Stb. 2016, 315, datum inwerkingtreding 07-10-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2016.
2 Het bureau erkent een in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan
wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of Zwitserland gevolgde beroepsstage als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onder j, van de richtlijn, indien deze in overeenstemming is met de regels, bedoeld
in het derde lid, en houdt rekening met een in een derde land gevolgde beroepsstage.
Een erkenning van een beroepsstage als bedoeld in de eerste volzin vervangt niet het
verplicht af te leggen examen, bedoeld in artikel 23a, tweede lid, van de wet.
3 In een geval als bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn, bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, waarin octrooiaanvragen moeten zijn behandeld onder verantwoordelijkheid van een
octrooigemachtigde bekort met de duur van de gevolgde beroepsstage tot tenminste tot
één jaar.
4 Het bureau stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van het tweede lid en
voor de organisatie van de beroepsstage, met name betreffende de rol van de supervisor
van de beroepsstage.
5 De raad van toezicht beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 23a, vijfde lid,
van de wet binnen vier weken na ontvangst daarvan, dan wel binnen zestien weken na
ontvangst daarvan indien hij zich nader over de aanvraag wil beraden en hij daarvan
bericht doet aan de betrokkene. Indien de raad overweegt de aanvraag af te wijzen,
zijn de artikelen 23s en 23t van de wet van overeenkomstige toepassing.