Algemene bijstandswet

[Regeling vervallen per 01-07-2011.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-07-2002 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 06-07-2002 t/m 31-12-2002

Wet van 12 april 1995, houdende herinrichting van de Algemene Bijstandswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1973, 395) en de daarop berustende nadere regels en daartoe een nieuwe Algemene bijstandswet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

    • a. echtgenoot: geregistreerde partner;

    • b. echtgenoten: geregistreerde partners;

    • c. huwelijk: geregistreerd partnerschap;

    • d. gehuwd: als partner geregistreerd;

    • e. gehuwde: als partner geregistreerde;

    • f. gehuwden: als partners geregistreerden;

    • g. echtscheiding: beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

    • a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 3 Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 4 Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

    • b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

    • c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

    • d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel d.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het derde lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • b. alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • c. gezin:

    • 1°. de gehuwden tezamen;

    • 2°. de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

    • 3°. de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

  • d. kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    zelfstandige: de belanghebbende van 18 tot 65 jaar, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die:

    • 1°. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;

    • 2°. voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en

    • 3°. alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.

  • 2 Onder een woning wordt mede verstaan een woonwagen en een woonschip.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • b. bijzondere bijstand: de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan;

  • c. voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Hoofdstuk II. Het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. De kring van rechthebbenden

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Aan de zelfstandige die gedurende een redelijke termijn als zodanig werkzaam is geweest en wiens bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is, wordt gedurende ten hoogste 12 maanden algemene bijstand verleend. Verlenging van deze termijn met ten hoogste 24 maanden is mogelijk indien de oorzaak van de behoefte aan bijstand is gelegen in externe omstandigheden van tijdelijke aard.

  • 2 Aan de persoon of de echtgenoot van de persoon die uit hoofde van werkloosheid een uitkering ontvangt en die een bedrijf of zelfstandig beroep begint dat levensvatbaar is, wordt na beëindiging van die uitkering gedurende ten hoogste 36 maanden algemene bijstand verleend. Verlenging van deze termijn is mogelijk indien de belanghebbende om redenen van medische of sociale aard niet volledig beschikbaar is voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep.

  • 3 De zelfstandige wiens bedrijf of zelfstandig beroep niet levensvatbaar is heeft in zijn hoedanigheid van zelfstandige geen recht op bijstand, tenzij belanghebbende:

    • a. 55 jaar of ouder is, het bedrijf of zelfstandig beroep gedurende een aaneengesloten periode van 10 jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag heeft uitgeoefend en hieruit een inkomen geniet dat duurzaam ontoereikend is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien; dan wel

    • b. zich verplicht de activiteiten in het bedrijf of zelfstandig beroep zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 12 maanden, te beëindigen. Verlenging van deze termijn met ten hoogste 12 maanden is op verzoek van de belanghebbende mogelijk voor zover de beëindiging naar het oordeel van burgemeester en wethouders een langere termijn noodzakelijk maakt.

  • 4 Aan de zelfstandige die om gezondheidsredenen niet of slechts beperkt in staat is tot het uitoefenen van zijn bedrijf of zelfstandig beroep en die een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen heeft aangevraagd, wordt algemene bijstand verleend tot het tijdstip waarop een beslissing ingevolge genoemde wet is genomen. Daarna kan aan de belanghebbende in zijn hoedanigheid van zelfstandige slechts bijstand worden verleend met toepassing van het eerste, derde of vijfde lid.

  • 5 Bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal kan slechts worden verleend aan de zelfstandige bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, onderdeel a, alsmede in de tweede volzin van het vierde lid.

  • 6 Bijstandsverlening aan een persoon die algemene bijstand ontvangt, die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking kan gedurende een voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden worden voortgezet. In een zodanig geval:

    • a. is artikel 113, eerste lid, onder a, b, c, d en f, niet van toepassing;

    • b. is de belanghebbende verplicht mee te werken aan begeleiding door een door burgemeester en wethouders aangewezen derde; en

    • c. kan tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximumbedrag bijstand worden verleend ter voorziening in met de voorbereiding samenhangende kosten.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van de verlening van bijstand als bedoeld in dit artikel.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Geen recht op bijstand heeft degene:

    • a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

    • b. die zijn militaire of vervangende dienstplicht vervult;

    • c. die wegens werkstaking of uitsluiting niet deelneemt aan de arbeid, voor zover diens gebrek aan middelen daarvan het gevolg is;

    • d. die in Nederland zijn woonplaats heeft doch die, langer dan de gebruikelijke vakantieduur, verblijf houdt buiten Nederland;

    • e. die jonger is dan 18 jaar.

  • 3 Onze Minister kan regels stellen omtrent hetgeen wordt verstaan onder de gebruikelijke vakantieduur genoemd in het eerste lid, onderdeel d.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting voor justitiële jeugdbescherming zijnde een landelijke voorziening als bedoeld in artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:

  • a. de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

  • b. hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

§ 2. Personen aan wie bijstand kan worden verleend

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kunnen burgemeester en wethouders, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van paragraaf 1 bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

§ 3. Afstemming van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders stemmen de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokken persoon.

  • 2 Ten aanzien van de personen die een gezin vormen stemmen burgemeester en wethouders de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van het gezin.

  • 3 Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft.

  • 4 Van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van een of meer van de daar bedoelde personen afwijken indien dit gelet op alle omstandigheden noodzakelijk is.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.

§ 3a. Administratieve boeten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 14a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een boete.

  • 5 Degene aan wie een boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

  • 6 Voor zover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels gesteld.

Artikel 14b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien burgemeester en wethouders jegens de belanghebbende een handeling verrichten waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

  • 2 Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de belanghebbende een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de belanghebbende onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Op verzoek van de belanghebbende die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belanghebbende worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 4 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de belanghebbende in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 5 Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, dragen burgemeester en wethouders er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 14c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit waarbij de boete wordt opgelegd vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig artikel 14f zal worden tenuitvoergelegd.

  • 2 Op verzoek van de belanghebbende die het in het eerste lid bedoelde besluit wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in dat besluit vermelde informatie aan de belanghebbende wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 14d

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie.

  • 2 De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien ter zake van de gedraging tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3 Het openbaar ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mededeling aan burgemeester en wethouders.

Artikel 14e

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt opgelegd binnen een jaar nadat burgemeester en wethouders de belanghebbende overeenkomstig artikel 14b, vierde lid, in de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het openbaar ministerie aan burgemeester en wethouders heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

  • 2 Een boete wordt in elk geval niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 14f

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit waarbij een boete is opgelegd levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De titel heeft mede betrekking op de rente en kosten, bedoeld in het zevende lid.

  • 3 Indien degene aan wie een boete is opgelegd inmiddels bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede lid ontvangt van een andere gemeente dan de gemeente die de boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd.

  • 5 Indien degene aan wie een boete is opgelegd geen bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede of vierde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde en vierde lid niet mogelijk is, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn kosten betekend en tenuitvoergelegd.

  • 6 De tenuitvoerlegging van een besluit waarbij een boete is opgelegd vindt plaats met toepassing van het tweede, derde of vierde lid, dan wel van het vijfde lid, dan wel van het tweede, derde of vierde lid in combinatie met het vijfde lid.

  • 7 Bij gebreke van tijdige betaling wordt de verschuldigde boete verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

  • 11 Het tiende lid geldt niet zolang de belanghebbende zijn verplichting bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, niet of niet behoorlijk nakomt.

§ 4. Niet noodzakelijke kosten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, wordt niet geacht te verkeren in omstandigheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders:

    • a. bijzondere bijstand verlenen in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden, door een:

    • b. bijzondere bijstand verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt;

    • c. bijstand verlenen aan de zelfstandige ter gedeeltelijke of volledige betaling van een bedrijfsschuld, mits de bijstand wordt verleend op grond van artikel 8, vijfde lid.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:

  • a. de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

  • b. de betaling van een boete;

  • c. geleden of toegebrachte schade;

  • d. vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering.

§ 5. Verhouding tot voorliggende voorzieningen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

  • 2 Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen burgemeester en wethouders voor de aldaar bedoelde kosten bijstand verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn.

