Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos, van 18 november 1994, 94044496/2504, directie Wetgeving en Juridische
Zaken;
Gelet op de artikelen 10, eerste lid, 51, tweede en derde lid, 77, derde lid, 90,
91, eerste lid, 96a, eerste lid, 96c, tweede lid, en 115, eerste en tweede lid, van
de Wet op het basisonderwijs, artikel E 35, vierde lid, van de Overgangswet WBO en
de artikelen 9, derde lid, 19a, eerste lid, 59, tweede en derde lid, 85, derde lid,
88j, 88n, eerste lid, 93a, eerste lid, en 93d, tweede lid, van de Interimwet op het
speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 12 augustus 1994, nr. OR 94000411/1P);
De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1995, nr. W05.94.0703);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos, van 21 maart 1995, nr. 95003912/2504, directie Wetgeving en Juridische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: