Algemene bijstandswet

[Regeling vervallen per 01-07-2011.]
Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 30-06-2011

Wet van 12 april 1995, houdende herinrichting van de Algemene Bijstandswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1973, 395) en de daarop berustende nadere regels en daartoe een nieuwe Algemene bijstandswet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk II. Het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 3. Afstemming van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de belanghebbende blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid in dienstbetrekking, de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, niet binnen de door burgemeester en wethouders daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen, dan wel een verplichting als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onderdeel b, artikel 65, tweede of derde lid, artikel 70, vierde lid, of een op grond van hoofdstuk VIII aan de bijstand verbonden verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, weigeren burgemeester en wethouders de bijstand tijdelijk geheel of gedeeltelijk.

  • 2 Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.

§ 3a. Administratieve boeten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 14a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de belanghebbende de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen, leggen burgemeester en wethouders hem een boete op van ten hoogste € 2 269.

  • 2 De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een boete.

  • 5 Degene aan wie een boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

  • 6 Voor zover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels gesteld.

Artikel 14b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien burgemeester en wethouders jegens de belanghebbende een handeling verrichten waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

  • 2 Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de belanghebbende een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de belanghebbende onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Op verzoek van de belanghebbende die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belanghebbende worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 4 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de belanghebbende in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 5 Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, dragen burgemeester en wethouders er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 14c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit waarbij de boete wordt opgelegd vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig artikel 14f zal worden tenuitvoergelegd.

  • 2 Op verzoek van de belanghebbende die het in het eerste lid bedoelde besluit wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in dat besluit vermelde informatie aan de belanghebbende wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 14d

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie.

  • 2 De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien ter zake van de gedraging tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3 Het openbaar ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mededeling aan burgemeester en wethouders.

Artikel 14e

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt opgelegd binnen een jaar nadat burgemeester en wethouders de belanghebbende overeenkomstig artikel 14b, vierde lid, in de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het openbaar ministerie aan burgemeester en wethouders heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

  • 2 Een boete wordt in elk geval niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 14f

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 3 Indien degene aan wie een boete is opgelegd inmiddels bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede lid ontvangt van een andere gemeente dan de gemeente die de boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd.

  • 5 Indien degene aan wie een boete is opgelegd geen bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede of vierde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde en vierde lid niet mogelijk is, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn kosten betekend en tenuitvoergelegd.

  • 6 De tenuitvoerlegging van een besluit waarbij een boete is opgelegd vindt plaats met toepassing van het tweede, derde of vierde lid, dan wel van het vijfde lid, dan wel van het tweede, derde of vierde lid in combinatie met het vijfde lid.

  • 7 Bij gebreke van tijdige betaling wordt de verschuldigde boete verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

  • 11 Het tiende lid geldt niet zolang de belanghebbende zijn verplichting bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, niet of niet behoorlijk nakomt.

Hoofdstuk III. De vorm van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk IV. De hoogte van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Afdeling 1. Algemene bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Afdeling 3. De middelen

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk V. Het geldend maken van het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 2. Inlichtingenverplichting en onderzoek

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders bepalen welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

  • 2 Burgemeester en wethouders onderzoeken de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens en stellen zonodig een onderzoek in naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft besluiten burgemeester en wethouders tot herziening van de bijstand.

  • 3 Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig een heronderzoek naar de voor het recht op bijstand van belang zijnde gegevens. Het heronderzoek strekt zich mede uit tot de naleving van de aan de bijstand verbonden verplichtingen. Burgemeester en wethouders beoordelen tevens of er aanleiding bestaat de verplichtingen aan te vullen dan wel te wijzigen.

  • 4 Het in het derde en vierde lid bedoelde onderzoek omvat, tenzij op grond van artikel 107 ontheffing is verleend van de verplichtingen gericht op inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking, mede een onderzoek naar de mogelijkheden van de belanghebbende om door arbeid zelfstandig in het bestaan te voorzien alsmede de wijze waarop deze mogelijkheden kunnen worden vergroot.

  • 5 Bij beëindiging van de bijstand nemen burgemeester en wethouders, na onderzoek, tijdig een besluit met betrekking tot de wederzijds tussen de gemeente en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afwikkeling daarvan.

  • 6 Burgemeester en wethouders onderzoeken regelmatig de financiële omstandigheden van degene aan wie zij betalings- en aflossingsverplichtingen hebben opgelegd met betrekking tot de verleende algemene bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, besluiten burgemeester en wethouders tot wijziging van de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen.

Hoofdstuk VI. De betaling van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

§ 2. Terugvordering

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VII. Verhaal

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VIII. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

[Vervallen per 01-02-2005]

Hoofdstuk IX. Uitvoering en toezicht

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk XII. Strafbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 142a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 april 1995

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de dertiende april 1995

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal

Inhoudsopgave

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

HOOFDSTUK I.

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK II.

HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De kring van rechthebbenden

§ 2.

Personen aan wie bijstand kan worden verleend

§ 3.

Afstemming van de bijstand

§ 4.

Niet noodzakelijke kosten

§ 5.

Verhouding tot voorliggende voorzieningen

HOOFDSTUK III.

DE VORM VAN DE BIJSTAND

HOOFDSTUK IV.

DE HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Afdeling 1.

Algemene bijstand

§ 1.

Algemeen

§ 2.

De bijstandsnorm

§ 3.

Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Afdeling 2.

Bijzondere bijstand

Afdeling 3.

De middelen

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Het inkomen

§ 3.

Het vermogen

Afdeling 4.

Aanpassing van bedragen

HOOFDSTUK V.

HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

§ 2.

Inlichtingenverplichting en onderzoek

§ 3.

De aanvraag

§ 4.

Opschorting van de bijstand

§ 5.

Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

§ 6.

Overige bepalingen

HOOFDSTUK VI.

DE BETALING VAN DE BIJSTAND

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Terugvordering

HOOFDSTUK VII.

VERHAAL

HOOFDSTUK VIII.

AAN DE BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

HOOFDSTUK IX.

UITVOERING, ADVISERING EN TOEZICHT

§ 1.

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

§ 2.

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

§ 3.

Adviesorganen

§ 4.

Toezicht

§ 5.

Beleidsinformatie

HOOFDSTUK X.

FINANCIERING

HOOFDSTUK XI.

RECHTSBESCHERMING

HOOFDSTUK XII.

STRAFBEPALINGEN

HOOFDSTUK XIII.

SLOTBEPALINGEN