  • 4 Geen bijstand wordt verleend voor kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor voorlichting en bemiddeling ten behoeve van de belanghebbende die noodzakelijk zijn voor de inschakeling van een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk III. De vorm van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Tenzij in deze wet anders is bepaald wordt de bijstand verleend om niet.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft recht op bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, anders dan ingevolge dit artikel, van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd.

  • 2 Indien voor de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, recht op algemene bijstand bestaat, heeft die bijstand de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek:

    • a. indien de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon, bedoeld in artikel 55, eerste lid; en

    • b. voor zover het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf op grond van het derde lid niet buiten beschouwing blijft.

  • 3 Van het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf blijft buiten beschouwing:

    • a. € 6 807 alsmede de helft van het meerdere, doch in totaal ten hoogste € 27 227; en

    • b. het bedrag waarmee het bij de aanvang van de bijstandsverlening aanwezige overige vermogen minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 54.

  • 4 Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, indien wordt voldaan aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 5 Indien de bijstand naar verwachting minder bedraagt dan het bedrag bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kunnen burgemeester en wethouders deze bijstand uitsluitend verstrekken in de vorm van een geldlening, borgtocht of een uitkering om niet.

  • 6 Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing:

    • a. op de zelfstandige;

    • b. indien het een woonwagen betreft.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek wordt verleend.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.

  • 2 Indien een geldlening als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt stemmen burgemeester en wethouders de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. De aflossingsbedragen worden zodanig vastgesteld dat de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bijstand aan een zelfstandige ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt verleend in de vorm van een rentedragende geldlening of borgtocht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de daar bedoelde bijstand onder toepassing van bij algemene maatregel van bestuur te stellen nadere voorwaarden:

    • a. verleend in de vorm van een bedrag om niet indien het inkomen van de zelfstandige duurzaam lager is dan de som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de verleende bijzondere bijstand en diens vermogen een zekere grens niet te boven gaat;

    • b. ambtshalve geheel of gedeeltelijk omgezet in een bedrag om niet indien het inkomen van de zelfstandige gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden lager is dan de som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de verleende bijzondere bijstand en diens vermogen een zekere grens niet te boven gaat.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien aan een zelfstandige op grond van artikel 8, anders dan ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, bijstand wordt verleend, heeft deze bijstand voorlopig de vorm van een renteloze geldlening die in maandelijkse termijnen wordt uitbetaald.

  • 2 Zodra het inkomen bekend is over het boekjaar waarin de in het eerste lid bedoelde bijstand is verleend, wordt de hoogte van deze bijstand definitief vastgesteld en vindt, voor zover het vermogen van de zelfstandige een bij algemene maatregel van bestuur te stellen grens niet te boven gaat, tot die hoogte omzetting plaats in een bedrag om niet.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt de daar bedoelde bijstand verleend als een bedrag om niet indien:

    • a. de uitkeringsduur ten hoogste zes maanden is;

    • b. de inkomensvorming in het betreffende bedrijf of zelfstandig beroep regelmatig over het jaar verloopt en het inkomen duurzaam lager is dan de som van de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de verleende bijzondere bijstand; en

    • c. het vermogen van de zelfstandige een bij algemene maatregel van bestuur te stellen grens niet te boven gaat.

Artikel 23a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Indien de belanghebbende in aansluiting op de voorbereidingsperiode:

    • a. geen bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een bedrag om niet;

    • b. een bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een rentedragende geldlening. De bij en krachtens artikel 22 gestelde regels zijn op deze geldlening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bijstand kan eveneens worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:

  • a. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

  • b. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • c. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; dan wel

  • d. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De bijstand die met toepassing van artikel 74 bij wijze van voorschot wordt verleend, heeft de vorm van een renteloze geldlening.

Artikel 25a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De bijstand die met toepassing van artikel 144a wordt verleend heeft voorlopig de vorm van een renteloze geldlening. Het bepaalde bij en krachtens artikel 23, tweede lid, is op deze geldlening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV. De hoogte van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Afdeling 1. Algemene bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onverminderd hoofdstuk II heeft de alleenstaande of het gezin recht op algemene bijstand indien:

    • a. het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm, bedoeld in paragraaf 2 en 3; en

    • b. er geen in aanmerking te nemen vermogen is.

  • 2 De hoogte van de algemene bijstand is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm, bedoeld in paragraaf 2 en 3.

  • 3 In de algemene bijstand is een vakantietoeslag begrepen ter hoogte van 5,2 procent [Red: per 6 juli 2002: 4,9 procent] van die bijstand.

  • 4 De algemene bijstand wordt verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verleent, krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de over die bijstand verschuldigde ziekenfondspremie.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De algemene bijstand wordt per kalendermaand vastgesteld.

  • 2 De algemene bijstand wordt vastgesteld over het deel van de kalendermaand waarover recht op bijstand bestaat, indien de alleenstaande of het gezin voorafgaand aan of volgend op de bijstandsverlening:

    • a. gedurende een periode van ten minste 30 dagen geen algemene bijstand ontvangt; of

    • b. anderszins geen recht op algemene bijstand heeft.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de algemene bijstand over een langere periode vast te stellen voor zover het patroon van de inkomensverwerving en de hoogte daarvan daartoe aanleiding geeft.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Deze afdeling is niet van toepassing op bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.

§ 2. De bijstandsnorm

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen is de bijstandsnorm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar f 321,74 [Red: per 6 juli 2002: € 192,53] ;

    • b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: f 643,48 [Red: per 6 juli 2002: € 385,06] ;

    • c. gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: f 225,86 [Red: per 6 juli 2002: € 749,63] .

  • 2 Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen is de bijstandsnorm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar f 683,39 [Red: per 6 juli 2002: € 415,37] ;

    • b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: f 1 005,13 [Red: per 6 juli 2002: € 607,90] ;

    • c. gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: f 1 587,51 [Red: per 6 juli 2002: € 972,47] .

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is de bijstandsnorm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande: f 904,12 [Red: per 6 juli 2002: € 557,10] ;

    • b. een alleenstaande ouder: f 265,76 [Red: per 6 juli 2002: € 779,93] ;

    • c. gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar: f 1 808,23 [Red: per 6 juli 2002: € 1.114,19] .

  • 2 Voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder is de bijstandsnorm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande: f 1423,70 [Red: per 6 juli 2002: € 825,35] ;

    • b. een alleenstaande ouder: f 1823,21 [Red: per 6 juli 2002: € 1.048,18] ;

    • c. gehuwden waarvan beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn: f 2030,90 [Red: per 6 juli 2002: € 1.163,12] ;

    • d. gehuwden waarvan een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar: f 2009,47 [Red: per 6 juli 2002: € 1.175,42] .

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij een verblijf in een inrichting is de bijstandsnorm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande of een alleenstaande ouder: f 509,38 [Red: per 6 juli 2002: € 244,87] ;

    • b. gehuwden: f 792,37 [Red: per 6 juli 2002: € 380,90] .

  • 2 Indien een van de gehuwden in een inrichting verblijft, is de bijstandsnorm de som van de bijstandsnormen die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, is voor de rechthebbende echtgenoot de bijstandsnorm gelijk aan de bijstandsnorm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

§ 3. Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders verhogen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, de bijstandsnorm met een toeslag voor zover de belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2 De toeslag bedraagt ten hoogste f 361,65 [Red: per 6 juli 2002: € 222,84] per kalendermaand.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders kunnen voor gehuwden, waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar, de bijstandsnorm verlagen voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de bijstandsnorm, bedoeld in de artikelen 29 en 30, eerste lid, of de toeslag, bedoeld in artikel 33 lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de bijstandsnorm of de toeslag, bedoeld in artikel 33 lager vaststellen voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding:

  • 2 Van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid, is sprake zolang nog geen periode van een half jaar is verstreken, gerekend vanaf het tijdstip van die beëindiging.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar de toeslag bedoeld in artikel 33 afwijkend vaststellen voor zover zij van oordeel zijn dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het gemeentebestuur stelt bij verordening vast voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald.

