Besluit van 6 april 1995, houdende vaststelling van regels over de rechtspositie van
de vrijwillige ambtenaren van politie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 13 februari 1995, directoraat-generaal
voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs
en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nr. EA94/1434;
Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 6 maart 1995, nummer W04.95.0071);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 29 maart 1995,
directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling
Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid,
nr. EA95/U741;
Hebben goedgevonden en verstaan: