid met dienstverband, met uitzondering van dat gedeelte van het pensioen waarvan de hoogte wordt bepaald door invaliditeit met dienstverband;

      • 2°. een uitkering op grond van een ontslaguitkeringsregeling anders dan in verband met vrijwillig vervroegd uittreden, functioneel leeftijdsontslag, of de toepassing van de Uitkeringswet gewezen militairen;

    • b. de gewezen overheidswerknemer die na beëindiging van zijn dienstverband, in verband met ziekte recht heeft op doorbetaling van zijn bezoldiging.

  • 5 Degene die politiek ambtsdrager is als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, alsmede degene die een functie vervult ter zake waarvan die wet bij of krachtens wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, is als zodanig, respectievelijk in die functie, geen werknemer in de zin van deze paragraaf.

  • 6 Voor degene, bedoeld in het eerste lid en in het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, eindigt het werknemerschap met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 heeft bereikt.

  • 7 Voor degene, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, eindigt het werknemerschap met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Artikel 29

  • 1 De heffingsgrondslag waarnaar de inhouding ingevolge de bepalingen van deze paragraaf plaatsvinden, is het loon dat de werknemer in een uitbetalingstermijn van dezelfde werkgever heeft of geacht wordt te hebben ontvangen, met dien verstande dat de heffingsgrondslag, herleid naar een jaarbedrag, niet meer kan bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (maximum dagloon), te vermenigvuldigen met 261.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de vaststelling van de inhouding inzake werkloosheid, bedoeld in artikel 31, de heffingsgrondslag, bedoeld in het eerste lid en herleid naar een jaarbedrag, voor zoveel mogelijk verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag voor de werknemer, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, te vermenigvuldigen met 261.

Artikel 31

  • 1 De werkgever houdt op het loon van de werknemer een inhouding inzake werkloosheid in, ter grootte van een percentage van de heffingsgrondslag dat overeenkomt met het premiedeel dat op grond van artikel 86, eerste lid, van de Werkloosheidswet wordt vastgesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor zover dat premiedeel ten laste wordt gebracht van de werknemer in de zin van die wet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de inhouding inzake werkloosheid over het loon uit een deeltijdbetrekking: het met de deeltijdfactor vermenigvuldigde percentage, bedoeld in het eerste lid, van de heffingsgrondslag.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de in het eerste lid bedoelde inhouding.

§ 6. Aanpassing van salarissen

Artikel 33

  • 1 In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a. bezoldigingsregelingen: de regelingen betreffende de beloning van de werknemer, bedoeld in onderdeel c;

    • b. salarissen: de bedragen, vermeld in de bijlagen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, dan wel hetgeen daarmee overeenkomt in de andere bezoldigingsregelingen, met uitzondering van de bezoldiging volgens de tabel, behorende bij het Besluit herziening bezoldiging militairen zeemacht 1954, en van de wedde eerste oefening in de zin van de Regeling inkomsten militairen landen luchtmacht 1969;

    • c. werknemer:

      • 1°. degene die in burgerlijke overheidsdienst is;

      • 2°. degene die in dienst is van een instelling als bedoeld in artikel B 2 van de Abp-wet;

      • 3°. de ambtenaar die in dienst is van een instelling als bedoeld in artikel B 3 van de Abp-wet;

      • 4°. de militair die wordt bezoldigd volgens de schaal behorende bij het Besluit herziening bezoldiging militairen zeemacht 1954, of die weddegenietend is in de zin van de Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969;

      • 5°. degene die voorzitter of lid is van het dagelijks bestuur van een waterschap of van een ander publiekrechtelijk lichaam, en als zodanig geen werknemer is in de zin van de Ziektewet, de WAO en de Werkloosheidswet.

  • 2 Degene die politiek ambtsdrager is als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, alsmede degene die een functie vervult ter zake waarvan die wet bij of krachtens wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, is als zodanig, respectievelijk in die functie, geen werknemer in de zin van deze paragraaf.

Artikel 34

  • 1 De salarissen worden met ingang van 1 januari 1995 aangepast met het percentage zoals dat in kolom 2 van de bij deze wet behorende tabel I is opgenomen achter de daarbij in kolom 1 genoemde salarisgrenzen, met inachtneming van de bij een algemene salariswijziging voor de desbetreffende bezoldigingsregeling gebruikelijke aanpassingsmethode.

  • 2 Indien met ingang van 1 januari 1995 tevens een algemene salariswijziging plaatsvindt, wordt de daaruit voortvloeiende wijziging van de salarissen eerst aangebracht nadat uitvoering is gegeven aan de salarisaanpassing, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 35

  • 1 De aanpassing van de salarissen ingevolge artikel 34, is geen algemene bezoldigingswijziging als bedoeld in de artikelen A 8 van de Abp-wet en L 1 van de Amp-wet.