  • 2 In de verordening bedoeld in het eerste lid stelt het gemeentebestuur in elk geval vast dat:

    • a. onverminderd artikel 35, 36 en 37, de toeslag bedoeld in artikel 33 voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het in dat artikel genoemde maximumbedrag;

    • b. jegens een belanghebbende niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid.

  • 4 Verhoging of verlaging van de bijstandsnorm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt plaats onverminderd artikel 13, eerste lid.

Afdeling 2. Bijzondere bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onverminderd hoofdstuk II heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht.

  • 2 In afwijking van artikel 6, onderdeel b, kan bijzondere bijstand ook aan een persoon, behorend tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder dat behoeft te worden nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 3 Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, wordt de bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, alsmede met de over die bijstand verschuldigde ziekenfondspremie.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Voor de vaststelling van de draagkracht nemen burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk in beschouwing:

    • a. het in aanmerking te nemen vermogen;

    • b. het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3.

  • 2 Burgemeester en wethouders bepalen de duur van de periode waarover de draagkracht in aanmerking wordt genomen alsmede het tijdstip waarop deze periode begint.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders zijn bij de toepassing van artikel 39, eerste lid, bevoegd om voor de daar bedoelde kosten geheel of gedeeltelijk geen bijstand te verlenen voor zover deze kosten over een periode van twaalf maanden een bedrag van f 183 [Red: per 6 juli 2002: € 106,00] niet te boven gaan.

Afdeling 3. De middelen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen, bedoeld in de eerste zin, behoort in elk geval de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Tot de middelen van de belanghebbende worden mede de middelen gerekend die ten behoeve van zijn levensonderhoud door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen.

  • 2 Niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend:

    • a. de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in de bijstand begrepen persoon;

    • b. kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;

    • c. de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • d. huursubsidie ontvangen op grond van de Huursubsidiewet, of een bijzondere bijdrage in de huurlasten ontvangen op grond van artikel 26b van die wet;

    • e. vergoedingen en tegemoetkomingen voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, tenzij voor deze kosten bijstand wordt verleend;

    • f. vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen als bedoeld in Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen en verstrekkingen bijstand wordt verleend;

    • g. inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, tenzij het de verlening van bijzondere bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van die kinderen;

    • h. rente ontvangen over op grond van artikel 52, eerste lid, onderdelen b, c en d, niet in aanmerking genomen vermogen en spaargelden;

    • i. een eenmalige premie voor het voltooien van een scholing of opleiding als bedoeld in artikel 114, voor zover een bedrag van f 2670,- [Red: per 6 juli 2002: € 1.285,00] niet wordt overschreden;

    • j. premies die al dan niet eenmalig boven het rechtens geldende loon worden verstrekt voor het aanvaarden of behouden van arbeid, voor zover deze premies binnen een tijdvak van een jaar te zamen minder bedragen dan f 3970,- [Red: per 6 juli 2002: € 1.906,00] ;

    • k. een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is;

    • l. de eenmalige uitkering toegekend aan oud-mijnwerkers in verband met silicose;

    • m. inkomsten uit arbeid tot f 181,- [Red: per 6 juli 2002: € 87,00] per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 332,- [Red: per 6 juli 2002: € 160,00] per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en behoort tot een categorie van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel 113, eerste lid, niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 107, tweede lid, of 113, vierde lid;

    • n. inkomsten uit arbeid tot f 181,- [Red: per 6 juli 2002: € 87,00] per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 332,- [Red: per 6 juli 2002: € 160,00] per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en hij behoort tot een categorie van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd;

    • o. de eenmalige uitkering ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;

    • p. subsidies die op grond van artikel 3 van de Wet inschakeling werkzoekenden worden verstrekt voor het onverplicht, in georganiseerd verband, verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten, voorzover deze subsidies:

    • q. eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

    • r. individuele uitkeringen in het kader van tegoeden Tweede Wereldoorlog aan leden van de Joodse, Sinti, Roma en Indische gemeenschappen.

  • 3 Een uitkering tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die de belanghebbende jonger dan 21 jaar van zijn ouder of ouders ontvangt, wordt niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend voor zover deze uitkering op grond van artikel 10 reeds in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand.

  • 4 Onze Minister kan regels stellen omtrent de gevallen waarin:

    • a. het tweede lid, onderdeel j of n, niet van toepassing is;

    • b. een uitkering als bedoeld in het tweede lid, onderdeel k, niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend wordt.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bij de vaststelling van de middelen worden giften van instellingen en personen niet in aanmerking genomen voor zover dit, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De middelen worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van:

    • a. de daarover door de belanghebbende verschuldigde loonbelasting of inkomstenbelasting;

    • b. de daarover door de belanghebbende verschuldigde premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en ziekenfondspremie dan wel een inhouding die met een of meer van deze premies overeenkomt;

    • c. ten laste van de belanghebbende komende verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling en daarmee vergelijkbare regelingen; en

    • d. andere ten laste van de belanghebbende komende verplichte inhoudingen.

  • 2 Bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige worden de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over inkomen waarover geen loonbelasting is geheven gesteld op 28 [Red: per 1 januari 2002: 20 procent] procent van dat inkomen.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister stelt regels voor het in aanmerking nemen van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen.

§ 2. Het inkomen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onder inkomen wordt verstaan de op grond van paragraaf 1 in aanmerking genomen middelen voor zover deze:

    • a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie voor het voltooien van een scholing of opleiding of voor het aanvaarden of behouden van betaalde arbeid of een subsidie voor het onverplicht, in georganiseerd verband, verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of uit het hebben van een of meer kostgangers, sociale-zekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting en premies volksverzekeringen, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en

    • b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.

  • 2 Middelen die het karakter hebben van uitgesteld inkomen worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze zijn verworven. Middelen die het karakter hebben van doorbetaling van inkomen over een periode worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze te gelde kunnen worden gemaakt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige rekening gehouden met het inkomen over een boekjaar, zoals dat aan de hand van zijn administratie wordt vastgesteld. Een teruggave van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen wordt bij een zelfstandige niet als inkomen aangemerkt.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien inkomen in natura in aanmerking wordt genomen wordt de waarde daarvan vastgesteld op de daaruit voortvloeiende lagere bestaanskosten.

  • 2 Het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 wordt in aanmerking genomen naar het normbedrag voor levensonderhoud waarnaar deze is berekend, met dien verstande dat het normbedrag voor levensonderhoud als bedoeld in artikel 3.2 van die wet wordt gesteld op:

    • a. voor een thuisinwonende studerende: f 458,43 [Red: per 1 januari 2002: € 259,16] per kalendermaand;

    • b. voor een uitwonende studerende: f 823,58 [Red: per 1 januari 2002: € 465,57] per kalendermaand.

  • 4 Indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, worden de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking genomen voor zover burgemeester en wethouders daarmee nog geen rekening hebben gehouden bij de vaststelling van de verhoging of verlaging van de bijstandsnorm als bedoeld in afdeling 1, paragraaf 3.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de bijstand een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten tot een bedrag van:

  • a. voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder: f 28,35 [Red: per 1 januari 2002: € 15,95] per kalendermaand;

  • b. voor de gehuwden tezamen: f 56,70 [Red: per 1 januari 2002: € 31,90] per kalendermaand.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, wordt zijn inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de gehuwden te zamen, met inbegrip van de bijstand die zou worden verleend indien zijn inkomen niet in aanmerking wordt genomen, meer zou bedragen dan de op grond van afdeling 1 vast te stellen bijstandsnorm voor gehuwden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien de gehuwden gescheiden leven, doch niet duurzaam gescheiden, het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoot slechts in aanmerking genomen voor zover het de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3 te boven gaat.

  • 4 Voor de vaststelling van het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoot is deze afdeling van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Het vermogen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onder vermogen wordt verstaan:

    • a. de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin bij de aanvang van de bijstandsverlening beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de op dat tijdstip aanwezige schulden;

    • b. de op grond van paragraaf 1 in aanmerking genomen middelen die worden ontvangen tijdens de periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan, voor zover deze geen inkomen zijn als bedoeld in artikel 47.

  • 2 Bij de verlening van bijstand aan een zelfstandige die het bedrijf of zelfstandig beroep tezamen met een of meer anderen uitoefent, wordt onder vermogen mede verstaan het vermogen van die anderen.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen:

    • a. bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

    • b. het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 54;

    • c. vermogen ontvangen tijdens de periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan, tot het bedrag dat het bij de aanvang van de bijstandsverlening aanwezige vermogen minder bedroeg dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 54;

    • d. spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;

    • e. een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, vanuit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

  • 2 Voor de zelfstandige wordt niet als vermogen in aanmerking genomen:

    • a. bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

    • b. het voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep noodzakelijke vermogen, waaronder mede begrepen het vermogen gebonden in de door de zelfstandige of zijn gezin in eigendom bewoonde woning met bijbehorend erf.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economisch verkeer.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de vaststelling van het vermogen, gebonden in de door de belanghebbende of zijn gezin in eigendom bewoonde woning met bijbehorend erf.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de vaststelling van het voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep noodzakelijke vermogen van de zelfstandige.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De in artikel 52, eerste lid, onderdeel b en c, bedoelde vermogensgrens is:

  • a. voor een alleenstaande: f 8 600 [Red: per 1 januari 2002: € 4.820,00] ;

  • b. voor een alleenstaande ouder: f 17 200 [Red: per 1 januari 2002: € 9.640,00] ;

  • c. voor de gehuwden te zamen: f 17 200 [Red: per 1 januari 2002: € 9.640,00] .

Afdeling 4. Aanpassing van bedragen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend voor een werknemer, jonger dan 65 jaar, rekening houdend met uitsluitend tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964, over het minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag daarover, vermeerderd met het werkgeversaandeel in de ziekenfondspremie en verminderd met de premies werknemersverzekeringen. De loonbelasting en de premies volksverzekeringen in te houden van de aanspraak op vakantiebijslag over het minimumloon, worden berekend met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt.

  • 3 Indien ingevolge een van de sociale verzekeringswetten een premie wordt ingehouden waarvan het percentage per bedrijfstak verschilt, wordt met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels bij ministeriële regeling voor de toepassing van het eerste lid een gemiddeld percentage vastgesteld.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onze Minister herziet, met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt:

    • a. met het percentage van deze wijziging, de bijstandsnormen genoemd in artikel 29 en artikel 30, eerste lid, en het bedrag genoemd in artikel 33, tweede lid;

    • b. het percentage, genoemd in artikel 26, derde lid, zodanig dat dit gelijk is aan de procentuele verhouding tussen de netto aanspraak op minimumvakantietoeslag over het minimumloon en de som van het netto minimumloon en de netto aanspraak op minimumvakantietoeslag daarover.

  • 2 Onze Minister herziet, met ingang van de dag waarop het netto minimumloon zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag wijzigt, met het percentage van deze wijziging, de bedragen genoemd in artikel 43, tweede lid, onderdelen i, j, m, n en p.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister herziet de bedragen genoemd in artikel 30, tweede lid, met ingang van de dag waarop het netto ouderdomspensioen en de daarbij behorende vakantie-uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet wijzigen, met het percentage van die wijziging.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onze Minister herziet met ingang van de dag waarop het bruto minimumloon wijzigt, met het percentage van deze wijziging, het in artikel 41 genoemde bedrag.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onze Minister herziet, met ingang van de dag waarop het netto minimumloon en de daarop aan te brengen correctie, bedoeld in het derde lid, of de gemiddelde nominale premies op grond van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wijzigen, met het percentage van deze wijziging, de bijstandsnormen genoemd in artikel 31, eerste lid, nadat daarop de gemiddelde nominale premie in mindering is gebracht die de alleenstaande of de gehuwden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verschuldigd zijn. Het aldus gewijzigde bedrag wordt vervolgens verhoogd met de gemiddelde nominale premie die de alleenstaande of de gehuwden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verschuldigd zijn.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde correctie is het procentuele verschil van de wijziging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie en het prijsindexcijfer voor het onderdeel energie daarvan.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister herziet met ingang van de dag waarop de som van de budgetten voor levensonderhoud, genoemd in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet studiefinanciering 2000 en het bedrag dat op grond van artikel 3.29, eerste lid, van die wet wordt verstrekt aan een studerende die ten onrechte over een kalendermaand geen reisvoorziening ontvangt, de in artikel 48, tweede lid, genoemde bedragen zodanig dat deze gelijk zijn aan deze som.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister herziet, met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, met de procentuele stijging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie, de in artikel 49 en artikel 54 genoemde bedragen.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister stelt het in artikel 45, tweede lid, genoemde percentage zodanig vast dat dit gelijk is aan het bedrag dat voor personen jonger dan 65 jaar over de algemene bijstand verschuldigd is aan loonbelasting en premies volksverzekeringen, uitgedrukt als een percentage van de algemene bijstand verhoogd met deze loonbelasting en premies.

Hoofdstuk V. Het geldend maken van het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het recht op bijstand bestaat jegens burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat aan ondernemers in de binnenvaart die in een daarbij aangegeven gebied verblijven, bijstand wordt verleend door burgemeester en wethouders van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

  • 4 Onder een ondernemer in de binnenvaart als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan de zelfstandige die arbeid verricht door:

    • a. het vervoeren of opslaan van goederen met behulp van een schip dat bestemd is of gebruikt wordt voor het vervoer van goederen op de Nederlandse binnenwateren, stromen en riviermonden, alsmede op de Dollard, de Waddenzee en het IJsselmeer;

    • b. het slepen of duwen van de in onder a bedoelde schepen met een boot die blijkens zijn bouw daarvoor is bestemd en niet tevens is ingericht voor het vervoer van goederen.

Artikel 63a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Indien het een aanvraag betreft van andere dan algemene bijstand of van algemene bijstand aan personen die in een inrichting verblijven, aan personen van 65 jaar of ouder, aan personen zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of aan zelfstandigen, wordt, in afwijking van het eerste lid, de aanvraag ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ook andere aanvragen dan in het tweede lid bedoeld, in afwijking van het eerste lid, bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

  • 4 Het gemeentebestuur kan, in overeenstemming met de Centrale organisatie werk en inkomen, bij verordening categorieën van aanvragen vaststellen die, in afwijking van het tweede of derde lid, bij de Centrale organisatie werk en inkomen worden ingediend.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien doorzending van de aanvraag naar burgemeester en wethouders van een andere gemeente heeft plaatsgevonden en deze van oordeel zijn dat zij evenmin de aanvraag dienen te behandelen, terwijl geen zekerheid kan worden verkregen over de in artikel 63 bedoelde woonplaats, dragen burgemeester en wethouders die de doorgezonden aanvraag hebben ontvangen er zorg voor dat het geschil aanhangig wordt gemaakt.

  • 2 In afwachting van een beslissing inzake een geschil over toepassing van het eerste lid bestaat het recht op bijstand jegens burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende werkelijk verblijft.

  • 3 Het eerste en het tweede lid van artikel 68 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de daar genoemde termijnen beginnen te lopen vanaf de mededeling van die doorzending of beslissing.

  • 4 Kosten van bijstand verleend ingevolge het tweede lid worden vergoed door de gemeente waarvan de taak is waargenomen.

§ 2. Inlichtingenverplichting en onderzoek

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De belanghebbende doet aan burgemeester en wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald.

  • 2 De belanghebbende is verplicht aan burgemeester en wethouders desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3 De belanghebbende is voorts verplicht aan burgemeester en wethouders desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 4 Burgemeester en wethouders stellen bij de uitvoering van deze wet ten aanzien van een belanghebbende op wie de verplichting bedoeld in het vierde lid rust, de identiteit vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en nemen de aard en het nummer daarvan op in de administratie.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Burgemeester en wethouders onderzoeken de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens en stellen zonodig een onderzoek in naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft besluiten burgemeester en wethouders tot herziening van de bijstand.

  • 3 Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig een heronderzoek naar de voor het recht op bijstand van belang zijnde gegevens. Het heronderzoek strekt zich mede uit tot de naleving van de aan de bijstand verbonden verplichtingen. Burgemeester en wethouders beoordelen tevens of er aanleiding bestaat de verplichtingen aan te vullen dan wel te wijzigen.