  • 2 In afwijking van artikel 2, derde lid, van de Vut-wet wordt de volgens het eerste en tweede lid van dat artikel vastgestelde bezoldiging met ingang van 1 januari 1995 gewijzigd overeenkomstig de salarisaanpassing, bedoeld in artikel 34.

  • 3 De berekeningsgrondslagen van uitkeringen op grond van een ontslaguitkeringsregeling die zijn afgeleid van de laatstelijk genoten bezoldiging, worden gewijzigd overeenkomstig de salarisaanpassing, bedoeld in artikel 34.

Artikel 36

De wijziging van het ambtelijk inkomen, bedoeld in artikel C 1 van de Abp-wet, en van de pensioengrondslag, bedoeld in artikel C 1 van de Amp-wet, die het gevolg is van de salarisaanpassing, bedoeld in artikel 34, wordt buiten beschouwing gelaten voor de toepassing van de bepalingen van die pensioenwetten betreffende de pensioenberekening, voor zover dat ambtelijk inkomen, onderscheidenlijk die pensioengrondslag betrekking heeft op de pensioenberekening ter zake van diensttijd voor 1 januari 1995.

Artikel 37

De in verband met het in deze paragraaf bepaalde nadere vaststelling van bedragen en nader te stellen regels werken terug tot en met 1 januari 1995.

Paragraaf 8

§ 11. Wijziging en intrekking van andere wetten

Artikel 64

De volgende wetten worden ingetrokken:

  • a. de Inhoudingswet overheidspersoneel 1982;

  • b. de wet van 20 februari 1986, houdende voorlopige verlaging van de verschuldigde pensioenbijdrage als bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet in verband met verlaging van de invaliditeitspensioenen per 1 januari 1985 (Stb. 88).

§ 12. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 65

De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31, derde lid, wordt tot stand gebracht in overeenstemming met de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

Artikel 66

De militair als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, is met ingang van 1 januari 1995 maandelijks een premie, bijdrage of vergoeding verschuldigd, waarvan de grootte dezelfde is als het vut-bijdrageverhaal dat zou zijn ingehouden op het loon, indien het een overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP betrof die werkzaam is binnen de sector Defensie. De doelstelling en de wijze van inhouding of verrekening van die premie, bijdrage of vergoeding worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 67

  • 1 Ten aanzien van betalingen na 1 januari 1995 van ambtelijk inkomen onderscheidenlijk loon dat betrekking heeft op tijd voor die datum, in verband met nabetaling of herberekening van ambtelijk inkomen of loon, zijn de paragrafen 2, 3, 4 en 5, alsmede de desbetreffende nadere regels, van toepassing, tenzij het betreft:

    • a. betalingen van ambtelijk inkomen of loon dat reeds voor 1 januari 1995 vorderbaar en inbaar was;

    • b. de in artikel 74 bedoelde uitbetaling van vakantie-uitkering.

Artikel 68

Artikel 69

Artikel A 8 van de Abp-wet en artikel L 1 van de Amp-wet, zoals deze artikelen luidden op 31 december 1994, blijven van toepassing ten aanzien van wijzigingen in de bezoldiging van het rijkspersoneel voor die datum.

Artikel 70

  • 1 In afwijking van artikel B 7 van de Abp-wet, zoals dat ingevolge deze wet is komen te luiden, blijft genoemd artikel, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel C, van deze wet, van kracht ten aanzien van diensttijd voor die dag.

  • 2 In de ministeriële regeling, bedoeld in artikel B 7 van de Abp-wet, kan tot uiterlijk 1 augustus 1994 tevens worden bepaald dat personen of groepen van personen geen ambtenaar zijn uit hoofde van de korte duur van hun dienstverhouding.

Artikel 72

  • 1 De pensioenbijdrage, bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van de Abp-wet, over het jaar 1993 wordt, behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd met 8,85 procent van de som der bijdragegrondslagen.

  • 2 In afwijking van artikel C 6, tweede lid, van de Abp-wet, beloopt de wachtgeldtijdbijdrage over het jaar 1993, de helft of een vierde van het ingevolge het eerste lid voor 1993 geldende percentage van de pensioenbijdrage, al naar gelang de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd voor de helft dan wel voor een vierde gedeelte als diensttijd meetelt.

Artikel 73

  • 1 De pensioenbijdrage, bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van de Abp-wet, over het jaar 1994 wordt, behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd met 9,8 procent van de som der bijdragegrondslagen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van betaling van de pensioenbijdrage over het jaar 1994.

Artikel 74

  • 1 De organen, bedoeld in artikel A 1, onderdeel d, van de Abp-wet, zijn pensioenbijdrage verschuldigd over de vakantie-uitkering die betrekking heeft op enig tijdvak in het jaar 1994 en die de ambtenaar, in verband met de regeling inzake het tijdstip van uitbetaling van die uitkering, eerst na dat jaar heeft of geacht wordt te hebben ontvangen.

  • 2 De pensioenbijdrage over de in het eerste lid bedoelde vakantieuitkering bedraagt 9,65 procent en wordt door de organen voldaan in de maand volgende op die waarin de ambtenaar deze uitkering ontvangt of geacht wordt te hebben ontvangen.

Artikel 75

In afwijking van artikel D 1 van de Abp-wet, zoals dat ingevolge deze wet is komen te luiden, blijft het derde lid van genoemd artikel, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel F, van deze wet, van kracht ten aanzien van diensttijd tussen 30 september 1986 en de datum van die inwerkingtreding, onverminderd artikel III, onderdeel B, van de wet van 3 juli 1986, tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet met betrekking tot aanspraken van deelgerechtigden die de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt (Stb. 393).

Artikel 76

  • 1 De artikelen D 1 en D 2 van de Abp-wet, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdelen F en G, van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van de belanghebbende die op het vorenbedoelde tijdstip tijd als bedoeld in artikel D 1, tweede lid, onderdeel a, van de Abp-wet, niet zijnde tijd als bedoeld in artikel D 2, derde lid, van die wet, zoals deze artikelen luidden op het vorenbedoelde tijdstip, mede als diensttijd in de zin van de Abp-wet in aanmerking zou kunnen doen brengen.

  • 2 Zodra de belanghebbende dit wenst kan hij om overname verzoeken van de in het eerste lid bedoelde tijd.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kan de belanghebbende die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdelen F en G, van deze wet ambtenaar is, het verzoek, bedoeld in het tweede lid, uitsluitend indienen tot uiterlijk twee jaar na het tijdstip van die inwerkingtreding.

  • 4 Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek wordt gedaan, wordt daarvan door het bestuur van het ABP mededeling gedaan aan de Minister van Defensie.

  • 5 Indien een pensioen wordt toegekend ingevolge de Abp-wet waarbij tijd, bedoeld in het eerste lid, mede als voor pensioen geldende tijd in aanmerking is genomen, wordt daarvan door het bestuur van het ABP mededeling gedaan aan de Minister van Defensie.

  • 6 Binnen drie maanden na ontvangst van de in het vijfde lid bedoelde mededeling draagt de Minister van Defensie de actuariële tegenwaarde van het uitzicht op pensioen dat ingevolge de Amp-wet is opgebouwd door degene op wie die mededeling betrekking heeft, over aan het ABP.

Artikel 77

  • 1 Artikel D 2 van de Amp-wet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 56, onderdeel B, van deze wet, blijft van toepassing ten aanzien van de belanghebbende die:

    • a. op het vorenbedoelde tijdstip voor pensioen geldende tijd in de zin van de Abp-wet mede als diensttijd in de zin van de Amp-wet in aanmerking zou kunnen doen brengen;

    • b. op het vorenbedoelde tijdstip voor pensioen geldende tijd in de zin van het eerste lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, van dat artikel, zonder dat deze mede als diensttijd in de zin van de Abp-wet in aanmerking zou kunnen komen, mede als diensttijd in de zin van de Amp-wet in aanmerking zou kunnen doen brengen;

    • c. tijd, zonder dat deze mede als diensttijd in de zin van de Abp-wet in aanmerking zou kunnen komen, heeft doorgebracht in een betrekking in de Nederlandse Antillen of Aruba in de zin van de overheidspensioenregelingen van die landen, hetzij in vaste dienst, hetzij in ononderbroken tijdelijke dienst van ten minste twaalf maanden dan wel in tijdelijke dienst die onmiddellijk is gevolgd door vaste dienst.

  • 2 Zodra de belanghebbende dit wenst kan hij om overname verzoeken van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde tijd.

  • 3 In het geval dat op verzoek van de belanghebbende toepassing wordt gegeven aan het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde artikel D 2 van de Amp-wet, wordt daarvan door de Minister van Defensie mededeling gedaan aan het bestuur van het ABP.

  • 4 Indien een pensioen wordt toegekend ingevolge de Amp-wet waarbij in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde tijd mede als voor pensioen geldende tijd in aanmerking is genomen, wordt daarvan door de Minister van Defensie mededeling gedaan aan het bestuur van het ABP.