  • 4 Het in het derde en vierde lid bedoelde onderzoek omvat, tenzij op grond van artikel 107 ontheffing is verleend van de verplichtingen gericht op inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking, mede een onderzoek naar de mogelijkheden van de belanghebbende om door arbeid zelfstandig in het bestaan te voorzien alsmede de wijze waarop deze mogelijkheden kunnen worden vergroot.

  • 5 Bij beëindiging van de bijstand nemen burgemeester en wethouders, na onderzoek, tijdig een besluit met betrekking tot de wederzijds tussen de gemeente en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afwikkeling daarvan.

  • 6 Burgemeester en wethouders onderzoeken regelmatig de financiële omstandigheden van degene aan wie zij betalings- en aflossingsverplichtingen hebben opgelegd met betrekking tot de verleende algemene bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, besluiten burgemeester en wethouders tot wijziging van de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen.

§ 3. De aanvraag

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.

  • 2 De bijstand wordt door de echtgenoten gezamenlijk aangevraagd dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3 Burgemeester en wethouders stellen het recht op bijstand ambtshalve vast indien een van de echtgenoten niet met de aanvraag instemt, doch bijstandsverlening, gezien de belangen van de overige gezinsleden, niettemin geboden is.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag door de Centrale organisatie werk en inkomen bij een aanvraag als bedoeld in artikel 63a, eerste of vierde lid, of door burgemeester en wethouders bij een aanvraag als bedoeld in artikel 63a, tweede of derde lid, vast of recht op bijstand bestaat. Indien het een aanvraag betreft om als zelfstandige bijstand te ontvangen, bedraagt deze termijn dertien weken.

  • 2 Indien het een aanvraag betreft om als zelfstandige bijstand te ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders de termijn, bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid, met ten hoogste dertien weken verlengen, indien zij niet in staat zijn tijdig een besluit te nemen. Van de verlenging doen zij mededeling aan de belanghebbende, onder vermelding van het tijdstip waarop de termijn voor het nemen van een besluit zal verstrijken.

  • 3 Burgemeester en wethouders besluiten niet tot toekenning van bijstand dan nadat de juistheid en volledigheid van de door de belanghebbende verstrekte gegevens is onderzocht.

  • 4 Als buiten toedoen van de belanghebbende het onderzoek naar de juistheid en de volledigheid van de door hem verstrekte gegevens niet binnen de beslistermijn kan worden voltooid, besluiten burgemeester en wethouders op de aanvraag op voet van de dan bekende gegevens.

Artikel 68a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

  • 2 De belanghebbende heeft zich gemeld als zijn naam, adres en woonplaats zijn geregistreerd en hij in staat is gesteld zijn aanvraag in te dienen bij de Centrale organisatie werk en inkomen, als het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 63a, eerste of vierde lid, of bij burgemeester en wethouders, als het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 63a, tweede of derde lid.

  • 3 Indien de belanghebbende de aanvraag niet zo spoedig mogelijk indient nadat hij zich heeft gemeld en hem dit te verwijten valt, kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend.

§ 4. Opschorting en herziening van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, schorten burgemeester en wethouders het recht op bijstand op:

    • a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 2 Burgemeester en wethouders doen mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

  • 4 Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, trekken burgemeester en wethouders na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand in met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

  • 5 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.

Artikel 69a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien bij de beoordeling van het recht op bijstand blijkt, dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, schorten burgemeester en wethouders het recht op bijstand op.

  • 2 Geen opschorting vindt plaats:

    • a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de bijstand;

    • b. indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c. indien daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders dringende redenen aanwezig zijn.

  • 3 Burgemeester en wethouders doen schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende, en stellen hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn.

  • 4 De opschorting wordt beëindigd zodra het aan burgemeester en wethouders gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het derde lid gestelde termijn nog bestaat, herzien burgemeester en wethouders het besluit tot toekenning van de bijstand, of trekken zij dit in, met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

§ 5. Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij een besluit tot toekenning of voortzetting van bijstand wordt, in een bijlage, mededeling gedaan van de rechten en plichten van de belanghebbende, die verband houden met de toekenning of voortzetting van bijstand. Hierbij wordt ten minste mededeling gedaan van:

    • a. de verplichtingen tot het doen van mededelingen en het verlenen van medewerking, bedoeld in artikel 65;

    • b. de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk VIII die in het betrokken geval aan de bijstand zijn verbonden.

  • 2 Bij een besluit tot herziening van bijstand wordt mededeling gedaan van de herziening en, in een bijlage, van de op die herziening betrekking hebbende gewijzigde rechten en plichten van de belanghebbende. Voorts wordt, indien daarvoor aanleiding bestaat, in deze bijlage nogmaals mededeling gedaan van de eerder aan de bijstand verbonden rechten en plichten, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien burgemeester en wethouders ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 111, eerste lid, ten behoeve van de belanghebbende een plan hebben opgesteld of hebben laten opstellen, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces, wordt dit opgenomen in een bijlage bij het besluit tot toekenning, voortzetting of herziening van bijstand.

  • 4 De belanghebbende tekent, indien een plan als bedoeld in het derde lid wordt opgesteld, een exemplaar van de bijlage, bedoeld in het derde lid, of, indien een dergelijk plan niet wordt opgesteld, een exemplaar van de bijlage, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor gezien en verstrekt dit aan burgemeester en wethouders. De bijlage wordt tevens getekend door burgemeester en wethouders.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dit artikel.

§ 6. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot:

Hoofdstuk VI. De betaling van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De algemene bijstand wordt uitbetaald aan ieder van de rechthebbende echtgenoten voor de helft dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders betalen de algemene bijstand maandelijks achteraf.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de algemene bijstand over een kortere of langere periode te betalen, indien dit gelet op de omstandigheden van de belanghebbende wenselijk is.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt de vakantietoeslag, voor zover niet reeds eerder betaald, jaarlijks betaald in de maand juni over de aan die maand voorafgaande 12 maanden, dan wel in de maand waarin de algemene bijstand eindigt.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, indien de noodzaak daartoe aannemelijk is, zonder voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 66, bij wijze van voorschot bijstand te verlenen met inachtneming van artikel 25.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde voorschot kan worden verleend zolang de termijn bedoeld in artikel 68 niet is verstreken en burgemeester en wethouders nog geen besluit inzake de verlening van bijstand hebben bekendgemaakt.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde voorschot kan geen betrekking hebben op bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien algemene bijstand wordt verleend over een periode, waarover een voorschot is ontvangen met toepassing van artikel 31, tweede lid, van de Werkloosheidswet, al dan niet met gelijktijdige toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Toeslagenwet, en dit voorschot door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt teruggevorderd, kan deze bijstand zonder machtiging van de belanghebbende tot het bedrag van dit voorschot aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden betaald.

  • 2 In het geval, bedoeld in het eerste lid, vergoedt de gemeente aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tevens de over de te verlenen bijstand verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en de ziekenfondspremie.

  • 3 Indien bijstand wordt verleend over een periode waarover met toepassing van artikel 74 een voorschot is verleend, kan deze bijstand zonder machtiging van de belanghebbende worden verrekend met dit voorschot.

Artikel 76

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Ingeval van overlijden van een van de echtgenoten, van de alleenstaande ouder of van het laatste ten laste komende kind van de alleenstaande ouder, wordt de algemene bijstand tot en met één maand na de dag van het overlijden, betaald naar de op het moment van overlijden van toepassing zijnde bijstandsnorm aan de andere echtgenoot, de ten laste komende kinderen, onderscheidenlijk de gewezen alleenstaande ouder.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De bijstand is niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.

  • 2 Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag.

  • 4 Een machtiging tot het in ontvangst nemen van de bijstand, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

  • 5 Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.

§ 2. Terugvordering

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Kosten van bijstand worden door de gemeente teruggevorderd in de gevallen en naar de regels aangegeven in deze paragraaf.

  • 2 Het in aanmerking nemen van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen wordt niet als terugvordering beschouwd.