  • 5 Binnen drie maanden na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde mededeling draagt het bestuur van het ABP de actuariële tegenwaarde van het uitzicht op pensioen dat ingevolge de Abp-wet is opgebouwd door degene op wie die mededeling betrekking heeft, over aan de Minister van Defensie.

Artikel 78

  • 1 In afwijking van artikel F 6 van de Abp-wet is de middelsom van berekeningsgrondslagen voor de dienstlijn die uitsluitend door toepassing van artikel F 1a, tweede lid, eindigt voor 1 januari 1995:

    • a. wanneer de dienstlijn die begint na 31 december 1994, eindigt in 1995, het gemiddelde van de berekeningsgrondslagen over 1993 en 1994, onderscheidenlijk de berekeningsgrondslag over 1994;

    • b. wanneer de dienstlijn die begint na 31 december 1994, eindigt in 1996, het gemiddelde van de berekeningsgrondslagen over 1994 en 1995, nadat de berekeningsgrondslag over 1995 is vermenigvuldigd met de debruteringsfactor, bedoeld in artikel F 6, zesde lid, van de Abp-wet, zoals dat artikel ingevolge deze wet is komen te luiden.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid is de middelsom van berekeningsgrondslagen voor de dienstlijn die begint na 31 december 1994:

    • a. wanneer die dienstlijn eindigt in 1995, gelijk aan het bedrag van de middelsom, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, nadat deze is gedeeld door de debruteringsfactor, bedoeld in artikel F 6, zesde lid, van de Abp-wet, zoals dat artikel ingevolge deze wet is komen te luiden;

    • b. wanneer die dienstlijn eindigt in 1996, gelijk aan het gemiddelde van de berekeningsgrondslagen over 1994 en 1995, nadat de berekeningsgrondslag over 1994 is gedeeld door de in onderdeel a bedoelde debruteringsfactor.

Artikel 79

  • 1 De bepalingen inzake de invaliditeitspensioenen ingevolge de Abp-wet en de pensioenen ingevolge de Amp-wet uit hoofde van ziekten en gebreken, zoals deze van toepassing waren op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet, blijven van toepassing ten aanzien van:

    • a. degene die op die dag reeds een dergelijk pensioen ontvangt;

    • b. degene die:

      • 1°. op 25 januari 1993 wegens ziekte verhinderd is zijn dienst te verrichten dan wel na die datum binnen dertig dagen na afloop van een dergelijke verhindering opnieuw als zodanig verhinderd is, en

      • 2°. in verband daarmee nadien wegens blijvende ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking recht heeft op een dergelijk pensioen, en

      • 3°. geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is in de zin van artikel F 8a, tweede lid, van de Abp-wet, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van artikel E 6 van de Amp-wet.

    • c. degene aan wie na de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet een dergelijk pensioen wordt toegekend naar aanleiding van een reeds voor die inwerkingtreding ontstaan recht daarop;

    • d. degene die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, van de Abp-wet dan wel een herplaatsingstoelage als bedoeld in artikel K 4, vierde lid, van die wet.

  • 2 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde belanghebbenden is artikel F 8f van de Abp-wet onderscheidenlijk artikel E 6, zesde lid, van de Amp-wet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij onder het invaliditeitspensioen dan wel arbeidsongeschiktheidspensioen tevens wordt begrepen de toeslag, bedoeld in:

    • a. artikel F 9a van de Abp-wet;

    • b. artikel F 7a van de Amp-wet;

    • c. artikel 10 van de in artikel 60 genoemde wet,

    zoals die artikelen luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet.

Artikel 80

  • 1 Degene die:

    • a. op of na 1 augustus 1993 in dienst is van een lichaam, als bedoeld in de artikelen B 1, B 2 of B 3 van de Abp-wet,

    • b. geen ambtenaar is vanwege de omstandigheid dat hij voor niet langer dan zes maanden in dienst is genomen, dan wel vanwege de geringe omvang van zijn werkzaamheden, bedoeld in artikel B 7 van de Abp-wet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel C, van deze wet, en

    • c. tijdens het vorenbedoeld dienstverband voor ten minste 15 procent arbeidsongeschikt is geworden en in verband daarmee een uitkering ingevolge de WAO ontvangt,

    heeft recht op een aanvulling van zijn WAO-uitkering overeenkomstig artikel F 8f, eerste en tweede lid, van de Abp-wet, voor zover die uitkering niet reeds tot het in de laatstbedoelde bepalingen bedoelde niveau wordt aangevuld op grond van de op hem van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden of de door hem gesloten arbeidsovereenkomst.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt door het bestuur van het ABP aan de belanghebbende op diens verzoek toegekend.

  • 3 De belanghebbende aan wie een aanvulling, bedoeld in het eerste lid, is toegekend, is verplicht het bestuur van het ABP terstond mededeling te doen van wijziging of beëindiging van de WAO-uitkering die hij ontvangt, alsmede van wijziging of beëindiging van aanvullende uitkeringen die hij ontvangt ingevolge de op hem van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden of de door hem gesloten arbeidsovereenkomst. De voorgaande volzin is niet van toepassing op de wijziging van het bedrag van de WAO-uitkering ingevolge de toepassing van artikel 15 van de WAO.

  • 4 Het bestuur van het ABP wijzigt de toegekende aanvulling, bedoeld in het eerste lid, of trekt deze in, indien de mededeling, bedoeld in het derde lid, daartoe aanleiding geeft.

  • 5 Het bestuur van het ABP is bevoegd de aanvulling, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk in te trekken, indien de belanghebbende niet of niet tijdig voldoet aan de ingevolge het derde lid op hem rustende verplichting.

  • 6 De aanvullingen die op grond van dit artikel zijn toegekend, komen ten laste van het ABP.

Artikel 81

  • 1 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet ambtenaar is en die kiest voor de verlaging van het pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel F 8f, derde lid, van de Abp-wet, dient voor 1 december 1994 zijn keuze op de voorgeschreven wijze kenbaar te maken.

  • 2 Degene die na het in het eerste lid bedoelde tijdstip, maar voor 1 januari 1995 ambtenaar wordt, dient de in het eerste lid bedoelde keuze terstond bij de aanvang van de dienstverhouding waaraan die hoedanigheid wordt ontleend, op de voorgeschreven wijze kenbaar te maken.

  • 3 Ten aanzien van degene op wie het eerste of tweede lid van toepassing is, gaat de verlaging van het pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel F 8f van de Abp-wet, in per 1 januari 1995.

  • 4 In afwijking van het eerste lid en van artikel F 8f van de Abp-wet wordt degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet ambtenaar is en de leeftijd van 58 jaar reeds heeft bereikt, met ingang van 1 januari 1995 in aanmerking gebracht voor de in artikel F 8f, derde lid, van de Abp-wet bedoelde verlaging van het pensioenbijdrageverhaal, met behoud van de aanspraak op de aanvulling, bedoeld in het eerste lid van dat artikel.

Artikel 82

  • 1 Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 56, onderdeel I, van deze wet beroepsmilitair of gewezen beroepsmilitair is in de zin van de Amp-wet, en die kiest voor de verlaging van de pensioenbijdrage, bedoeld in artikel F 6c, tweede lid, van de Amp-wet, dient voor 1 december 1994 zijn keuze op de voorgeschreven wijze kenbaar te maken.

  • 2 Degene die na het in het eerste lid bedoelde tijdstip, maar voor 1 januari 1995 beroepsmilitair in de zin van de Amp-wet wordt, dient de in het eerste lid bedoelde keuze terstond bij de aanvang van de dienstverhouding waaraan die hoedanigheid wordt ontleend, op de voorgeschreven wijze kenbaar te maken.

  • 3 Ten aanzien van degene op wie het eerste of tweede lid van toepassing is, gaat de verlaging van de pensioenbijdrage, bedoeld in artikel F 6c van de Amp-wet, in per 1 januari 1995.

  • 4 In afwijking van het eerste lid en van artikel F 6c van de Amp-wet wordt degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 56, onderdeel I, van deze wet beroepsmilitair of gewezen beroepsmilitair is in de zin van de Amp-wet en de leeftijd van 58 jaar reeds heeft bereikt, met ingang van 1 januari 1995 in aanmerking gebracht voor de in artikel F 6c, tweede lid, van de Amp-wet bedoelde verlaging van de pensioenbijdrage, met behoud van de aanspraak op de aanvulling, bedoeld in artikel E 6, zesde lid, van die wet.

Artikel 83

  • 1 Degene die ingevolge de Abp-wet een invaliditeitspensioen ontvangt, niet zijnde een pensioen als bedoeld in artikel F 12 van die wet, en wiens pensioen niet is berekend met toepassing van artikel F 1a, tweede lid, van de Abp-wet, heeft recht op een toeslag ter grootte van een percentage van dat pensioen, welk percentage in kolom 2 van de bij deze wet behorende tabel II is opgenomen achter de daarbij in kolom 1 genoemde pensioengrenzen.

  • 3 Wanneer het invaliditeitspensioen met toepassing van de artikelen J 18, J 19 of J 20 van de Abp-wet een vermindering heeft ondergaan, wordt de toeslag berekend over het aldus verminderde pensioen.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van degene wiens invaliditeitspensioen ingevolge artikel F 9, negende lid, van de Abp-wet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel U, van deze wet, 80 procent bedraagt van het bedrag dat overeenkomt met het tot een jaarbedrag herleide maximumsalaris volgens schaal 1 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermeerderd met de daarbij behorende vakantie-uitkering.