  • 3 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 78a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van belanghebbende, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering van bijstand af te zien, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van:

    • a. de terugvordering van bijstand als gevolg van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

    • b. vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

  • 3 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 4 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

Artikel 78b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.

Artikel 78c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

    • a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    • c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

    • d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien ten aanzien van een tot het gezin behorende persoon toepassing is gegeven aan artikel 13, vierde lid, wordt het verschil tussen de verleende bijstand en de bijstand welke, zonder die toepassing, als gezinsbijstand zou zijn verleend, teruggevorderd van de in artikel 13, tweede lid, bedoelde personen naar de mate waarin met hun middelen bij de verlening van gezinsbijstand rekening zou zijn gehouden.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders vorderen een ingevolge artikel 74 verleend voorschot terug van de belanghebbende voor zover zij na onderzoek vaststellen dat over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bijstand die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 14 of 69, derde of vierde lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

  • 2 Hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald wordt teruggevorderd voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen.

  • 3 Terugvordering als bedoeld in het tweede lid vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 82

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Kosten van bijstand worden van de belanghebbende teruggevorderd voor zover:

  • a. hij naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, beschikt of kan beschikken;

  • b. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door hem vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Kosten van bijstand verleend in de vorm van geldlening worden ingevolge deze paragraaf van de belanghebbende teruggevorderd, indien hij de hieruit voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.

  • 2 Kosten van bijstand voortvloeiende uit gestelde borgtocht worden van de hoofdschuldenaar teruggevorderd.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de bijstand op grond van artikel 13, tweede lid, is verleend worden voor de toepassing van deze paragraaf als belanghebbenden aangemerkt de in dat artikel bedoelde personen.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Terugvordering geschiedt door burgemeester en wethouders van de gemeente die de bijstand heeft verleend.

  • 2 Indien een gemeente ingevolge artikel 64, vierde lid, gehouden is kosten van bijstand over een bepaalde periode aan een andere gemeente te vergoeden, geschiedt de terugvordering over die periode, voor zover zij nog niet heeft plaatsgehad, door burgemeester en wethouders van eerstgenoemde gemeente.

Artikel 86

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit tot terugvordering vermeldt hetgeen teruggevorderd wordt, de termijn of termijnen waarbinnen moet worden betaald, alsmede dat het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, op de wijze als omschreven in artikel 87 zal worden tenuitvoergelegd.

  • 2 De persoon van wie kosten van bijstand worden teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor terugvordering ingevolge deze paragraaf van belang zijn.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit tot terugvordering levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Indien de kosten op verschillende tijdstippen zijn gemaakt, heeft de terugvordering van de eerstgemaakte kosten voorrang.

Artikel 90

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onder kosten van bijstand in de zin van deze paragraaf wordt verstaan de door de gemeente betaalde bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de ziekenfondspremie, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Hoofdstuk VII. Verhaal

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Kosten van bijstand worden door de gemeente verhaald in de gevallen en naar de regels aangegeven in dit hoofdstuk.

  • 2 De gemeente kan van verhaal geheel of gedeeltelijk afzien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

  • 3 Buiten de gevallen aangegeven in dit hoofdstuk vindt geen verhaal plaats.

Artikel 93

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Kosten van bijstand worden tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verhaald:

  • a. op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b. op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c. op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend.

Artikel 93a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In afwijking van artikel 93 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c. de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 3 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

Artikel 94

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet dan wel slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een der partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 93 of 94 en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

  • 2 Het besluit tot verhaal overeenkomstig het eerste lid wordt bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

  • 3 Degene op wie wordt verhaald kan binnen de termijn van het tweede lid tegen het besluit in verzet komen door een verzoekschrift aan de rechtbank. Het verzet kan niet gegrond zijn op de bewering dat de uitkering tot onderhoud ten onrechte is opgelegd of onjuist is vastgesteld. Indien tijdig verzet is gedaan wordt de invordering eerst voortgezet zodra het verzet is ingetrokken of ongegrond verklaard.

  • 4 Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven is de gemeente, met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt, bevoegd tot invordering van het verschuldigde over te gaan.

  • 5 Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.

Artikel 96a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien degene, die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag verschuldigd ingevolge artikel 93 of 94 is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.

  • 2 De vertrekgemeente blijft bevoegd tot tenuitvoerlegging voor zover het gaat om betalingsachterstanden terzake van verhaal van bijstand die door die gemeente is verleend.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag kan op verzoek van de gemeente of van degene op wie verhaal wordt uitgeoefend door de rechter worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden.

  • 2 De gemeente kan aan de rechter verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

    • a. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in deartikelen 157 en 401 van dat boek;

    • b. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Kosten van bijstand worden verhaald op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien.

  • 2 Het verhaal geschiedt voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Kosten van bijstand worden verhaald op de nalatenschap van de persoon indien sprake is van een situatie als bedoeld in deartikelen 79, 81 en 82 en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden.

  • 2 Kosten van bijstand verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht worden op de nalatenschap van de persoon verhaald.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Degene op wie verhaal wordt gezocht is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor verhaal ingevolge dit hoofdstuk van belang zijn.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit tot verhaal ingevolge dit hoofdstuk, anders dan met toepassing van artikel 96, wordt door de gemeente aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Daarbij wordt het bedrag of worden de bedragen genoemd waarvan, alsmede de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

  • 2 Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte.

  • 3 Artikel 120 is met betrekking tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders van overeenkomstige toepassing.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Verzoekschriften met betrekking tot verhaal in rechte ingevolge dit hoofdstuk, alsmede verzoeken tot wijziging van een rechterlijke verhaalsuitspraak, worden ingediend bij de rechtbank.

  • 3 De gemeente kan op grond van dit hoofdstuk in rechte optreden zonder procureur.

  • 4 De gemeente is geen vast recht en geen vergoeding voor de deurwaarder verschuldigd, met uitzondering van het uitbrengen van exploiten.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 100, tweede lid, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

  • 2 De termijn, bedoeld in het eerste lid, staat niet in de weg aan latere tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Deartikelen 14f, achtste en negende lid, 89 en 90 zijn met betrekking tot het verhaal van kosten van bijstand van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is.

Hoofdstuk VIII. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Naast de verplichtingen die ingevolge dit hoofdstuk in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door burgemeester en wethouders verbonden dienen te worden, kunnen burgemeester en wethouders vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 68a, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking of in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten verplichtingen als bedoeld in dit hoofdstuk niet op te leggen, dan wel van zodanige verplichtingen tijdelijk ontheffing te verlenen, in gevallen waarin daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat om redenen van medische of sociale aard, dan wel om redenen gelegen in de aard en het doel van de bijstand.

  • 2 Voor de ouder met een volledige verzorgende taak voor een of meer ten laste komende kinderen, dan wel pleegkinderen, jonger dan vijf jaar gelden niet de verplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid.

  • 3 Ten aanzien van een ouder met een gedeeltelijk verzorgende taak of gehuwden die de verzorgende taak bedoeld in het tweede lid gezamenlijk uitoefenen geldt dat de verplichtingen bedoeld in artikel 113, eerste lid aan die ouder onderscheidenlijk die ouders worden opgelegd met dien verstande dat deze onderscheidenlijk ieder van beiden voor de helft van de geldende volledige arbeidstijd per week beschikbaar moet zijn voor inschakeling in de arbeid.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud kan, onverminderd artikel 108a, slechts aan de bijstand worden verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

  • a. die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

  • b. de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121).

Artikel 108a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand verplichtingen verbinden die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien en zolang er, vanwege het bestaan of dreigen van schulden, gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende er aan meewerkt dat zij in diens naam noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verrichten.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders verbinden aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek als bedoeld in artikel 20 de verplichting dat de belanghebbende aan de vestiging van de hypotheek meewerkt. Indien de belanghebbende deze verplichting niet nakomt is de verleende bijstand terstond opeisbaar.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening, anders dan door vestiging van een hypotheek als bedoeld in het eerste lid, verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

Artikel 110a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders verbinden aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet.