Artikel 84

  • 1 De gewezen militair, die als zodanig een pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ontvangt op basis van een pensioengrondslag die is vastgesteld over een periode die geheel is gelegen voor het jaar 1995, heeft recht op een toeslag ter grootte van een percentage van dat pensioen, welk percentage in kolom 2 van de bij deze wet behorende tabel II is opgenomen achter de daarbij in kolom 1 genoemde pensioengrenzen.

  • 2 Wanneer het invaliditeitspensioen met toepassing van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen ter zake van samenloop met andere inkomsten een vermindering heeft ondergaan, wordt de toeslag berekend over het aldus verminderde pensioen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van degene wiens pensioen wegens ziekten of gebreken ingevolge artikel F 6, zevende lid, van de Amp-wet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 56, onderdeel I, van deze wet 80 procent bedraagt van het bedrag dat overeenkomt met het tot een jaarbedrag herleide maximum-salaris volgens schaal 1 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermeerderd met de daarbij behorende vakantie-uitkering.

Artikel 85

In afwijking van artikel F 12 van de Abp-wet, zoals dat ingevolge deze wet is komen te luiden, blijft het eerste lid van genoemd artikel, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 53, onderdeel F, van deze wet, van kracht ten aanzien van diensttijd tussen 30 september 1986 en de datum van die inwerkingtreding, onverminderd artikel III, onderdeel B, van de wet van 3 juli 1986, tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet met betrekking tot aanspraken van deelgerechtigden die de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt (Stb. 393).

Artikel 86

Ten aanzien van degene die ingevolge de Abp-wet of de Amp-wet nabestaanden- of wezenpensioen heeft verkregen voor 1 januari 1995, wordt diensttijd waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend en die niet daadwerkelijk in dienstverhouding is doorgebracht, voor zover nodig medebegrepen onder diensttijd gelegen voor die datum.

Artikel 87

De pensioenen die ingevolge de artikelen J 1a en J 2a van de Abp-wet, zoals deze luidden op 31 december 1994, dan wel ingevolge de artikelen J 1a en J 2a van de Abp-wet, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet invoering franchisesysteem, zijn beperkt, worden met ingang van 1 januari 1995 nader vastgesteld.

Artikel 88

De pensioenen die ingevolge de artikelen J 1a en J 2a van de Amp-wet, zoals deze luidden op 31 december 1994, dan wel ingevolge de artikelen J 1a en J 2a van de Amp-wet, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet invoering franchisesysteem militaire pensioenen, zijn beperkt, worden met ingang van 1 januari 1995 nader vastgesteld.

Artikel 89

Voor de toepassing van artikel K 5, tweede lid, van de Abp-wet wordt het ambtelijk inkomen uit de oorspronkelijke betrekking, voor zover dat inkomen betrekking had of kan worden geacht betrekking te hebben gehad op een tijdvak gelegen voor 1 januari 1995, aangepast overeenkomstig de aanpassing van de salarissen ingevolge artikel 34 van deze wet.

Artikel 90

In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de Vut-wet bedraagt de uitkering voor de belanghebbende, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van die wet, wiens vut-uitkering is ingegaan voor 1 januari 1995, het in het eerstbedoelde artikel vermelde percentage van de, met het percentage zoals dat in kolom 2 van de bij deze wet behorende tabel III is opgenomen achter de daarbij in kolom 1 genoemde bezoldigingsgrenzen, verminderde bezoldiging. Een en ander met dien verstande dat de in artikel 6, derde lid, van die wet gegeven garantie inzake een minimum inkomen onverkort van toepassing is.

Artikel 91

Artikel 10 van de wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel, (Stb. 657) blijft van toepassing ten aanzien van de invaliditeitspensioenen, bedoeld in artikel 79, eerste lid.

Artikel 92

  • 2 Deze wet treedt voor het overige in werking met ingang van 1 januari 1995.

  • 3 Artikel 72 werkt terug tot en met 1 januari 1993.

  • 6 Indien het bij koninklijke boodschap van 17 mei 1993 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en andere overheidspensioenwetten (reparatie overheidspensioenen; Kamerstukken II 1992/93, 23 155, nrs. 1-2) tot wet wordt verheven en gelijktijdig met een of meer onderdelen van deze wet in werking treedt, wordt dat onderdeel of worden die onderdelen geacht in werking te zijn getreden na eerstbedoelde wet.

Artikel 93

Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 27 april 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

De Minister van Defensie,

A. L. ter Beek

De Minister van Financiën,

W. Kok

Uitgegeven de negenentwintigste april 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. bij Wet financiële voorzieningen privatisering ABP Tabel I zoals bedoeld in artikel 34 (bruteringstabel)

nrs.

kolom 1 van

tot en met

kolom 2 percentage

1

0

2168

4,84

2

2168,01

2193

4,71

3

2193,01

2218

4,58

4

2218,01

2243

4,51

5

2243,01

2268

4,44

6

2268,01

2293

4,39

7

2293,01

2317

4,34

8

2317,01

2343

4,36

9

2343,01

2368

4,38

10

2368,01

2393

4,28

11

2393,01

2417

4,18

12

2417,01

2444

4,09

13

2444,01

2470

3,99

14

2470,01

2498

3,95

15

2498,01

2526

3,91

16

2526,01

2561

3,87

17

2561,01

2596

3,82

18

2596,01

2636

3,79

19

2636,01

2764

3,75

20

2764,01

2811

3,87

21

2811,01

2857

3,98

22

2857,01

2903

3,97

23

2903,01

2949

3,96

24

2949,01

2995

3,90

25

2995,01

3040

3,84

26

3040,01

3085

3,80

27

3085,01

3129

3,75

28

3129,01

3173

3,68

29

3173,01

3216

3,60

30

3216,01

3260

3,58

31

3260,01

3303

3,56

32

3303,01

3347

3,52

33

3347,01

3391

3,47

34

3391,01

3435

3,40

35

3435,01

3479

3,32

36

3479,01

3523

3,31

37

3523,01

3566

3,30

38

3566,01

3608

3,27

39

3608,01

3650

3,23

40

3650,01

3695

3,19

41

3695,01

3739

3,15

42

3739,01

3831

3,14

43

3831,01

3879

3,10

44

3879,01

3926

3,05

45

3926,01

3973

3,03

46

3973,01

4019

3,01

47

4019,01

4068

3,18

48

4068,01

4116

3,35

49

4116,01

4136

3,34

50

4136,01

4209

3,33

51

4209,01

4256

3,22

52

4256,01

4303

3,10

53

4303,01

4350

3,07

54

4350,01

4396

3,04

55

4396,01

4443

3,05

56

4443,01

4489

3,06

57

4489,01

4535

3,01

58

4535,01

4580

2,95

59

4580,01

4627

2,83

60

4627,01

4674

2,71

61

4674,01

4735

2,58

62

4735,01

4797

2,44

63

4797,01

4858

2,30

64

4858,01

4899

2,22

65

4899,01

4939

2,13

66

4939,01

4980

2,05

67

4980,01

5020

1,96

68

5020,01

5061

1,88

69

5061,01

5090

1,83

70

5090,01

5118

1,78

71

5118,01

5147

1,73

72

5147,01

5175

1,68

73

5175,01

5204

1,63

74

5204,01

5233

1,58

75

5233,01

5261

1,54

76

5261,01

5312

1,36

77

5312,01

5364

1,18

78

5364,01

5415

0,99

79

5415,01

5466

0,80

80

5466,01

5515

0,63

81

5515,01

5563

0,46

82

5563,01

5612

0,28

83

5612,01

5660

0,10

84

5660,01

5709

0,00

85

5709,01

5757

-0,10

86

5757,01

5806

-0,20

87

5806,01

6048

-0,30

88

6048,01

6765

-0,40

89

6765,01

7308

-0,50

90

7308,01

7945

-0,60

91

7945,01

8639

-0,70

92

8639,01

999999

-0,90

Bijlage 2. bij Wet financiële voorzieningen privatisering ABP Tabel II zoals bedoeld in de artikelen 83 en 84 (correctie IP)

nrs.