§ 2. Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 111

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De bijstand is erop gericht de belanghebbende in staat te stellen zelfstandig in het bestaan te voorzien. Burgemeester en wethouders bevorderen dat de belanghebbende gebruik maakt van voorzieningen die bijdragen aan diens zelfstandige bestaansvoorziening. Zij dragen zorg voor voorlichting en bemiddeling die daartoe noodzakelijk zijn.

  • 2 Burgemeester en wethouders werken samen met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking bedoeld in het tweede lid.

Artikel 112

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders leggen aan de zelfstandige aan wie zij algemene bijstand of bijstand ter voorziening in bedrijfskapitaal verlenen met toepassing van artikel 8 de verplichtingen op die zij nodig achten voor een doelmatige bedrijfs- of beroepsuitoefening.

  • 2 De zelfstandige aan wie bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt verleend is verplicht naar behoren een administratie te voeren.

  • 3 Ten aanzien van de zelfstandige die zijn bedrijf of zelfstandig beroep gedurende ten minste een half jaar niet of nagenoeg niet uitoefent, is artikel 113 van toepassing.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De belanghebbende die voor de zelfstandige voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking is vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 68a, tweede lid, verplicht:

    • a. naar vermogen te trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • b. ervoor te zorgen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij de Centrale organisatie werk en inkomen en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • c. passende arbeid te aanvaarden;

    • d. na te laten hetgeen inschakeling in de arbeid belemmert;

    • e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht;

    • f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

  • 2 Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passende arbeid wordt aangemerkt arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 3 Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen bedoeld in het eerste lid voor ieder van hen.

  • 4 Onze Minister kan regels stellen aangaande het toepassen dan wel niet toepassen van een of meer verplichtingen genoemd in het eerste lid ten aanzien van een of meer categorieën belanghebbenden.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het begrip passende arbeid bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 114

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Voor de belanghebbende die een scholing of opleiding gaat volgen die noodzakelijk wordt geacht voor de inschakeling in de arbeid, gelden voor de duur van die scholing of opleiding niet de verplichtingen genoemd in artikel 113, eerste lid, onderdeel a en c.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot het aanmerken van scholing of opleidingen als noodzakelijk voor de inschakeling in de arbeid, die bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid in acht worden genomen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als noodzakelijke scholing of opleiding tevens aangemerkt de scholing en opleiding, waarvoor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van die wet dan wel op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden in aanmerking komt en die vooraf aan burgemeester en wethouders is gemeld.

Artikel 114a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders kunnen de belanghebbende die deelneemt aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet inschakeling werkzoekenden, ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onder a, voor ten hoogste de duur van die activiteiten.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de belanghebbende werkzaamheden zonder beloning gaat verrichten dient hij dit zo spoedig mogelijk te melden aan burgemeester en wethouders.

  • 3 De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

    • a. werkzaamheden, waartoe de belanghebbende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

    • b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

    • c. werkzaamheden, die de belanghebbende niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht.

Hoofdstuk IX. Uitvoering en toezicht

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 116

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De uitvoering van deze wet berust bij burgemeester en wethouders.

Artikel 117

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders voeren ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces een zodanige administratie dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging zijn gewaarborgd van:

    • a. de besluiten over aanvragen, onderzoeken, uitkeringen, vorderingen en verplichtingen en de hieruit voortvloeiende betalingen en ontvangsten;

    • b. de hierop betrekking hebbende bescheiden;

    • c. het onderzoek dat is verricht naar de juistheid en de volledigheid van de verstrekte gegevens en de overgelegde bescheiden.

  • 2 Onze Minister stelt, na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, regels aangaande de in het eerste lid bedoelde administratie.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het gemeentebestuur draagt zorg voor de totstandkoming van een plan en een beleidsverslag, als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet, gericht op:

    • a. de bevordering van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • b. de bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening door middel van inschakeling van arbeid in dienstbetrekking;

    • c. de uitbesteding van taken met betrekking tot de inschakeling in het arbeidsproces van bijstandsgerechtigden; en

    • d. de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de wet met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet.

  • 3 Het deel van het plan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevat ten minste een beschrijving van de wijze waarop burgemeester en wethouders:

  • 4 Het deel van het plan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bevat ten minste een beschrijving van de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de samenwerking als bedoeld in artikel 111, tweede lid, en de daarover gemaakte afspraken.

  • 5 Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden waaraan het plan en het beleidsverslag dienen te voldoen, indien daarmee tevens een gebruik ten behoeve van het toezicht wordt beoogd.

Artikel 119

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doeltreffende voorlichting in de gemeente aangaande de verlening van bijstand.

Artikel 120

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen slechts met toestemming van de gemeenteraad aan gemeenteambtenaren mandaat verlenen tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand. Burgemeester en wethouders geven daarbij algemene instructies.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde mandaat kan zich niet uitstrekken tot het beschikken op bezwaarschriften en tot het instellen van beroep.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van organen, ingesteld bij of krachtens de wet, ter behartiging van belangen waarbij meer dan een gemeente is betrokken en ten aanzien van de Centrale organisatie werk en inkomen.

§ 2. Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 121

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Ieder is verplicht desgevraagd en bevoegd uit eigen beweging aan burgemeester en wethouders kosteloos opgaven en inlichtingen te verstrekken omtrent feiten en omstandigheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet ten opzichte van een persoon te wiens behoeve bijstand is gevraagd of wordt verleend en die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of heeft gewerkt. De verplichting strekt zich mede uit tot de inkomsten van een persoon van wie kosten van bijstand ingevolge hoofdstuk VI worden of kunnen worden teruggevorderd of op wie kosten van bijstand ingevolge hoofdstuk VII worden of kunnen worden verhaald.

  • 2 De opgaven en inlichtingen moeten desgevraagd schriftelijk, of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een door burgemeester en wethouders schriftelijk te stellen termijn worden verstrekt.

Artikel 122

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De hieronder vermelde instanties zijn verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders of, indien burgemeester en wethouders op grond van artikel 120, derde lid, aan de Centrale organisatie werk en inkomen mandaat hebben verleend tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand, aan de Centrale organisatie werk en inkomen, kosteloos opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet:

  • 2 Het vragen door burgemeester en wethouders en het verstrekken door de in het eerste lid bedoelde instanties van de in het eerste lid bedoelde opgaven en inlichtingen geschiedt in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen door tussenkomst van het Inlichtingenbureau. Het Inlichtingenbureau voert ten behoeve van de verwerking van deze opgaven en inlichtingen een administratie.

  • 3 Griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak belast, zijn verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders of, indien burgemeester en wethouders op grond van artikel 120, derde lid, aan de Centrale organisatie werk en inkomen, mandaat hebben verleend tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand, aan de Centrale organisatie werk en inkomen, kosteloos alle gegevens en uittreksels of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 4 De in het eerste en het derde lid bedoelde verplichtingen strekken zich mede uit tot degene:

    • a. van wie kosten van bijstand worden of kunnen worden teruggevorderd ingevolge hoofdstuk VI of op wie deze worden of kunnen worden verhaald ingevolge hoofdstuk VII;

    • b. die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, of ten aanzien van wie dat redelijkerwijs kan worden vermoed, als degene:

      • 1°. te wiens behoeve bijstand is gevraagd of wordt verleend;

      • 2°. van wie kosten van bijstand worden of kunnen worden teruggevorderd ingevolge hoofdstuk VI of op wie deze worden of kunnen worden verhaald ingevolge hoofdstuk VII.

  • 5 De in het eerste en het derde lid bedoelde opgaven en inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk, of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, en zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na ontvangst van het verzoek hiertoe, verstrekt.

  • 6 De in het eerste lid, onderdeel a tot en met k, genoemde instanties treffen desgevraagd met burgemeester en wethouders en met het Inlichtingenbureau een regeling met betrekking tot de mededeling van wijzigingen in de eerder aan hen gevraagde opgaven en inlichtingen.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het tweede lid en de inhoud en vormgeving van de in het zesde lid bedoelde regelingen.

  • 8 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer van de in het eerste lid bedoelde instanties worden aangewezen die ten behoeve van aan burgemeester en wethouders te verstrekken opgaven en inlichtingen, de door het Inlichtingenbureau aan deze instanties verstrekte gegevens van aldaar op dat moment nog onbekende personen opslaan. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de eerste volzin wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald op welke wijze en gedurende welke termijn deze gegevens worden opgeslagen.