kolom 1 van

tot en met

kolom 2 percentage

1

0

2357

4,38

2

2357,01

2394

4,18

3

2394,01

2430

3,96

4

2430,01

2505

3,84

5

2505,01

2578

3,75

6

2578,01

2650

3,60

7

2650,01

2721

3,56

8

2721,01

2794

3,47

9

2794,01

2866

3,32

10

2866,01

2938

3,36

11

2938,01

3007

3,58

12

3007,01

3081

3,74

13

3081,01

3156

3,93

14

3156,01

3235

4,07

15

3235,01

3311

4,31

16

3311,01

3391

4,44

17

3391,01

3468

4,46

18

3468,01

3545

4,59

19

3545,01

3622

4,68

20

3622,01

3699

4,81

21

3699,01

3774

4,86

22

3774,01

3851

4,99

23

3851,01

4003

5,21

24

4003,01

4170

5,35

25

4170,01

4335

5,53

26

4335,01

4504

5,72

27

4504,01

4663

5,88

28

4663,01

4823

6,01

29

4823,01

4983

5,84

30

4983,01

5130

5,80

31

5130,01

5278

5,75

32

5278,01

5352

5,60

33

5352,01

5425

5,45

34

5425,01

5574

5,41

35

5574,01

5650

5,31

36

5650,01

5725

5,21

37

5725,01

5873

5,07

38

5873,01

5910

4,93

39

5910,01

5947

4,79

40

5947,01

5984

4,65

41

5984,01

6021

4,51

42

6021,01

6042

4,34

43

6042,01

6063

4,17

44

6063,01

6084

4,00

45

6084,01

6105

3,83

46

6105,01

6126

3,66

47

6126,01

6147

3,49

48

6147,01

6169

3,35

49

6169,01

6214

3,20

50

6214,01

6259

3,05

51

6259,01

6304

2,90

52

6304,01

6348

2,76

53

6348,01

6442

2,60

54

6442,01

6487

2,50

55

6487,01

6531

2,39

56

6531,01

6709

2,36

57

6709,01

6887

2,49

58

6887,01

6986

2,43

59

6986,01

7078

2,39

60

7078,01

7266

2,30

61

7266,01

7460

2,25

62

7460,01

7658

2,18

63

7658,01

7896

2,07

64

7896,01

8142

1,95

65

8142,01

8396

1,83

66

8396,01

8659

1,73

67

8659,01

8929

1,69

68

8929,01

9209

1,57

69

9209,01

9498

1,49

70

9498,01

9795

1,47

71

9795,01

10102

1,44

72

10102,01

10419

1,37

73

10419,01

10747

1,27

74

10747,01

11086

1,19

75

11086,01

11446

1,06

76

11446,01

11805

0,93

77

11805,01

12572

0,80

78

12572,01

12845

0,69

79

12845,01

13118

0,58

80

13118,01

99999

0,46

Bijlage 3. bij Wet financiële voorzieningen privatisering ABP Tabel III zoals bedoeld in artikel 90 (correctie VUT)

nrs.

kolom 1 van

tot en met

kolom 2 percentage

1

0

3311

3,73

2

3311,01

3410

3,76

3

3410,01

3506

3,79

4

3506,01

3599

3,78

5

3599,01

3695

3,86

6

3695,01

3790

3,88

7

3790,01

3883

3,85

8

3883,01

3979

3,92

9

3979,01

4069

3,94

10

4069,01

4166

3,96

11

4166,01

4267

4,03

12

4267,01

4370

4,04

13

4370,01

4471

4,08

14

4471,01

4594

4,25

15

4594,01

4697

4,29

16

4697,01

4791

4,13

17

4791,01

4892

4,15

18

4892,01

4996

4,21

19

4996,01

5092

4,17

20

5092,01

5185

4,01

21

5185,01

5277

3,87

22

5277,01

5368

3,73

23

5368,01

5468

3,58

24

5468,01

5568

3,43

25

5568,01

5669

3,32

26

5669,01

5769

3,21

27

5769,01

5815

3,06

28

5815,01

5861

2,91

29

5861,01

5907

2,76

30

5907,01

5951

2,60

31

5951,01

5993

2,45

32

5993,01

6035

2,30

33

6035,01

6077

2,15

34

6077,01

6119

2,01

35

6119,01

6211

1,85

36

6211,01

6303

1,69

37

6303,01

6512

1,76

38

6512,01

6698

1,72

39

6698,01

6890

1,77

40

6890,01

7084

1,83

41

7084,01

7277

1,88

42

7277,01

7370

1,81

43

7370,01

7466

1,83

44

7466,01

7659

1,87

45

7659,01

7853

1,91

46

7853,01

8038

1,86

47

8038,01

8280

1,91

48

8280,01

8408

1,93

49

8408,01

8529

1,95

50

8529,01

8763

1,90

51

8763,01

9005

1,94

52

9005,01

9139

1,96

53

9139,01

9265

1,99

54

9265,01

9502

1,83

55

9502,01

9764

1,87

56

9764,01

10034

1,90

57

10034,01

10357

1,94

58

10357,01

10691

1,98

59

10691,01

11035

2,02

60

11035,01

11392

2,06

61

11392,01

11759

2,09

62

11759,01

12139

2,13

63

12139,01

12531

2,17

64

12531,01

12934

2,20

65

12934,01

13352

2,23

66

13352,01

13782

2,26

67

13782,01

14227

2,29

68

14227,01

14687

2,32

69

14687,01

15662

2,37

70

15662,01

16704

2,43

71

16704,01

999999

2,47