  • 9 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere instanties en personen dan genoemd in het eerste en het derde lid worden aangewezen voor wie de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, eveneens gelden, voorzover het betreft de verstrekking van nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen inlichtingen en opgaven met betrekking tot inkomen en vermogen.

  • 10 Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het negende lid kan tevens worden bepaald dat de daar bedoelde verplichting alleen geldt jegens ambtenaren met opsporingsbevoegdheid.

Artikel 123

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk is dan wel op grond van deze wet is voorgeschreven of toegestaan.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing indien:

    • a. enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht;

    • b. degene op wie de gegevens betrekking hebben schriftelijk heeft verklaard tegen de verstrekking van deze gegevens geen bezwaar te hebben;

    • c. de gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen.

  • 3 Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek kunnen desgevraagd gegevens aan derden worden verstrekt voor zover de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

  • 4 Degene die op grond van de artikelen 121 tot en met 125 gegevens verstrekt dient na te gaan of degene aan wie de gegevens worden verstrekt redelijkerwijs bevoegd is te achten om die gegevens te verkrijgen.

Artikel 124

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders zijn verplicht, indien zij bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgen van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een overheidsorgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel 125

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevensverstrekking vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor onevenredig wordt geschaad.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens dienen te worden verstrekt.

Artikel 126

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In de administratie van de gemeente en van het Inlichtingenbureau terzake van de uitvoering van deze wet wordt het sociaal-fiscaalnummer opgenomen waaronder een natuurlijk persoon is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst.

  • 2 Bij de verstrekking van gegevens door burgemeester en wethouders, het Inlichtingenbureau en de in artikel 122 en 125 genoemde organen en personen wordt, indien daartoe bevoegd, gebruik gemaakt van dit sociaal-fiscaalnummer.

Artikel 127

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Ten behoeve van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in de in artikel 117 bedoelde administratie kent Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister, aan de uitkeringsgerechtigden die niet reeds ten behoeve van de belastingheffing bij de rijksbelastingdienst zijn geregistreerd, een sociaal-fiscaalnummer toe.

§ 4. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 130

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Onze Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van deze wet.

  • 3 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie, bedoeld in artikel 117. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.

  • 5 Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens.

  • 6 Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 57, datum inwerkingtreding 19-02-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 07-03-2002.

Werkt niet terug ten aanzien van de gemeenten Bemmel, Bergen, Dalfsen, Denekamp, Echt-Susteren, Hardenberg, Hof van Twente, Hulst, Kesteren, Olst-Wijhe, Oss, Overbetuwe, Raalte, Rijssen, Sittard-Geleen, Sluis, Steenwijk, Terneuzen, Venlo, Zwartewaterland en Zwijndrecht.

1 Onze Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van deze wet.

2 Dit toezicht wordt onder gezag van Onze Minister uitgeoefend door de Inspectie Werk en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, onder leiding van het hoofd van die inspectie. De artikelen 37, 38, 42 en 44 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zijn van overeenkomstige toepassing.

3 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie, bedoeld in artikel 117. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.

4 Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder a, b en c, en 12, eerste lid, onder a, b en c van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.

5 Het verslag is voorzien van een verklaring van de accountant, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens.

6 Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 131

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.

§ 5. Beleidsinformatie

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 132

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders verstrekken desgevraagd aan Onze Minister kosteloos de inlichtingen die hij voor de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen.

Artikel 133

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders zijn verplicht ten behoeve van de statistiek gegevens inzake de uitvoering van deze wet te verzamelen en kosteloos te verstrekken volgens door Onze Minister te stellen regels.

Hoofdstuk XI. Rechtsbescherming

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 138

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.

Artikel 139a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en de daarop berustende bepalingen.

  • 2 Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.

Artikel 140

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In geval burgemeester en wethouders geen of ontoereikend toepassing hebben gegeven aan artikel 74 kan de voorzitter van gedeputeerde staten, indien naar zijn oordeel de noodzaak tot onverwijlde bijstand aanwezig is, op verzoek van de belanghebbende besluiten dat burgemeester en wethouders algemene bijstand verlenen.

  • 2 De beslissing van de voorzitter van gedeputeerde staten vervalt, zodra de beslissing van burgemeester en wethouders inzake de verlening van algemene bijstand onherroepelijk is geworden dan wel de rechtbank op het beroep heeft beslist. De beslissing vervalt eveneens met ingang van de datum waarop een door de voorzieningenrechter van de rechtbank getroffen voorlopige voorziening in werking treedt.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt bij wijze van voorschot verleend met inachtneming van artikel 25.

Artikel 140a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de boete is vastgesteld ook ten nadele van de belanghebbende wijzigen.

Hoofdstuk XII. Strafbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 141

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Degene die niet voldoet aan de verplichting omschreven in artikel 101 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2 Het in het eerste lid omschreven feit is een overtreding.

Artikel 142a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Hoofdstuk XIII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 144a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij zeer dringende redenen van tijdelijke aard kan aan de zelfstandige, die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente is ingeschreven en die zich uit hoofde van zijn bedrijf of beroep tijdelijk in het buitenland bevindt, door Onze Minister bijstand worden verleend volgens door hem te stellen regels.

  • 2 Hoofdstuk VI, paragraaf 2, en hoofdstuk VII zijn van toepassing op terugvordering en verhaal van kosten van bijstand die door Onze Minister is verleend, met dien verstande dat het Rijk in plaats van de gemeente treedt.

Artikel 145

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In het belang van een goede uitvoering van het bij deze wet bepaalde kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

  • 2 Onze Minister kan, wanneer hij overweegt een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur te doen en naar zijn oordeel een gewichtige reden een onmiddellijke voorziening eist, overeenkomstig de in overweging zijnde maatregel regels stellen.

  • 3 De regeling bedoeld in het tweede lid blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt, doch uiterlijk tot 12 maanden na de dag van inwerkingtreding.

Artikel 146

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen 4 jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na 4 jaar, aan de Staten Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet of onderdelen daarvan in de praktijk.

Artikel 147

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Artikel 144 vervalt 4 jaar na de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan de in het eerste lid genoemde periode eenmaal worden verlengd met ten hoogste 2 jaar.

Artikel 148

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 149

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Deze wet kan worden aangehaald als: Algemene bijstandswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 april 1995

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de dertiende april 1995

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal

Inhoudsopgave

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

HOOFDSTUK I.

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK II.

HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De kring van rechthebbenden

§ 2.

Personen aan wie bijstand kan worden verleend

§ 3.

Afstemming van de bijstand

§ 4.

Niet noodzakelijke kosten

§ 5.

Verhouding tot voorliggende voorzieningen

HOOFDSTUK III.

DE VORM VAN DE BIJSTAND

HOOFDSTUK IV.

DE HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Afdeling 1.

Algemene bijstand

§ 1.

Algemeen

§ 2.

De bijstandsnorm

§ 3.

Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Afdeling 2.

Bijzondere bijstand

Afdeling 3.

De middelen

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Het inkomen

§ 3.

Het vermogen

Afdeling 4.

Aanpassing van bedragen

HOOFDSTUK V.

HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

§ 2.

Inlichtingenverplichting en onderzoek

§ 3.

De aanvraag

§ 4.

Opschorting van de bijstand

§ 5.

Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

§ 6.

Overige bepalingen

HOOFDSTUK VI.

DE BETALING VAN DE BIJSTAND

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Terugvordering

HOOFDSTUK VII.

VERHAAL

HOOFDSTUK VIII.

AAN DE BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

HOOFDSTUK IX.

UITVOERING, ADVISERING EN TOEZICHT

§ 1.

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

§ 2.

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

§ 3.

Adviesorganen

§ 4.

Toezicht

§ 5.

Beleidsinformatie

HOOFDSTUK X.

FINANCIERING

HOOFDSTUK XI.

RECHTSBESCHERMING

HOOFDSTUK XII.

STRAFBEPALINGEN

HOOFDSTUK XIII.

SLOTBEPALINGEN